ECLI:NL:GHAMS:2023:3470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
23-004710-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen gewapende overval in Zaandam met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor zijn rol in een gewapende woningoverval die plaatsvond in de nacht van 16 op 17 juli 2018 in Zaandam. Tijdens de overval, uitgevoerd door drie mannen in politie-uniformen, werden de bewoners bedreigd met vuurwapens en werd er geweld gebruikt. De verdachte was niet fysiek aanwezig in de woning, maar zijn bijdrage aan de overval was van zodanig gewicht dat het hof oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij materiële en immateriële schadevergoeding is toegewezen. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004710-19
datum uitspraak: 20 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-049223-19 tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2021, 30 maart 2023, 22 november 2023 en 20 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het Openbaar Ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Zaandam (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) (in een woning gelegen aan [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of een geldbedrag (ter hoogte van 20.000 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
  • gekleed in (een) politie-uniform(en) naar die woning is/zijn toegegaan en/of
  • na aanbellen en/of aankloppen die woning heeft/hebben betreden en/of
  • [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) diens armen met handboeien heeft/hebben vastgebonden en/of
  • een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, in ieder geval op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
  • een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, in ieder geval op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
  • (meermalen) dreigend tegen voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd ‘Where is the money’, ‘Waar is het geld’, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot enigszins andere beslissingen komt.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden conform de beslissing van de rechtbank.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en heeft daartoe, kort gezegd, het volgende aangevoerd. Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van wettig en overtuigd bewijs voor deelname van de verdachte als pleger aan de woningoverval. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat – indien het hof tot het oordeel komt dat de verdachte wel enige betrokkenheid heeft gehad bij de woningoverval – zijn bijdrage niet van zodanig gewicht is geweest dat gesproken kan worden van medeplegen.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast en overweegt als volgt.
In de nacht van 16 op 17 juli 2018 omstreeks 02.00 uur vond een gewapende overval plaats in een woning gelegen aan [adres 2] te Zaandam . In deze woning waren ten tijde van de overval vier bewoners aanwezig: aangeefster [slachtoffer 1] , haar man [slachtoffer 2] en haar twee dochters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . De overval werd gepleegd door drie mannen, waarvan twee gekleed in een politie-uniform. Zij belden aan en zeiden dat ze van de politie waren. De overvallers kwamen de woning binnen en hebben [slachtoffer 2] direct vastgepakt en zijn handen met handboeien op zijn rug vastgebonden. Zij hebben vervolgens een vuurwapen (of een daarop lijkend voorwerp) op zijn hoofd gericht en riepen “Waar is het geld” en “Where is the money”. In de slaapkamer kreeg [slachtoffer 1] ook een soortgelijk wapen op haar hoofd gericht. De daders doorzochten de gehele woning op geld en sieraden. Vervolgens hebben zij de woning verlaten, dat was omstreeks 2.15 uur. Eén van de overvallers vertrok als eerste met de buit en kort daarna vertrokken de andere twee ook. Omstreeks 02.50 uur werd medeverdachte [medeverdachte] aangehouden, omdat hij voldeed aan het opgegeven signalement van één van de daders van de woningoverval. [medeverdachte] is inmiddels onherroepelijk veroordeeld als één van de overvallers die in de woning is geweest en de buit heeft meegenomen.
[medeverdachte] is op 24 september 2021 als getuige door de raadsheer-commissaris gehoord en daaruit volgt onder andere het volgende. [medeverdachte] heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de overval op 17 juli 2018 in de woning aan [adres 2] in Zaandam . Hij is in de woning geweest en zijn rol was om een in de woning klaargezette tas met gestolen spullen mee te nemen. De ‘ [Verdachte] ’ die hij kent, kent hij uit Amsterdam, onder de naam [Verdachte] . Hij gaat ervan uit dat deze [Verdachte] wist van de overval. Via [Verdachte] heeft hij contact gekregen met een persoon in Amsterdam-Noord en met de andere overvallers. Voornoemde persoon heeft hem de avond voor de overval [het hof begrijpt: de avond van 16 juli 2018] in Amsterdam-Noord verteld wat er moest gebeuren. Er is toen ook over politiepakken gesproken. Alles ging via [Verdachte] . [Verdachte] was ook in Zaandam toen de overval plaatsvond, maar niet in de woning. Wel heeft [medeverdachte] [Verdachte] toen gezien in de straat van de overvallen woning. Als [medeverdachte] wordt gevraagd waarom er zoveel contact tussen zijn telefoon en die van
[Verdachte]was ‘op de avond van 16 juli 2018 vanaf 22.22 uur tot 17 juli 2018 om 2.30 uur’, antwoordt hij dat het zou kunnen dat dit contact betrekking had op de overval.
Anders dan de verdediging acht het hof deze verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, nu deze verklaring op essentiële onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Deze steun kan onder meer worden gevonden in de verklaring van de verdachte zelf. Hij heeft op zitting in hoger beroep verklaard dat hij in de desbetreffende nacht en ten tijde van het tenlastegelegde in de buurt van de plaats delict is geweest. Zijn aanwezigheid nabij de plaats delict vindt overigens ook bevestiging in de camerabeelden. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij [medeverdachte] kent. In de contactenlijst van de telefoon van [medeverdachte] staat het telefoonnummer van de verdachte genoteerd onder de naam ‘ [Verdachte] ’. De telecomgegevens bieden eveneens steun voor de verklaring van [medeverdachte] . Daaruit volgt dat [medeverdachte] en de verdachte die nacht zeer intensief telefonisch/SMS contact met elkaar hebben gehad tot kort voor het moment waarop [medeverdachte] is aangehouden, te weten minstens twintig keer tussen 16 juli 2018 om 22.22 uur en 17 juli 2018 om 02.48 uur. Verder ziet het hof steun voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte] in de omstandigheid dat zowel (de telefoon van) [medeverdachte] als (de telefoon van [Verdachte] ) in de nacht van 16/17 juli 2018 in min of meer hetzelfde tijdsbestek een reisbeweging maakt vanuit Amsterdam-Noord naar Zaandam . Het hof gaat daarom uit van de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaring van [medeverdachte] en concludeert – gelet op het voorgaande – voorts dat de [Verdachte] die [medeverdachte] kent als [Verdachte] , de verdachte betreft.
Op grond van onder meer deze verklaring van [medeverdachte] gaat het hof er, net zoals de verdediging, van uit dat de verdachte geen pleger van de woningoverval is geweest, in die zin dat hij één van de overvallers in de woning is geweest.
De vraag is vervolgens of de verdachte als medepleger van de woningoverval kan worden beschouwd. Daarvoor moet vaststaan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdachte is laat in de nacht van 16 op 17 juli 2018 vanuit Amsterdam-Noord – waar hij destijds verbleef – naar Zaandam gegaan, was ten tijde van de overval in de zeer directe omgeving van de woning, en is vrij kort na de overval, in het holst van de nacht, weer richting Amsterdam vertrokken. (De telefoon van) [medeverdachte] is vanuit Amsterdam-Noord naar Zaandam vertrokken in min of meer in het zelfde tijdsbestek waarin [Verdachte] die route heeft afgelegd. Zoals hiervoor is overwogen heeft de verdachte voorafgaand aan, en (direct) na de overval intensief telefonisch/SMS contact gehad met [medeverdachte] , één van de drie overvallers, waarbij het hof het in het bijzonder van belang acht dat [medeverdachte] om 2.15 uur, direct na de overval, als eerste de verdachte heeft gebeld, die op dat moment nog in Zaandam was. Na dit contact hebben de verdachte en [medeverdachte] veelvuldig contact totdat [medeverdachte] omstreeks 2.50 uur is aangehouden. Het laatste uitgaande contact tussen de telefoon van de verdachte en de telefoon van [medeverdachte] is om 2.48 uur. Daarna is het gebruik van de telefoon van de verdachte helemaal gestopt. Zowel voor als direct na de overval is er dus intensief contact tussen [Verdachte] en [medeverdachte] waarbij [medeverdachte] na de overval (behoudens kort contact met zijn vriendin) alleen met [Verdachte] contact heeft, terwijl [Verdachte] in die periode ook contact heeft met andere personen die mogelijk op enigerlei wijze bij de overval betrokken waren en ten tijde van de overval in de buurt van de plaats delict waren. Deze gegevens passen aldus bij de verklaring van [medeverdachte] dat ‘alles’ via [Verdachte] ging en voorts dat hij in Amsterdam-Noord te horen heeft gekregen wat zijn rol was. Bovendien heeft [Verdachte] de jammer geleverd die bij de overval is gebruikt. Ook dat wijst op een belangrijke materiële en intellectuele bijdrage van de verdachte. Hij was voorafgaand, tijdens en na de overval daarbij nauw betrokken.
Het hof is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte niet alleen wetenschap heeft gehad van de woningoverval, maar zelfs een centrale rol heeft gespeeld bij de planning en organisatie daarvan en bij het bijeenbrengen van de betrokkenen en het bij de overval benodigde materiaal (de jammer). Naar het oordeel van het hof is de bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van zodanig gewicht dat sprake is van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Het hof gaat daarmee voorbij aan de verklaring van de verdachte dat hij enkel een jammer tegen betaling had geleverd en hij geen wetenschap had van de overval. Deze verklaring vindt het hof ongeloofwaardig.
Het hof acht daarmee de ten laste gelegde diefstal met geweld en in vereniging gepleegd bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2018 te Zaandam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres 2] , tezamen en in vereniging met anderen, sieraden en een geldbedrag (ter grootte van 20.000 euro), toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
  • gekleed in politie-uniformen naar die woning zijn toegegaan en
  • na aanbellen en aankloppen die woning hebben betreden en
  • [slachtoffer 2] hebben vastgepakt en vervolgens zijn armen met handboeien hebben vastgebonden en
  • een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gericht en
  • een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gericht en
  • dreigend hebben gezegd en/of geschreeuwd ‘Where is the money’, ‘Waar is het geld’.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 2 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ouderdom van het feit. Daarnaast heeft hij verzocht om geen gevangenisstraf op te leggen hoger dan 4 jaren zodat oplegging van een deels voorwaardelijke straf mogelijk is en de verdachte verder begeleid kan worden in een forensisch kader.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval. De overvallers, waarvan twee gekleed in politie-uniformen, hebben in het holst van de nacht aangebeld bij de slachtoffers en zijn op deze geraffineerde wijze de woning binnengedrongen. Zij hebben vervolgens geweld gepleegd en gedreigd met geweld door vuurwapens (dan wel voorwerpen die daarop lijken) op de hoofden van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten en door [slachtoffer 2] vast te pakken en zijn handen met handboeien op zijn rug vast te binden. In de woning waren ook twee kinderen aanwezig, van wie de jongste zeven jaar oud was. De daders zijn ook de slaapkamers van de kinderen binnengegaan, waarbij de oudste dochter van de aangeefster tegen de muur is gevlogen doordat de overvallers heel hard haar kamerdeur openduwden. De verdachte en de mededaders hebben uitgebreide voorbereidingen getroffen zoals blijkt uit het gebruik van vuurwapens (of daarop lijkende voorwerpen), handboeien, politie-uniformen en een jammer. Het betrof een goed georganiseerde en zeer berekenende werkwijze. De verdachte heeft een substantiële bijdrage geleverd aan het plegen van het misdrijf doordat hij een actieve en prominente rol heeft vervuld in de planning en organisatie van de overval, het bijeenbrengen van de betrokkenen en het leveren van de jammer.
Het betreft een zeer ernstig feit waarbij een zeer grote inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De verdachte en zijn mededaders hebben de bewoners midden in de nacht overvallen in hun eigen woning; bij uitstek een plaats waar de bewoners zich veilig zouden moeten voelen. Een overval in een woning veroorzaakt sterke gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Ervaring leert dat slachtoffers van dit soort gewelddadige delicten nog lange tijd de nadelige (psychische) gevolgen hiervan ondervinden. Dat dit ook het geval is bij de slachtoffers in deze zaak blijkt uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen en uit de slachtofferverklaring die namens het hele gezin is opgesteld. De twee kinderen die in de woning aanwezig hebben naar aanleiding van de overval traumabehandeling moeten ondergaan. De verdachte en zijn mededaders hebben bij hun handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met deze zeer ingrijpende gevolgen voor de slachtoffers, zij hebben kennelijk slechts uit financieel gewin gehandeld.
Uit het strafblad van de verdachte van 2 november 2023 volgt dat hij eerder ter zake van (soortgelijke) misdrijven onherroepelijk veroordeeld is tot forse gevangenisstraffen. Hieruit heeft hij kennelijk onvoldoende lering getrokken, hetgeen in zijn nadeel meeweegt.
Het hof heeft ook acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals volgt uit het reclasseringsadvies van 17 oktober 2023 en de toelichtingen van de verdachte en zijn raadsman op zittingen in hoger beroep. De verdachte heeft een zeer kwetsbare gezondheid wegens ernstig nierfalen, waarvoor hij drie keer per week een dialyse krijgt in het ziekenhuis. In de overige persoonlijke omstandigheden is volgens de reclassering vanaf de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling zichtbaar. De verdachte stelt zich begeleidbaar op bij zowel de reclassering als bij het begeleid wonen en lijkt, in tegenstelling tot het verleden, open te staan voor hulpverlening. De reclassering schat het recidiverisico inmiddels in op laag.
Mede gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, acht het hof een straf zoals opgelegd door de rechtbank in beginsel gerechtvaardigd. Deze straf sluit aan bij de aard en de ernst van het door de verdachte gepleegde feit en zou hierop – vanuit het oogpunt van vergelding – een passende reactie vormen. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder zijn inmiddels zeer ernstige medische situatie, en de ouderdom van het feit – mede in het licht bezien van de duur van het reeds ondergane voorarrest – zwaarwegende redenen om de verdachte geen straf op te leggen die ertoe leidt dat hij opnieuw vast komt te zitten. De verdachte heeft 41 maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de door de rechtbank opgelegde straf in de praktijk zou hebben betekend dat de verdachte 44 maanden in detentie zou hebben moeten doorbrengen en daarna, gezien eerdergenoemd positieve reclasseringsadvies en zijn medische situatie, waarschijnlijk voorwaardelijk in vrijheid zou zijn gesteld. Het hof ziet wel grond om naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf – vanuit het oogpunt van speciale preventie – ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van drie jaren, waarmee wordt beoogd te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst schuldig maakt aan strafbare feiten. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering, zodat de verdachte de recente positieve ontwikkeling kan doorzetten, terwijl hij ook de noodzakelijk medische behandeling kan ondergaan.
Alles overziend en afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest en na te melden bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 31.750,00, bestaande uit € 29.250,00 aan materiële schade (contant geld en sieraden) en € 2.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00 voor de immateriële schade. Ten aanzien van de materiële schade is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 22.500,00 euro, bestaande uit € 20.000,00 aan materiële schade (contant geld) en € 2.500,00 aan immateriële schade.
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij – gelet op de bepleite vrijspraak – niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman de vordering voor de materiële schade betwist en heeft hij verzocht om dat deel wegens het ontbreken van een onderbouwing niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft zich ten aanzien van de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Het hof is van oordeel dat ten aanzien het weggenomen geldbedrag voldoende aannemelijk is dat een bedrag aan € 20.000,00 uit de woning is meegenomen. Het hof heeft hierbij in het bijzonder acht geslagen op de aangifte van [slachtoffer 1] van 17 juli 2018, de aanvulling van de aangifte door [slachtoffer 1] op 21 juli 2018, waarin het bedrag € 20.000,00 is opgegeven en is gespecificeerd dat het geld zat in een enveloppe van [bedrijf] – het restaurant van de benadeelde – , en de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] bij de raadsheer-commissaris op 24 september 2021. [medeverdachte] heeft in dit verhoor verklaard dat hij heeft gezien dat er een tas met daarin geld was klaargezet en dat hij die tas uit de woning heeft meegenomen.
Ten aanzien van de sieraden is het hof van oordeel dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat sieraden uit de woning zijn meegenomen. Deze gestelde schade is door de verdediging niet gemotiveerd betwist. De begroting van de omvang van de materiële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van dit gedeelte van de gevorderde materiële schade begroten op € 2.500,00.
De verdachte is tot vergoeding van de geleden materiële schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 22.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende incident tot de dag van de voldoening. Voor het overige is de verdachte niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor dat deel zal worden afgewezen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van het hof is voorts voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade – in de vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ – heeft geleden. Het hof komt tot dat oordeel reeds omdat de aard en ernst van de normschending (een gewapende woningoverval gedurende de nacht) meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 2.500,00. Het hof heeft hierbij gelet op de aard en de ernst van het handelen van de verdachte, de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de ingrijpende gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zoals omschreven in het schadevergoedingsformulier en in de gezamenlijke schriftelijke verklaring. Daarnaast heeft het hof gelet op de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, tot de dag van de voldoening.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade – in de vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ – heeft geleden. Het hof komt tot dat oordeel reeds omdat de aard en ernst van de normschending (een gewapende woningoverval gedurende de nacht) meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 2.500,00. Het hof heeft hierbij gelet op de aard en de ernst van het handelen van de verdachte, de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zoals omschreven in het schadevergoedingsformulier en in de gezamenlijke schriftelijke verklaring. Daarnaast heeft het hof gelet op de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, tot de dag van de voldoening.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade – in de vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ – heeft geleden. Het hof komt tot dat oordeel reeds omdat de aard en ernst van de normschending (een gewapende woningoverval gedurende de nacht) meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 2.500,00. Het hof heeft hierbij gelet op de aard en de ernst van het handelen van de verdachte, de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zoals omschreven in de het schadevergoedingsformulier en in de gezamenlijke schriftelijke verklaring en de omstandigheid dat zij zich onder psychische behandeling heeft moeten stellen. Daarnaast heeft het hof gelet op de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, tot de dag van de voldoening
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade – in de vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ – heeft geleden. Het hof komt tot dat oordeel reeds omdat de aard en ernst van de normschending (een gewapende woningoverval gedurende de nacht) meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 2.500,00. Het hof heeft hierbij gelet op de ingrijpende aard en ernst van het handelen van de verdachte, de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij, de gevolgen voor de benadeelde partij zoals omschreven in de het schadevergoedingsformulier en in de gezamenlijke schriftelijke verklaring en de omstandigheid dat zij zich onder psychische behandeling heeft moeten stellen. Daarnaast heeft het hof gelet op de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, tot de dag van de voldoening.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering op de [adres 3]. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht.
- zal verblijven bij [instelling] of een andere instelling voor beschermend wonen of maatschappelijk opvang, te bepalen door de reclassering, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) bestaande uit
€ 22.500,00 (tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) bestaande uit € 22.500,00 (tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 160 (honderdzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 17 juli 2018.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 17 juli 2018.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 17 juli 2018.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 17 juli 2018.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. R. Kuiper en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 december 2023.
=========================================================================
[…]