In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen twee gewezen echtelieden. De vrouw, appellante, vordert betaling van achterstallig salaris en vakantietoeslag, terwijl de man, geïntimeerde, betwist dat er een arbeidsovereenkomst is gesloten. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat de vereiste gezagsverhouding ontbreekt. De vorderingen van de vrouw worden afgewezen. De zaak is in hoger beroep gekomen na een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, die ook al had geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst was. Het hof heeft de grieven van de vrouw in principaal appel verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, gezien de omstandigheden dat de partijen ex-echtgenoten zijn. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 3 november 2023 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De uitspraak is gedaan op 19 december 2023.