Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
appellante,
1.Het procesverloop
€ 21.077,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde]
- onbetaalde facturen ter hoogte van € 18.353,-- inclusief BTW;
- onderhanden, nog niet gefactureerd werk € 1.432,60,-- inclusief BTW;
- buitengerechtelijke incassokosten € 958,53;
- wettelijke handelsrente tot en met 1 maart 2023 € 333,36;
2.Feiten
“Hartelijk dank voor uw opdracht en het in ons kantoor gestelde vertrouwen. (…)Bijgaand zend ik uw alvast de algemene voorwaarden van ons kantoor die op onze dienstverlening van toepassing zijn (…).”
“A. [geïntimeerde] , [naam 1] en [naam 2] zijn in 2021 een samenwerking gestart met betrekking tot exploitatie van een horeca- en Bed & Breakfast onderneming (…);(…)F. Tussen partijen is een verschil van mening gerezen over hun samenwerking.(…)J. Partijen zijn met elkaar in gesprek gegaan over een minnelijke regeling voor hun geschil en hebben daarover overeenstemming bereikt (…).”
- factuur met nummer 202281249 van 30 november 2022 ten bedrage van € 6.316,20,-- inclusief BTW;
- factuur met nummer 202281410 van 31 december 2022 ten bedrage van € 12.037,13 inclusief BTW.
3.Beoordeling
€ 1.432,60 inclusief BTW. Hoewel gesteld noch gebleken is dat deze factuur daadwerkelijk is verzonden aan [geïntimeerde] , volgt de verschuldigdheid van dit bedrag uit de overeenkomst tussen partijen, en ligt in de stellingen van Oomen & Sweep besloten dat het verzuim ook zonder ingebrekestelling is ingetreden nu de eerdere facturen ondanks aanmaning niet zijn voldaan.