ECLI:NL:GHAMS:2023:3442

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.327.251/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betaling advocaten declaraties en informatieplichten in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vorderingen van de maatschap Oomen & Sweep Advocaten tegen een niet verschenen geïntimeerde. De kantonrechter had eerder de vorderingen van Oomen & Sweep afgewezen, omdat hij oordeelde dat er geen sprake was van een handelsovereenkomst, maar van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Dit zou betekenen dat Oomen & Sweep niet had voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten.

Oomen & Sweep heeft in hoger beroep aangevoerd dat de overeenkomst met de geïntimeerde betrekking had op bedrijfsmatige activiteiten en dat de artikelen 6:230 afdeling 2B BW niet van toepassing waren. Het hof heeft vastgesteld dat de juridische bijstand die Oomen & Sweep aan de geïntimeerde heeft verleend, inderdaad betrekking had op een bedrijfsmatig geschil. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had aangenomen dat er geen sprake was van een handelsovereenkomst en dat de vorderingen van Oomen & Sweep alsnog toegewezen moesten worden.

Het hof heeft de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.077,82, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De beslissing van het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en bevestigt de rechtmatigheid van de vorderingen van Oomen & Sweep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.327.251/01
zaaknummer rechtbank : 10395281/ CV EXPL 23-1515
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 december 2023
inzake
de maatschap OOMEN & SWEEP ADVOCATEN,gevestigd te Haarlem ,
appellante,
advocaat: mr. I.N.A. Denninger te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het procesverloop

Partijen worden hierna in enkelvoud aangeduid als Oomen & Sweep en [geïntimeerde] .
Oomen & Sweep is bij dagvaarding van 9 mei 2023, met een productie, in hoger beroep gekomen van het verstekvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland locatie Haarlem van 5 april 2023, gewezen tussen Oomen & Sweep als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis). De dagvaarding bevat de grieven.
Ter rolle van 23 mei 2023 is tegen [geïntimeerde] verstek verleend.
Oomen & Sweep heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Oomen & Sweep zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met nakosten.
Oomen & Sweep heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] zou veroordelen tot betaling van
€ 21.077,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde]
[geïntimeerde] in de proceskosten vermeerderd met rente.
Het bedrag van € 21.077,82 is opgebouwd uit:
- onbetaalde facturen ter hoogte van € 18.353,-- inclusief BTW;
- onderhanden, nog niet gefactureerd werk € 1.432,60,-- inclusief BTW;
- buitengerechtelijke incassokosten € 958,53;
- wettelijke handelsrente tot en met 1 maart 2023 € 333,36;
De kantonrechter heeft bij verstek de vorderingen van Oomen & Sweep afgewezen omdat – samengevat – geen sprake was van een handelsovereenkomst, maar van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij Oomen & Sweep niet voldaan zou hebben aan de op haar rustende wettelijke (pre)contractuele informatieplichten.
Tegen dit vonnis komt Oomen & Sweep op met één grief.

2.Feiten

Het hof neemt als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, de volgende feiten als vaststaand aan.
2.1.
[geïntimeerde] was een samenwerking aangegaan met mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] , ter zake van de exploitatie van een horecagelegenheid en Bed & Breakfast. Deze samenwerking is stuk gelopen en hieruit is een geschil ontstaan tussen [geïntimeerde] enerzijds en [naam 1] en/of [naam 2] anderzijds.
2.2.
Oomen & Sweep heeft als advocaat juridische bijstand verleend aan [geïntimeerde] .
2.3.
Op 22 augustus 2022 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van Oomen & Sweep Advocaten. Daarbij heeft [geïntimeerde] het geschil met zijn samenwerkingspartners toegelicht. Oomen & Sweep heeft haar uurtarief van € 290,-- exclusief BTW genoemd en aangegeven dat zij haar algemene voorwaarden nog zou toezenden. Ten aanzien van de te verwachten kosten van de dienstverlening is besproken dat de totale kosten nog niet goed waren in te schatten omdat (de omvang van) de te verrichten werkzaamheden nog niet helder (was/)waren.
2.4.
Op 23 augustus 2023 heeft Oomen & Sweep een opdrachtbevestiging gezonden aan [geïntimeerde] met daarbij de Algemene Voorwaarden. In deze opdrachtbevestiging is vermeld:
“Hartelijk dank voor uw opdracht en het in ons kantoor gestelde vertrouwen. (…)Bijgaand zend ik uw alvast de algemene voorwaarden van ons kantoor die op onze dienstverlening van toepassing zijn (…).”
2.5.
Oomen & Sweep heeft voor [geïntimeerde] vervolgens diverse werkzaamheden verricht waaronder advisering, beslaglegging, het uitbrengen van een dagvaarding en het bereiken van een schikking. In het kader van deze schikking is een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin het volgende is vermeld:
“A. [geïntimeerde] , [naam 1] en [naam 2] zijn in 2021 een samenwerking gestart met betrekking tot exploitatie van een horeca- en Bed & Breakfast onderneming (…);(…)F. Tussen partijen is een verschil van mening gerezen over hun samenwerking.(…)J. Partijen zijn met elkaar in gesprek gegaan over een minnelijke regeling voor hun geschil en hebben daarover overeenstemming bereikt (…).”
De vaststellingsovereenkomst bevat de namen van [geïntimeerde] , [naam 1] en [naam 2] en drie handtekeningen. In de vaststellingsovereenkomst is geen datum van ondertekening vermeld; wel is in de considerans vermeld dat de dagvaarding op 21 december 2022 aangebracht moest worden.
2.6.
[geïntimeerde] heeft de volgende twee facturen van Oomen & Sweep ondanks herhaalde sommaties onbetaald gelaten:
- factuur met nummer 202281249 van 30 november 2022 ten bedrage van € 6.316,20,-- inclusief BTW;
- factuur met nummer 202281410 van 31 december 2022 ten bedrage van € 12.037,13 inclusief BTW.
2.7.
Daarnaast maakt Oomen & Sweep op een bedrag van € 1.432,60 inclusief BTW ter zake van na 31 december 2022 verrichte werkzaamheden, waarvan zij een pro forma factuur overlegt van 6 maart 2023.

3.Beoordeling

3.1.
Het hof oordeelt dat de grief slaagt. Het volgende is daartoe redengevend.
3.2.
Op grond van artikel 6:230g lid 1 onder a BW wordt als consument aangemerkt iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. Oomen & Sweep stelt terecht dat de door haar met [geïntimeerde] aangegane overeenkomst van opdracht, kwalificeert als een overeenkomst die betrekking heeft op de bedrijfsmatige activiteiten van [geïntimeerde] en dat laatstgenoemde in de context van deze overeenkomst niet aangemerkt moet worden als consument.
3.3.
In de dagvaarding in eerste aanleg sub 7 heeft Oomen & Sweep gesteld dat de door haar ten behoeve van [geïntimeerde] verrichte diensten betrekking hadden op ‘een aandeelhoudersgeschil en de (financiële) ontvlechting van de samenwerking tussen de aandeelhouders.’ Indien en voor zover de kantonrechter al enige reden had om te twijfelen aan de juistheid van deze stelling had hij op de voet van HR 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) instructies moeten geven teneinde vast te
kunnen stellen of sprake was van een overeenkomst met een consument. Dit heeft hij niet gedaan, maar in plaats daarvan heeft de kantonrechter zonder enige onderbouwing en/of toelichting als vaststaand aangenomen dat er geen sprake is van een handelsovereenkomst.
3.4.
Op grond van de in hoger beroep overgelegde vaststellingsovereenkomst – en ook op grond van de bij de facturen overgelegde uren specificaties waarin veelvuldig de namen van [naam 2] en [naam 1] voorkomen – staat voldoende vast dat de door Oomen & Sweep aan [geïntimeerde] verleende juridische bijstand betrekking had op een bedrijfsmatig geschil waarop de artikelen 6:230 afdeling 2B BW en de daaruit voortvloeiende (precontractuele) informatie plichten niet van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd.
Nu [geïntimeerde] het bestaan van de overeenkomst en de hoogte van de facturen waarvan betaling wordt gevorderd niet heeft betwist, zal de vordering van Oomen & Sweep worden toegewezen. Dat geldt ook voor de pro forma factuur van
€ 1.432,60 inclusief BTW. Hoewel gesteld noch gebleken is dat deze factuur daadwerkelijk is verzonden aan [geïntimeerde] , volgt de verschuldigdheid van dit bedrag uit de overeenkomst tussen partijen, en ligt in de stellingen van Oomen & Sweep besloten dat het verzuim ook zonder ingebrekestelling is ingetreden nu de eerdere facturen ondanks aanmaning niet zijn voldaan.
3.6.
Ook de gevorderde wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar. [geïntimeerde] zal in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Oomen & Sweep te betalen een bedrag van € 21.077,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] in eerste aanleg begroot op
€1491,84 aan verschotten en €396,-- voor salaris, en in hoger beroep op €2.242,32 aan verschotten en op €1531,-- aan salaris, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten van €173,-- zonder betekening en verhoogd met € 90,-- in geval van betekening.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, F.J. van de Poel en S. Tamboer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.