ECLI:NL:GHAMS:2023:3430

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.323.128/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde bewind door de dood van de rechthebbende in een familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft het bewind over de goederen van [de vader], die in 2023 is overleden. De Hoge Raad had eerder, op 9 december 2022, de beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2021 vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder verzocht om ontslag van Stichting CAV als bewindvoerder en haarzelf te benoemen tot bewindvoerder. De kantonrechter in Den Haag had op 5 november 2020 Stichting CAV als bewindvoerder benoemd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2023 werd duidelijk dat Stichting CAV nog steeds bewindvoerder was, maar dat de moeder en de zoon zich konden vinden in het hervatten van de werkzaamheden door Stichting CAV. Echter, na het overlijden van [de vader] op [datum], heeft de moeder het hof verzocht om de zaak te beëindigen. Het hof heeft vastgesteld dat het bewind en de taak van de bewindvoerder van rechtswege zijn geëindigd door de dood van de rechthebbende, zoals bepaald in artikel 1:449 lid 1 BW. Hierdoor is het belang van de moeder bij de beoordeling van haar hoger beroep komen te vervallen.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van de moeder in hoger beroep afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. J. Jonkers, mr. R.M. Troost en mr. S.F.M. Wortmann, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.323.128/01
zaaknummer rechtbank Den Haag : 8791014 \ EJ VERZ 20-84209
zaaknummer gerechtshof Den Haag : 200.289.528/01
zaaknummer Hoge Raad: 21/05412
beschikking van de meervoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: [de moeder] ,
advocaat: mr. M. Bouman te Delft,
en
[de vader ],
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
hierna: [de vader ] ,
advocaat: mr. M.J.E.J. Coenraad te Zandvoort.
Als belanghebbenden zijn voorts aangemerkt:
  • [de zoon] , wonende te [plaats C] , Curaçao, zoon van [de vader ] en [de moeder] (hierna: de zoon);
  • Stichting CAV, gevestigd te Zoetermeer.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep na verwijzing

1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 9 december 2022 een beschikking gegeven onder bovengenoemd zaaknummer en heeft daarbij de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2021, gegeven onder bovengenoemd zaaknummer, vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Amsterdam. Voor het verloop van de procedure tot 9 december 2022 wordt verwezen naar voormelde beschikking van de Hoge Raad.
1.2
Namens [de moeder] is bij brief van 17 februari 2023, met bijlagen, ingekomen bij het hof op dezelfde datum, verzocht de zaak in behandeling te nemen.
1.3
Bij brief van 9 maart 2023 heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten welke rechtsvraag na de beslissing van de Hoge Raad van 9 december 2022 nog voorligt en waarop door het hof nog moet worden beslist. Partijen hebben hierop gereageerd, beide bij schriftelijk bericht van 22 maart 2022.
1.4
Voorts zijn bij het hof (desgevraagd) de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van [de vader ] van 10 juni 2023 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van [de moeder] van 14 juni 2023 met bijlage;
- een bericht van de zijde van [de vader ] van 21 juni 2023 met bijlage.
1.5
Op 22 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [de moeder] , bijgestaan door haar advocaat;
- de advocaat van [de vader ] ;
- de zoon.
Stichting CAV is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
[de vader ] is evenmin verschenen.
Partijen hebben de zaak ter zitting doen bepleiten door hun advocaten, beide advocaten aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
1.6
Ter zitting in hoger beroep heeft het hof geconstateerd dat als gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad van 9 december 2022 Stichting CAV thans nog bewindvoerder is over de goederen die (zullen) toebehoren aan [de vader ] , dat het bewind sinds de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2021 door [de moeder] en de zoon wordt uitgevoerd en dat de uitspraak van de Hoge Raad hier in feitelijke zin geen verandering in heeft gebracht. Stichting CAV is sinds de beschikking van het gerechtshof Den Haag niet meer betrokken bij [de vader ] .
Ter zitting is gebleken dat [de moeder] en de zoon zich erin konden vinden als Stichting CAV haar werkzaamheden als onafhankelijke bewindvoerder weer op zou pakken. Gelet hierop is beslist een nadere mondelinge behandeling te bepalen, waarbij - naast partijen, hun advocaten en de zoon - Stichting CAV zou worden opgeroepen teneinde het hervatten van het bewind door Stichting CAV te bespreken alsook de wijze van informatievoorziening aan [de vader ] . Van het verhandelde ter zitting is een verkort proces-verbaal opgemaakt.
1.7
Bij bericht van 26 juli 2023 heeft Stichting CAV het hof laten weten niet voornemens te zijn om op een nadere zitting te verschijnen en evenmin bereid te zijn de werkzaamheden als bewindvoerder van [de vader ] voort te zetten/te hervatten.
1.8
Bij bericht van 15 september 2023 heeft mr. Bouman het hof laten weten dat [de vader ] [in] 2023 is overleden, waarbij een uittreksel uit de overlijdensakte is meegezonden. Mr. Bouman heeft het hof verzocht eindbeschikking te wijzen dan wel op andere wijze deze zaak te doen eindigen.
1.9
Nadien zijn (desgevraagd) de volgende berichten bij het hof ingekomen:
- een bericht van de advocaat van [de vader ] van 25 september 2023 met bijlagen;
- een bericht van de advocaat van [de vader ] van 19 oktober 2023;
- een bericht van de zijde van [de moeder] van 1 november 2023.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Aan de orde is wie bewindvoerder dient te zijn over de goederen die (zullen) toebehoren aan [de vader ] , geboren [in] 1941 te [plaats D] en overleden [in] 2023, eveneens te [plaats D] . Het bewind is ingesteld bij (de in hoger beroep deels bestreden) beschikking van 5 november 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag. De kantonrechter heeft daarbij Stichting CAV als bewindvoerder benoemd. [de moeder] heeft tegen deze laatste beslissing hoger beroep ingesteld en verzocht de beschikking van de kantonrechter op dit punt te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, Stichting CAV als bewindvoerder te ontslaan en [de moeder] te benoemen tot bewindvoerder. [de vader ] heeft verzocht [de moeder] niet ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel haar verzoek af te wijzen. Het gerechtshof Den Haag heeft bij de voornoemde beschikking van 13 oktober 2021 de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover daarbij Stichting CAV is benoemd tot bewindvoerder, en het verzoek van [de moeder] toegewezen. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof Den Haag vernietigd, zoals hiervoor vermeld onder 1.1.
2.2
Op grond van artikel 1:449 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) eindigt het bewind door de dood van de rechthebbende. Ingevolge artikel 1:448 lid 1 onder a BW eindigt de taak van de bewindvoerder bij het einde van het bewind. [de vader ] is [in] 2023 overleden, zodat daarmee ingevolge de hiervoor vermelde artikelen het bewind en de taak van de bewindvoerder per die datum van rechtswege zijn geëindigd.
2.3
Gelet op het voorgaande is het belang van [de moeder] bij de beoordeling van het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 5 november 2020 komen te ontvallen. Het door mr. Coenraad gestelde algemene belang, of enig ander belang, bij voortzetting van de onderhavige procedure in hoger beroep is niet, althans onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd. Voor zover Stichting CAV als bewindvoerder rekening en verantwoording dient af te leggen, zoals mr. Coenraad stelt, is het aan de erfgenamen van [de vader ] om zich daartoe tot Stichting CAV te wenden. Dit alles heeft tot gevolg dat de bestreden beschikking van de kantonrechter zal worden bekrachtigd en dat het verzoek van [de moeder] in hoger beroep zal worden afgewezen.
2.4
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
rechtdoende na verwijzing,
bekrachtigt de bestreden beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 5 november 2020 (zaaknummer 8791014 \ EJ VERZ 20-84209);
wijst af het verzoek van [de moeder] in hoger beroep tot ontslag van Stichting CAV als bewindvoerder en benoeming van [de moeder] tot bewindvoerder.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Jonkers, mr. R.M. Troost en mr. S.F.M. Wortmann in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier en is op 19 december 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.