ECLI:NL:GHAMS:2023:3421

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.328.297/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het kader van gezamenlijk gezag over minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2020, uit de relatie tussen de vader en de moeder. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft op 9 juni 2023 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2023, waarin de zorgregeling was vastgesteld. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft op 9 augustus 2023 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 november 2023, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was niet ter zitting verschenen.

De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige], die sinds de geboorte bij de moeder woont. De zorgregeling is in de loop der jaren uitgebreid, maar er zijn geschillen ontstaan over de invulling van de zorg- en opvoedingstaken, vooral met het oog op de aanstaande schoolgang van [minderjarige] in januari 2024. De vader verzocht om vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op een basisschool in [plaats A], terwijl de moeder dit in [plaats B] heeft gedaan. Het hof oordeelde dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij naar school gaat in [plaats B], waar zij haar hoofdverblijf heeft.

Het hof heeft de zorgregeling gewijzigd, zodat [minderjarige] vanaf 17 januari 2024 elke week van maandag uit school tot dinsdag naar school bij de vader verblijft, en van vrijdag uit school tot zaterdag 16:00 uur, met de mogelijkheid tot 18:00 uur. Daarnaast zal [minderjarige] één keer in de vier weken van zondag 10:00 uur tot dinsdag bij de vader verblijven. De beslissing is genomen met het oog op het belang van [minderjarige] en de betrokkenheid van beide ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.328.297/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/682986/FA RK 20/2325
Beschikking van de meervoudige kamer van 19 december 2023 inzake
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Roermond Leusden,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.D. Weerkamp te Amsterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats B] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 15 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 9 juni 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking.
2.2
De moeder heeft op 9 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Voorts is bij het hof ingekomen een bericht van de zijde van de vader van 7 november 2023, met een bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 9 november 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Beide advocaten hebben aan het hof pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader is [minderjarige] geboren [in] 2020. De ouders hebben niet samengewoond. De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.2
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] heeft sinds het uiteengaan van de ouders haar hoofdverblijf bij de moeder.
3.3
De ouders hebben sinds de geboorte van [minderjarige] meerdere procedures gevoerd over het gezag, de omgang/zorgregeling en de kinderalimentatie. De zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader is in de loop der jaren steeds uitgebreid.
3.4
In de in zoverre niet bestreden beschikking waarvan beroep is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus bepaald dat met ingang van
15 maart 2023 tot 17 januari 2024de vader [minderjarige] iedere week bij zich heeft van maandag 09:00 uur tot dinsdag 18:00 uur en vrijdag van 09:00 uur tot zaterdag 12:00 uur. Hierbij geldt dat de vader [minderjarige] zal ophalen en terugbrengen naar de moeder met dien verstande dat op zaterdag om 12:00 uur de moeder [minderjarige] zal ophalen bij de vader. Deze zorgregeling loopt tot de dag dat [minderjarige] vier jaar wordt en naar school gaat.
3.5
In het door beide ouders ter zitting van de rechtbank op 7 februari 2023 ondertekende ouderschapsplan - dat deel uitmaakt van de bestreden beschikking – is voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
“Ouderschapsplan
Artikel 2 — Hoofdverblijfplaats (...)
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats hij de moeder. Zij zal op het betreffende adres bij de
gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staan.
De ouders zijn overeengekomen dat [minderjarige] de komende jaren op dezelfde opvang blijft.
Een keuze voor de basisschool nemen de ouders in gezamenlijk overleg.
Artikel 3 — Verzorging en opvoeding
Artikel 3.1 — Zorg-/contactregeling
Via de rechter is voorlopig de zorgregeling opgelegd d.d. februari 2022. De ouders zijn overeengekomen dat gelijke zorg in het aantal zorgdagen voor [minderjarige] geregeld gaat worden. De ouders hanteren de volgende zorg-/omgangsregeling:
De ouders hechten belang aan het delen van de zorg voor [minderjarige] op een zodanige wijze
dat [minderjarige] bij de vader verblijft van maandag 09.00 uur tot dinsdag 18.00 uur en vrijdag 09.00 uur tot zaterdag 12.00 uur. De wissel vindt voorlopig plaats op het parkeerterrein in de nabijheid van de woning van de moeder. De ouders hebben afgesproken het `halen en brengen'
van [minderjarige] naar de andere ouder opnieuw te verdelen als de moeder haar rijbewijs in haar
bezit heeft.
Artikel 3.9 —Vakanties, vrije dagen en feestdagen
De vakanties en feestdagen van [minderjarige] worden elk jaar gelijk verdeeld in januari en september en in onderling overleg geregeld. Lukt deze planning voor dat jaar om een of andere reden niet, dan zullen de ouders zo snel als mogelijk met elkaar in overleg treden met als doel geen onduidelijkheden voor [minderjarige] te scheppen (...). “

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, bepaald dat - overeenkomstig het door beide ouders getekende ouderschapsplan - [minderjarige] hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder. Voorts is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus bepaald dat
met ingang van 17 januari 2024[minderjarige] elke week van vrijdag uit school tot zaterdag 12:00 uur bij de vader verblijft; hierbij geldt voorts dat de vader [minderjarige] op vrijdag ophaalt uit school en dat de moeder [minderjarige] op zaterdag om 12:00 uur ophaalt bij de vader.
De vader had verzocht te bepalen dat hij [minderjarige] elke week bij zich heeft vanaf maandag 08:30 uur tot donderdag 13:30 uur, waarbij op de wisselmomenten de moeder [minderjarige] brengt aan de deur van de woning van de vader, dan wel bij school, en de vader [minderjarige] brengt aan de deur kan de woning van de moeder, dan wel bij school.
De moeder had verzocht te bepalen dat [minderjarige] elke woensdagmiddag wanneer zij vrij is van school tot 19:00 uur bij de vader verblijft en van vrijdag na schooltijd tot zondag 18:00 uur bij de vader zal verblijven waarbij in beide gevallen de wisselmomenten op een parkeerplaats van minimaal 100 meter van het adres van de moeder zal plaatsvinden.
Voorts is op verzoek van de moeder aan haar vervangende toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven op een basisschool in [plaats B] . Tot slot is op verzoek van beide ouders bepaald dat gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen en op de verjaardag van de vader en op Vaderdag, [minderjarige] bij de vader zal verblijven en dat op de verjaardag van de moeder en
Moederdag [minderjarige] bij de moeder zal verblijven.
4.2
De vader verzoekt na aanvulling, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre), uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primair: de vader — bij het ontbreken van de toestemming van de moeder — vervangende
toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool [basisschool] te
[plaats A] , dan wel een andere basisschool in [plaats A] in het geval [minderjarige] wordt uitgeloot;
subsidiair: te bepalen dat de moeder met vader in overleg dient te treden omtrent de
exacte school in [plaats B] waarop [minderjarige] ingeschreven gaat worden.
II. [minderjarige] , vanaf het moment dat zij naar de basisschool gaat, op basis van de volgende zorgregeling bij haar vader verblijft:
Primair:
• gedurende 3 van de 4 weken op maandag vanuit school tot en met donderdagochtend vóór school, waarbij moeder [minderjarige] op maandag naar school brengt en vader de rest van het brengen naar en halen van school, tot en met donderdagochtend, voor zijn rekening neemt. De moeder haalt [minderjarige] op donderdag op van school;
• in week 4 van de 4 weken vanaf zondagochtend 10.00 uur, waarna zij eveneens tot en met donderdagochtend vóór school bij vader blijft. Vader haalt [minderjarige] op zondagochtend op bij moeder en neemt het brengen naar en ophalen van school tot en met donderdagochtend voor zijn rekening. Moeder haalt [minderjarige] op donderdag op van school.
Gaat [minderjarige] niet naar school dan brengt moeder [minderjarige] naar vader en dan brengt vader [minderjarige] naar moeder. De zorgregeling start in dat geval op maandag om 8.30 uur en loopt tot donderdag 13.30 uur.
Subsidiair:
iedere week van maandag na school tot dinsdag 18.00 uur en vrijdag na school tot zaterdag 12.00 uur, waarbij geldt dat vader [minderjarige] zal ophalen van school, met dien verstande dat op zaterdag om 12.00 uur moeder [minderjarige] zal ophalen bij de vader
Gaat [minderjarige] niet naar school dan brengt moeder [minderjarige] naar vader en dan brengt vader [minderjarige] naar moeder. De zorgregeling start in dat geval op maandag en op vrijdag om 8.30 uur.
Meer subsidiair:
- gedurende drie van de vier weken: iedere dinsdag uit school tot en met donderdag voor school, waarbij vader haalt en brengt en waarbij [minderjarige] op woensdag niet naar school gaat;
- gedurende week vier van de vier: op zondag vanaf 10:00 uur tot en met maandag vóór school
en wederom vanaf dinsdag uit school tot en met donderdag vóór school, waarbij [minderjarige] op
woensdag niet naar school gaat;
- gedurende alle vakanties, feestdagen en vrije dagen van [minderjarige] , met uitzondering van: de
zomervakantie, Sinterklaas, eerste en twee kerstdag en Oudejaarsdag en Nieuwjaarsdag.
De zomervakantie, Sinterklaas, de kerstdagen, Oudejaarsdag en Nieuwjaarsdag dienen gelijk
verdeeld te worden, maar daar buiten om verblijft [minderjarige] gedurende alle vakanties, feestdagen
en overige vrije dagen bij de vader;
Primair, subsidiair en meer subsidiair
althans een zodanige regeling vast te stellen zoals het hof in goede justitie vermeent te behoren vast te stellen;
III. voorwaardelijk, indien het voor het verlenen van vervangende toestemming aan vader voor het inschrijven van [minderjarige] op een basisschool in [plaats A] noodzakelijk is dat zij bij hem haar hoofdverblijf heeft,
dan verzoekt de vader:
a.
primair: om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen;
b.
subsidiair: om te bepalen dat [minderjarige] niet bij haar moeder, noch bij haar vader
hoofdverblijf heeft, maar dat zij in de gemeentelijke basisadministratie op het adres
van haar vader wordt ingeschreven;
c.
meer subsidiair: om te bepalen dat [minderjarige] niet bij haar moeder, noch bij haar vader
hoofdverblijf heeft, maar dat zij in de gemeentelijke basisadministratie op het adres
van haar moeder wordt ingeschreven.
4.3
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, dan wel het hoger beroep ongegrond te verklaren, dan wel het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechtbank dient bij haar beslissing alle relevante feiten en omstandigheden van het geval in acht te nemen.
Vervangende toestemming inschrijving school
Standpunten van de ouders
5.2
De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft besloten dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij in [plaats B] naar school gaat. Het feit dat [minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de moeder, vormt geen beletsel voor het inschrijven van [minderjarige] op een basisschool in [plaats A] . Een basisschool in [plaats A] levert voordelen op ten opzichte van een basisschool in [plaats B] , te weten dat in grote lijnen aansluiting kan worden gezocht bij de zorgregeling zoals die loopt tot 17 januari 2024, binnen welke regeling zowel de vader als de moeder voldoende gelegenheid hebben om goed bestede tijd met [minderjarige] door te kunnen brengen. Volgens de vader meer dan in het geval [minderjarige] in [plaats B] naar school gaat. Bovendien heeft [minderjarige] dan op woensdagmiddag meer tijd met de vader. Voorts betekent een schoolgang van [minderjarige] in [plaats A] , uitgaande van een instandhouding van een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedtaken, dat sprake is van minder reisbewegingen voor [minderjarige] dan bij een schoolgang van haar in [plaats B] . [minderjarige] heeft dan ook meer mogelijkheden om contact te hebben met de familie en vrienden van de vader. Voor het geval het verzoek van de vader wordt afgewezen en [minderjarige] in [plaats B] naar school gaat, wijst de vader erop dat hij als gezaghebbende vader ook betrokken dient te worden in de keuze voor de precieze school.
5.3
De moeder voert verweer en stelt dat de rechtbank terecht heeft besloten dat zij [minderjarige] mocht inschrijven op een school in [plaats B] en dit heeft zij dan ook gedaan. Het zwaartepunt ten aanzien van het opvoeden en verzorgen van [minderjarige] ligt bij de moeder. Daarnaast woont [minderjarige] bij de moeder en haar oudere (half)zus en heeft zij daar ook al sinds haar geboorte haar hoofdverblijf in [plaats B] . De moeder vindt het daarom logisch en in het belang van [minderjarige] dat [minderjarige] in de haar bekende omgeving van de moeder naar school gaat. De moeder heeft getracht de vader te betrekken bij de beslissing om welke school het dan zou moeten gaan, ondanks dat zij hiertoe volgens de beschikking van de rechtbank niet langer gehouden was. De moeder heeft [minderjarige] ingeschreven op een basisschool welke goed is aangeschreven en slechts enkele minuten van haar huis is verwijderd. Zo kan de moeder [minderjarige] altijd naar school brengen en ophalen. Daarnaast kan zij [minderjarige] in de lunchpauze ophalen om samen met haar te lunchen. Met betrekking tot de keuze voor de precieze school in [plaats B] voert de moeder aan dat zij gezien de bestreden beschikking van de rechtbank de vader daarbij niet hoeft te betrekken. Zij heeft dat overigens wel gedaan, maar de vader heeft niet gereageerd.
Oordeel van het hof
5.4
Het hof overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep blijkt dat [minderjarige] blij en vertrouwd is in de woonomgevingen van beide ouders. In beide woonomgevingen brengt [minderjarige] veel tijd door. Voorts gaat [minderjarige] vanaf haar babytijd, dus inmiddels ruim drie jaar, twee dagen per week in [plaats B] naar de crèche en zij heeft het daar naar haar zin. Tevens bevinden zich alle sociale voorzieningen van [minderjarige] , waaronder de huisarts en het consultatiebureau, in [plaats B] en heeft [minderjarige] haar leven tot nu toe grotendeels bij de moeder en haar (half)zus doorgebracht. De ouders hebben dan ook in het door hen beiden op 7 februari 2023 getekende ouderschapsplan vastgelegd dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. [in] 2024 wordt [minderjarige] vier jaar en vanaf die dag zal zij naar school gaan. De ouders zijn het oneens over de plaats van de schoolgang. De moeder wil dat [minderjarige] in [plaats B] naar school gaat en de vader wil [minderjarige] inschrijven op een basisschool in [plaats A] . Gezien deze situatie heeft de moeder aan de rechtbank vervangende toestemming verzocht om [minderjarige] in te schrijven op een school in [plaats B] . De rechtbank heeft deze vervangende toestemming zonder voorbehoud verleend. De moeder heeft [minderjarige] vervolgens ingeschreven op de [school] te [plaats B] .
Voor het hof is het duidelijk dat ieder van de ouders ook persoonlijke redenen hebben om te benadrukken waar [minderjarige] het beste naar school kan gaan. De keuze voor een school in [plaats A] of in [plaats B] heeft ontegenzeggelijk gevolgen voor een langere reistijd voor een van de ouders en bijkomend praktisch ongemak. Voor het hof is evenwel bepalend wat op dit moment in het belang van [minderjarige] het meest wenselijk is. Naar het oordeel van het hof wordt het belang van [minderjarige] in de gegeven omstandigheden het meest gediend met het in [plaats B] naar school kunnen gaan. Zij zal dan naar school gaan in de woonplaats waar zij reeds haar hoofdverblijfplaats heeft en zij zal niet worden geconfronteerd met al te grote veranderingen. Het verzoek van de vader om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool [basisschool] te [plaats A] zal het hof daarom afwijzen. Wat betreft de keuze voor de precieze school in [plaats B] en het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder met de vader in overleg dient te treden omtrent de exacte school in [plaats B] , heeft de moeder onderbouwd aangevoerd dat zij de vader daarbij heeft betrokken bij de schoolkeuze en met hem in overleg is getreden. De vader heeft de voorkeur uitgesproken voor Dalton onderwijs. De moeder heeft [minderjarige] uiteindelijk ingeschreven bij een basisschool in de nabijheid van haar woning en die – naar het hof begrijpt – geen Dalton school is. Nu de moeder na het niet geslaagde overleg met de vader in lijn heeft gehandeld met de beschikking van de rechtbank op dit punt en nu de door de moeder gemaakte schoolkeuze op geen enkele wijze strijdig is met de belangen van [minderjarige] , ziet het hof geen grond om het verzoek van de vader op dit punt toe te wijzen en een andere beslissing te nemen. De bestreden beschikking zal dan ook op dit onderdeel worden bekrachtigd en het verzoek van de vader te dien aanzien in hoger beroep wordt afgewezen.
Hoofdverblijfplaats
5.6
Gelet op het voorgaande behoeft het verzoek van de vader - indien het voor het verlenen van vervangende toestemming aan de vader voor het inschrijven van [minderjarige] op een basisschool in [plaats A] noodzakelijk is dat zij bij hem haar hoofdverblijf heeft - het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen, nog afgezien van het feit of hij ontvankelijk is in dit verzoek, geen bespreking meer. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
Zorgregeling
De standpunten van de ouders
5.7
In geschil is hoe lang [minderjarige] bij de vader verblijft en wanneer zij van de ene naar de andere ouder gaat.
5.8
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft besloten dat [minderjarige] vanaf 17 januari 2024 elke week van vrijdag uit school tot zaterdag 12.00 uur bij de vader verblijft. Het is voor hem niet te volgen op grond waarvan de rechtbank oordeelt dat [minderjarige] , vanaf het moment dat zij naar de basisschool gaat, nog slechts gedurende enkele uren per week en gedurende één overnachting per week, bij de vader kan verblijven. De ouders zijn juist in het ouderschapsplan overeengekomen dat zij gelijke zorg in het aantal zorgdagen voor [minderjarige] gaan regelen. De regeling die de rechtbank heeft bepaald, is geen regeling op grond waarvan de vader zijn rol als vader volwaardig kan vervullen, terwijl dat juist hetgeen is dat vader wenst en ook hetgeen dat in het belang van [minderjarige] wordt geacht. Het is voor de vader onmogelijk om met zijn werkgever te regelen dat hij op woensdagmiddag én op vrijdagmiddag vrij kan krijgen. De moeder heeft meer flexibiliteit om haar werk af te stemmen op een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedtaken tussen de ouders. De vader heeft die flexibiliteit niet gezien zijn werk als sportjournalist waarbij hij nagenoeg altijd in de weekenden werkzaam is, waarbij hij hooguit kan afspreken dat hij eens per vier weken in een weekend minder werkt. In de door de vader voorgestelde zorgregeling zijn er het minste wisselmomenten, hetgeen rust geeft voor [minderjarige] .
5.9
De moeder stelt dat de regeling, zoals deze is vastgesteld door de rechtbank, in het belang van [minderjarige] is. De moeder is het niet eens met het voorstel van de vader om [minderjarige] pas wanneer zij 5 jaar wordt naar school te laten gaan. Ook stemt de moeder niet in met het verzoek om [minderjarige] elke vakantie volledig bij de vader te laten verblijven. De moeder heeft zich laten omscholen en haar werkrooster zodanig aangepast zodat zij [minderjarige] elke dag uit school kan halen en zelfs een aantal keer per week met haar tussen de middag kan eten. Daarnaast is het ook in het belang van [minderjarige] dat zij de helft van de vakanties bij de moeder doorbrengt, zodat zij tijd met haar (half)zus kan doorbrengen of dat zij met de moeder op vakantie kan gaan. Wel stelt de moeder voor, ook om de vader tegemoet te komen, dat [minderjarige] elke zaterdag tot 18:00 uur bij de vader verblijft in plaats van 12:00 uur.
Oordeel van het hof
5.1
Het hof oordeelt als volgt. Uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep blijkt dat de ouders sinds de geboorte van [minderjarige] al meerdere juridische procedures hebben gevoerd over de invulling van de zorgregeling. Sinds het ondertekenen van het ouderschapsplan hebben de ouders de zorg voor [minderjarige] min of meer gelijkelijk verdeeld (zie 3.5). In de (in zoverre niet) bestreden beschikking is deze regeling gehandhaafd tot aan het moment dat [minderjarige] naar school zal gaan in januari 2024. Beide ouders zijn het erover eens dat de huidige zorgregeling goed verloopt, maar hoe de zorgregeling er vanaf januari 2024 uit moet komen te zien, houdt hen verdeeld. Nu de ouders op dit punt zelf geen afspraken kunnen maken dient het hof een zorgregeling vast te stellen.
5.11
Het hof ziet in hetgeen de ouders hebben aangevoerd, aanleiding om de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling te wijzigen. Het hof is, met de vader, van oordeel dat voornoemde zorgregeling geen recht doet aan zijn rol als vader, nu zijn tijd met [minderjarige] aanzienlijk wordt beperkt vanaf het moment dat [minderjarige] naar de basisschool zal gaan. Gelet hierop zal het hof bepalen dat [minderjarige] vanaf 17 januari 2024 elke week vanaf maandag uit school tot dinsdag naar school bij de vader verblijft en van vrijdag uit school tot zaterdag 16.00 uur en indien mogelijk – voor zover het werkrooster van de vader het toelaat – tot 18.00 uur, zoals ook door de moeder is voorgesteld. Voorts zal het hof bepalen dat [minderjarige] één keer in de vier weken – afgestemd op het werkrooster van de vader – vanaf zondag 10.00 uur tot dinsdag naar school bij de vader verblijft. De vader haalt [minderjarige] die zondag om 10.00 uur op bij de moeder Op deze wijze kunnen zowel de vader als de moeder een substantieel deel van de zorg voor [minderjarige] op zowel week- als op weekenddagen op zich nemen. Dat is in het belang van [minderjarige] die, naar beide ouders hebben beaamd, een goede band met beide ouders heeft. Een regeling zoals door de vader is verzocht, acht het hof niet in [minderjarige] haar belang, nu zij bij de moeder in [plaats B] haar hoofdverblijfplaats heeft en daar straks ook naar school zal gaan.
5.12
Nu wordt bepaald dat [minderjarige] naar een basisschool in [plaats B] zal gaan, is niet voldaan aan de voorwaarden voor de verzoeken van de vader onder III en behoeven deze verzoeken geen bespreking meer.
5.13
De ouders hebben in het ouderschapsplan overeenstemming bereikt over de invulling van de feestdagen, overige vrije dagen en vakanties. Het hof ziet in hetgeen hieromtrent door de vader is aangevoerd, geen aanleiding om daarvan af te wijken.
5.14
Duidelijk is dat beide ouders zeer betrokken zijn bij [minderjarige] en het beste met haar voor hebben. Beide ouders hebben ter zitting in hoger beroep verklaard dat de communicatie tussen hen thans redelijk verloopt, maar nog wel voor verbetering vatbaar is. Zij willen hier beiden aan gaan werken in het belang van [minderjarige] en ook in hun eigen belang. Het hof spreekt de hoop en de verwachting uit dat met deze beschikking een einde komt aan de verdeeldheid tussen de ouders over de zorgregeling en dat zij zich allebei zullen inzetten om de aanstaande veranderingen voor [minderjarige] soepel te laten verlopen en voorts de zorgregeling aan te passen aan toekomstige veranderingen in het leven van [minderjarige] . Het is nu eenmaal het meest in haar belang als de ouders hun geschillen over de verzorging en opvoeding uiteindelijk in goede harmonie weten op te lossen. Dit zal het welbevinden van de ouders ook ten goede komen.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling
vanaf 17 januari 2024en bepaalt, opnieuw rechtdoende, dat [minderjarige] vanaf dan bij de vader verblijft:
- elke week vanaf maandag uit school tot dinsdag naar school en van vrijdag uit school tot zaterdag 16.00 uur en indien mogelijk – voor zover het werkrooster van de vader het toelaat – tot 18.00 uur;
- één keer in de vier weken – afgestemd op het werkrooster van de vader – vanaf zondag 10.00 uur tot dinsdag naar school, de vader haalt [minderjarige] die zondag om 10.00 uur op bij de moeder;
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. F. Kleefmann en mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 19 december 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.