In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot adoptie van een minderjarige, [kind 1], door verzoeker, die de partner is van de moeder van het kind. De moeder en de vader van [kind 1] hebben een kortstondige relatie gehad, waaruit het kind is geboren. De vader heeft het kind erkend, maar heeft aangegeven dat hij geen rol als opvoeder kan vervullen. Verzoeker en de moeder zijn in 2023 met elkaar gehuwd en hebben een bestendige relatie, hoewel zij niet op hetzelfde adres hebben gewoond. De rechtbank had eerder het verzoek tot adoptie afgewezen op basis van het niet voldoen aan het samenlevingsvereiste van drie jaar. Het hof heeft echter geoordeeld dat, ondanks dat verzoeker en de moeder niet op hetzelfde adres stonden ingeschreven, zij wel degelijk een bestendige relatie hebben gehad en dat het belang van het kind voorop staat. Het hof heeft de eerdere beschikking vernietigd en het verzoek tot adoptie alsnog toegewezen, waarbij het belang van [kind 1] en de wens van de vader om haar een betrokken vader te geven, zwaar hebben meegewogen. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek, die de voorwaarden voor adoptie reguleren.