In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de eerder door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, waarbij de kinderen na een opbouw eenmaal per twee weken een weekend bij de vader zouden verblijven. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft in zijn verweerschrift tevens een incidenteel hoger beroep ingediend en verzocht om de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. Hij heeft ook een provisioneel verzoek ingediend om de moeder te verplichten de zorgregeling na te komen, met een dwangsom voor elke dag dat zij dit niet doet.
Het hof heeft de feiten en standpunten van beide partijen in overweging genomen. De moeder heeft aangevoerd dat de zorgregeling niet in het belang van de kinderen is, omdat zij zich verzetten tegen overnachten bij de vader. De vader heeft echter gesteld dat de regeling in het belang van de kinderen is en dat er geen contra-indicaties zijn voor het overnachten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen belemmeringen zijn voor de kinderen om bij de vader te overnachten en heeft besloten om een opbouw te bepalen naar een overnachting, waarbij de kinderen in de eerste zes weken om de week op zaterdag en zondag bij de vader verblijven, waarna dit wordt uitgebreid met een overnachting.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedtaken en opnieuw beslist dat de kinderen bij de vader verblijven. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof heeft partijen ook aangemoedigd om deel te nemen aan een hulpverleningstraject ter verbetering van de communicatie en verstandhouding.