ECLI:NL:GHAMS:2023:339

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
23-002125-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen door verdachte en partner, meermalen gepleegd, met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], is beschuldigd van het medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd, samen met haar partner. De tenlastelegging betreft het witwassen van contante geldbedragen die afkomstig zijn uit misdrijf, met een totaalbedrag van bijna € 40.000. De verdachte en haar partner hebben in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 februari 2017 contante stortingen gedaan op hun bankrekeningen en contante bedragen in hun woning aangetroffen. De verdediging heeft aangevoerd dat deze bedragen afkomstig zijn van legale activiteiten, zoals de verkoop van basketbalplaatjes en kluswerkzaamheden, maar het hof oordeelt dat de verdachte geen verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 160 uren, met aftrek van voorarrest. Tevens is de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 585 gelast, omdat niet kan worden vastgesteld dat dit bedrag uit de baten van het misdrijf afkomstig is.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002125-19
datum uitspraak: 10 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-860045-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2021, 16, 19 en 20 januari 2023 en 10 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Dit arrest betreft de strafzaak van de verdachte
[naam 1]. Deze strafzaak komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam “ [onderzoeksnaam] ”. In dit onderzoek is sprake van meer verdachten. Ten aanzien van vier verdachten, onder wie [verdachte] , wordt gelijktijdig arrest gewezen. De verdachte wordt hierna aangeduid als ‘de verdachte’ of als ‘ [verdachte] ’. De medeverdachten worden hierna aangeduid als [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 februari 2017 te Uitgeest en/of Beverwijk en/of Heemskerk, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerpen, te weten
- één of meer geldbedrag(en) (contanten doorzoeking [adres 2] ) van in totaal (ongeveer) 2.650 euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) (contanten doorzoeking [adres 2] ) van in totaal (ongeveer) 4.000 euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) (contante stortingen [naam bank 1] ) van in totaal (ongeveer) 11.000 euro en/of
- één of meer geldbedrag(en) (contante stortingen [naam bank 2] ) van in totaal (ongeveer) 19.385 euro,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of (van (één of meerdere van) voornoemd(e) voorwerp(en)) gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had(den), terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (geheel dan wel gedeeltelijk) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Inleiding en standpunten van partijen
De verdachte wordt verweten dat zij zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 februari 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Het verwijt ziet op het witwassen van een geldbedrag van (in totaal) € 19.385 onderscheidenlijk € 11.000 aan contante stortingen op haar beide bankrekeningen en op de in haar woning aangetroffen contante geldbedragen van € 2.650 en
€ 4.000.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is primair aangevoerd dat de bij de doorzoeking aangetroffen contante bedragen en de contante stortingen afkomstig zijn van de handel in basketbal plaatjes door haar partner, de medeverdachte [medeverdachte 3] , en van door hem verrichte ‘zwart’ betaalde klusjes en daarnaast van verkopen via Marktplaats door de verdachte zelf. De verdachte heeft geen administratie bijgehouden en de bedragen vallen volgens de verdediging qua omvang mee, gelet op de tenlastegelegde periode van drie jaar. Subsidiair is betoogd dat het gegeven dat de verdachte niet heeft doorgevraagd naar de herkomst van het geld verband houdt met haar persoon en geen witwassen oplevert. Uiterst subsidiair is betoogd dat geen sprake is van bewijs van wetenschap bij de verdachte omtrent de criminele herkomst, zodat opzetwitwassen niet kan worden bewezen.
Het oordeel van het hof
Algemeen
Het hof stelt voorop dat naar bestendige jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, (min of meer) verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De omstandigheid dat zo’n verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte en haar partner [medeverdachte 3] hadden een gezamenlijke huishouding. Zij ontvingen in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2014 tot en met 17 februari 2017 beiden een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV, gezamenlijk tot een (bruto) bedrag van onderscheidenlijk € 18.862 (2014), € 33.830 (2015) en € 35.336 (2016). Zowel de verdachte als [medeverdachte 3] heeft verklaard niet over vermogen te beschikken. [verdachte] had twee bankrekeningen, één bij de [naam bank 2] en één bij de [naam bank 1] . [medeverdachte 3] had geen eigen bankrekening. Vanwege het faillissement van zijn aannemersbedrijf was in 2017 sprake van een schuld van ongeveer € 100.000.
Contante stortingen en aangetroffen geldbedragen in woning
Wat betreft de contante stortingen van in totaal € 30.385 op de bankrekeningen van de verdachte en de in de woning van de verdachte en haar partner aangetroffen geldbedragen van in totaal € 6.650 overweegt het hof het volgende.
Mede in het licht van de beperkte inkomsten van de verdachte en haar partner en hun verklaringen omtrent het ontbreken van enig vermogen is sprake van een vermoeden van witwassen, gelet op de omvang van de contant gestorte geldbedragen.
Van de verdachte mag mitsdien een concrete verifieerbare, op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verlangd voor de herkomst van deze contante stortingen en geldbedragen. Volgens de verdediging zijn deze bedragen afkomstig van de handel in basketbalplaatjes door [medeverdachte 3] , van door hem verrichte klusjes en van verkopen via Marktplaats door de verdachte zelf.
Het hof overweegt allereerst dat de verdachte en haar partner wisselend hebben verklaard omtrent de herkomst van de bedragen. Zo heeft de verdachte op 21 februari 2017 bij de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) verklaard dat het geld uit haar handtas afkomstig is uit de salontafel en ‘ons’ spaargeld betreft, afkomstig van de handel in basketbalplaatjes door haar partner en zoon en de verkoop van spullen via Marktplaats. Haar partner heeft daarentegen op 14 februari 2017 bij de FIOD verklaard dat dit geld niet van hem is, maar dat het van zijn vrouw moet zijn.
In hoger beroep zijn op verzoek van de verdediging getuigen gehoord over de gestelde kluswerkzaam-heden van [medeverdachte 3] . De getuigenverklaringen bieden steun voor de stelling dat [medeverdachte 3] in 2013 en 2014 tegen contante betaling zwart heeft geklust. De verklaringen bieden echter geen steun voor de hoogte van de in 2014 gestorte bedragen (in totaal is op de twee bankrekeningen in 2014 € 9.200 gestort, terwijl uit de getuigenverklaringen niet kan worden afgeleid dat hij in dat jaar veel heeft geklust) en evenmin voor de in 2015, 2016 en 2017 gedane stortingen. Daar komt bij dat [medeverdachte 3] een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot en volgens de verklaring van de verdachte gezien zijn gezondheid niet al te vaak kon bijverdienen met klussen.
Ook over de handel in basketbalplaatjes is in hoger beroep op verzoek van de verdediging nader onderzoek verricht. De zoon van de verdachte, [naam 2] , is als getuige gehoord. Zijn verklaring biedt steun voor de stelling dat basketbalplaatjes zijn verkocht tegen contante betaling. Maar noch uit zijn verklaring, noch uit de verklaring van [medeverdachte 3] of de verdachte zelf volgt concreet hoeveel plaatjes zijn verkocht, welke plaatjes het betrof, aan wie de plaatjes zijn verkocht, voor hoeveel ze zijn ingekocht en vervolgens verkocht of wanneer. Indien en voor zover er winsten zijn behaald van enkele duizenden euro’s, zoals de verdediging stelt, mag worden verwacht dat enige concretisering in voormelde zin mogelijk moet zijn. Bovendien heeft deze getuige verklaard dat het contante geld dat bij de verkoop van basketbalplaatjes op de beurs werd ontvangen, werd besteed: het werd gebruikt om andere kaartjes te kopen of om te eten, het hotel en de benzine te betalen. De contant aangetroffen bedragen kunnen derhalve niet uit de verkoop van basketbalplaatjes worden verklaard.
De handel via Marktplaats is niet nader geconcretiseerd en kan evenmin een verklaring bieden voor de herkomst van de bedragen.
Concluderend is het hof van oordeel dat, gelet op het ontbreken van een concrete, verifieerbare, op voorhand niet als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring omtrent de herkomst van het bedrag aan contante stortingen en van de in de woning aangetroffen geldbedragen, het niet anders kan zijn dan dat deze afkomstig zijn van enig misdrijf en dat de verdachte dit wist. Het hof is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden redengevend zijn voor een gang van zaken waarin door de verdachte en [medeverdachte 3] tezamen en in vereniging uitvoering is gegeven aan het witwassen van contante geldbedragen.
Het hof vermag niet in te zien dat en waarom het door de verdachte in de gegeven situatie, waarin zij kon beschikken over grote contante bedragen terwijl zij wist dat daar geen verklaarbare legale bron tegenover stond, het argument dat zij ‘vanwege haar persoon’ niet heeft doorgevraagd disculperend zou moeten werken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 februari 2017 te Uitgeest, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- een geldbedrag (contanten doorzoeking [adres 2] ) van in totaal 2.650 euro en
- een geldbedrag (contanten doorzoeking [adres 2] ) van in totaal 4.000 euro en
- geldbedragen (contante stortingen [naam bank 1] ) van in totaal 11.000 euro en
- geldbedragen (contante stortingen [naam bank 2] ) van in totaal 19.385 euro,
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of omgezet en/of (van (één of meerdere van) voornoemd(e) voorwerp(en)) gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en), dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - geheel dan wel gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

Oordeel van de rechtbank en standpunten van partijen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
De raadsman heeft verzocht in geval van bewezenverklaring aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 6 dagen, in aanmerking nemende de duur van de strafzaak en de impact die de strafzaak op de verdachte heeft gehad.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan; gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met haar partner meermalen schuldig gemaakt aan het witwassen van uit misdrijf afkomstige gelden. Op die manier is bijna € 40.000 witgewassen. Witwassen is een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bovendien wordt door witwaspraktijken de onderliggende criminaliteit in stand gehouden en bevorderd. De verdachte heeft zich bij haar handelen kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin en daarbij geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
Uit het reclasseringsadvies van 9 januari 2023 volgt dat de thans 68 jarige verdachte kampt met artrose en een hoge bloeddruk waarvoor zij medicatie gebruikt. De reclassering beschrijft dat de verdachte geen hulpvraag heeft en zij gedragsverandering of hulpverlening niet nodig acht. Volgens de reclassering lijkt de verdachte een werkstraf te kunnen voldoen, passend bij haar gezondheidsproblemen, en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft daarnaast rekening gehouden met de omstandigheid dat het feit reeds van enige tijd geleden dateert en met het feit dat de verdachte blijkens het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2023 niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Gelet op de ernst van het feit, waarbij het hof juist bij een feit als in deze zaak aan het strafdoel van de generale preventie veel betekenis toekent, ziet het hof noch in hetgeen door de verdediging ter terechtzitting naar voren is gebracht, noch overigens aanleiding om te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een taakstraf van 180 uren passend en geboden, met aftrek van voorarrest. Dit is een hogere straf dan de advocaat-generaal heeft gevorderd en een hogere straf dan de rechtbank heeft opgelegd. De straf van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal doen volgens het hof onvoldoende recht aan de ernst van het feit, de generale preventie als een van de doelen van de op te leggen straf en de rol van de verdachte.
Overschrijding van de redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een strafvervolging zal worden ingesteld, zoals een inverzekeringstelling.
De redelijke termijn is met de inverzekeringstelling van de verdachte op 17 februari 2017 aangevangen. De rechtbank heeft op 16 mei 2019 vonnis gewezen en de verdachte is op 29 mei 2019 tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. In hoger beroep wordt thans op 10 februari 2023 arrest gewezen. Het hof constateert dat de redelijke termijn in de eerste aanleg met 3 maanden is overschreden en in hoger beroep met 21 maanden.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafoplegging en de beoogde straf met 10% verminderen tot een taakstraf van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

Beslissing ten aanzien van het beslag

De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 585 verenigd met de beslissing van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht dit geldbedrag aan de verdachte terug te geven.
Teruggave aan de verdachte
Het hof gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 585 aangezien het strafvorderlijk belang zich daartegen niet meer verzet. Niet kan worden vastgesteld dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk uit de baten van het bewezenverklaarde misdrijf afkomstig is of dat met betrekking tot dit geldbedrag het misdrijf is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 585,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bor, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 februari 2023.