ECLI:NL:GHAMS:2023:333

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
23-001343-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen aanranding op festival

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor het medeplegen van aanranding op een festival op 7 juli 2019 te Heerhugowaard. De tenlastelegging omvatte het dwingen van de aangeefster, geboren in 2002, tot het dulden van ontuchtige handelingen, waaronder het aanraken van haar borsten en billen. Tijdens de zitting op 30 januari 2023 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en getuigen beoordeeld. De aangeefster had gedetailleerd en consistent verklaard over de incidenten, wat door getuigen werd bevestigd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de aangeefster en getuigen niet de juiste personen waren. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en getuigen betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 30 uren, met een voorwaardelijke proeftijd van één jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 284,89, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001343-20
datum uitspraak: 13 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-246360-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde01] (geboren op [geboortedatum02] 2002) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het, met zijn, verdachtes, mededader, althans alleen, eenmaal of meermalen:
 ( (over de kleding heen) aanraken van/knijpen in de borst(en) van die [benadeelde01] en/of
 ( (over de kleding heen) aanraken van/knijpen in de bil(len) van die [benadeelde01] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het, met zijn, verdachtes, mededader, althans alleen, eenmaal of meermalen:
 die [benadeelde01] de woorden toevoegen: ‘‘Wil je met ons mee naar huis?’’ en/of ‘‘Wil je met ons naar bed?’’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
 (onverhoeds) dichtbij/om die [benadeelde01] (heen) gaan staan en/of
 (onverhoeds) (over de kleding heen) aanraken van/knijpen in de borst(en) van die [benadeelde01] en/of
 (onverhoeds) (over de kleding heen) aanraken van/knijpen in de bil(len) van die [benadeelde01] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of en, zo ja, wat de rol van de verdachte is geweest en welke handelingen hij zou hebben verricht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster en de getuigen niet met elkaar overeenkomen en dat er geen objectief bewijs voorhanden is.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat aangeefster [benadeelde01] in haar verklaringen bij de politie gedetailleerd, uitgebreid en ook consistent heeft verklaard over wat haar is overkomen, niet alleen wat betreft de handelingen die zouden zijn verricht, maar ook door wie die zouden zijn verricht. Deze verklaring vindt op essentiële punten steun in de verklaringen van getuigen [slachtoffer01] en [getuige01] . De aangeefster en de getuigen hebben hun eerder afgelegde verklaringen bij de raadsheer-commissaris onder ede in grote lijnen bevestigd. De aangeefster raakte daarbij zeer geëmotioneerd, terwijl er inmiddels een aantal jaren zijn verstreken. Naar het oordeel van het hof versterken die emoties de betrouwbaarheid van de in haar verklaring aangegeven weergave van de incidenten. Daartegenover staat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de aangeefster niet bij haar billen en borsten heeft gepakt en dat een groep meisjes – die volgens de verdachte bij de aangeefster en getuigen [slachtoffer01] en [benadeelde01] hoorde – telkens op vervelende wijze om geld vroeg. Uit het dossier en de bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaringen blijkt echter dat dit andere meisjes waren dan de aangeefster en getuigen [slachtoffer01] en [benadeelde01] .
Het hof ziet, gelet op het voorgaande, geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de aangeefster en de getuigen en acht deze dan ook voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken, zodat naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan aanranding van de aangeefster. De verdachte heeft samen met zijn mededader een jonge vrouw die zij niet kenden op een festivalterrein in haar bil en borst geknepen. Naar het oordeel van het hof behoefde het slachtoffer die handelingen niet te verwachten, op grond waarvan die handelingen als onverhoeds gekwalificeerd kunnen worden. De verdachte en zijn mededader hebben zodoende het slachtoffer gedwongen de door hen gepleegde handelingen te ondergaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juli 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander, door een feitelijkheid [benadeelde01] (geboren op [geboortedatum02] 2002) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het met zijn mededader:
 over de kleding heen aanraken van/knijpen in de borst van die [benadeelde01] en
 over de kleding heen aanraken van/knijpen in de bil van die [benadeelde01] ,
en bestaande die feitelijkheden uit het, met zijn mededader:
 onverhoeds over de kleding heen aanraken van/knijpen in de borst van die [benadeelde01] en
 onverhoeds over de kleding heen aanraken van/knijpen in de bil van die [benadeelde01] .
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop en, gelet hierop, aan de verdachte een geheel voorwaardelijk taakstraf op te leggen met een proeftijd van een jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan aanranding van een voor hem onbekende 17-jarige vrouw. Hij heeft op een festival de grenzen van de huidige sociaal-ethische normen overschreden. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte kennisgenomen van hetgeen de verdachte en zijn raadsman hieromtrent ter terechtzitting in hoger beroep naar voren hebben gebracht. Daaruit is onder meer gebleken dat de verdachte na een onrustige periode – het onderhavige feit heeft in de omgeving van de verdachte grote bekendheid gekregen en de verdachte heeft daardoor bij zijn toenmalig werkgever geen vast contract gekregen – thans een stabiel leven leidt. Zo werkt hij in een vast dienstverband voor een andere werkgever, gaat hij via die werkgever binnenkort beginnen aan een hbo-opleiding en heeft hij een eigen woning waar hij grotendeels samen met zijn partner en hun dochter verblijft.
Het hof is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf rechtvaardigt. In voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en rekening houdend met het tijdsverloop in deze zaak en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht ziet het hof evenwel aanleiding om die taakstraf geheel in voorwaardelijke vorm op te leggen en aan die voorwaardelijke taakstraf een proeftijd van één jaar te verbinden. Daarbij heeft het hof ook in aanmerking genomen dat de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en ook nadien niet met politie en justitie in aanraking is gekomen, bijdraagt aan de overtuiging dat hier sprake lijkt te zijn van een eenmalig incident.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.034,89, bestaande uit € 34,89 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 384,89, bestaande uit € 34,89 aan materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen conform het vonnis waarvan beroep.
De raadsman heeft zich, voor zover dat de gevorderde immateriële schade betreft, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 34,89, bestaande uit reiskosten, alsmede op andere wijze in haar persoon is aangetast en daardoor rechtstreeks immateriële schade heeft geleden in de zin van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het hof begroot de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op € 250,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 284,89 zal worden toegewezen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Het hof zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 284,89 (tweehonderdvierentachtig euro en negenentachtig cent) bestaande uit € 34,89 (vierendertig euro en negenentachtig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 284,89 (tweehonderdvierentachtig euro en negenentachtig cent) bestaande uit € 34,89 (vierendertig euro en negenentachtig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
7 juli 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. P.K. van Riemsdijk, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 februari 2023.
Mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. P.K. van Riemsdijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]