ECLI:NL:GHAMS:2023:314

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
200.304.565/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in gerechtsdeurwaarderszaak met appelverbod en schending van fundamentele rechtsbeginselen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door klager tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 december 2021. Klager had verzet ingesteld tegen een eerdere beslissing van de kamer, waarin zijn klacht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Klager stelt dat de kamer een aantal door hem ingediende processtukken niet goed heeft bekeken, wat volgens hem een schending is van fundamentele rechtsbeginselen. Het hof heeft de zaak behandeld op een openbare terechtzitting op 22 december 2022, waar zowel klager als de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft vastgesteld dat op grond van artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen hoger beroep openstaat tegen de beslissing van de kamer op het verzet. Dit artikel bevat een rechtsmiddelenverbod, dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan worden doorbroken. Klager heeft aangevoerd dat de kamer onvoldoende acht heeft geslagen op de door hem ingediende kadastrale splitsingsstukken, maar het hof is van mening dat dit niet leidt tot de conclusie dat de kamer de zaak niet eerlijk en onpartijdig heeft behandeld. Het hof heeft geen andere gronden gevonden voor een doorbreking van het appelverbod en heeft daarom het hoger beroep afgewezen.

De beslissing van het hof is op 7 maart 2023 openbaar uitgesproken. Het hof heeft het hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 6 december 2021 afgewezen, waarmee de eerdere beslissing van de kamer in stand blijft.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.304.565/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/695500/DW RK 20/646
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 maart 2023
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[geïntimeerde],
gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de gerechtsdeurwaarder genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager komt in hoger beroep van een beslissing van de kamer waarbij het door hem ingediende verzet ongegrond is verklaard. Op grond van artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) staat hiertegen geen hoger beroep open. Klager voert aan dat de kamer een aantal door hem ingediende processtukken niet goed heeft bekeken, wat volgens hem een schending is van fundamentele rechtsbeginselen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 21 december 2021 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 6 december 2021 (ECLI:NL:TGDKG:2021:124). Klager heeft op 4 februari en 14 februari 2022 aanvullende producties toegezonden.
2.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 21 februari 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Klager heeft op 11 december 2022 aanvullende producties ingediend.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2022. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

3.Ontvankelijkheid

3.1.
Klager heeft bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 22 december 2020 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.
Tegen die beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld bij de kamer. Bij de bestreden beslissing heeft de kamer het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39 lid 4 Gdw bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de bestreden beslissing. Van het in voormeld wetsartikel opgenomen rechtsmiddelenverbod kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden worden afgeweken, onder meer indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.3.
Klager stelt dat de kamer onvoldoende acht heeft geslagen op de door hem ingediende kadastrale splitsingsstukken en dat dat een schending is van fundamentele rechtsbeginselen. Het hof is dat niet met hem eens. Dat klager kennelijk van oordeel is dat de kamer niet de juiste consequenties heeft verbonden aan de door hem overgelegde splitsingsstukken rechtvaardigt niet de conclusie dat de kamer ten onrechte deze stukken buiten beschouwing zou hebben gelaten. Het rechtvaardigt evenmin de conclusie dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting nog door klager is aangevoerd is het hof ook niet gebleken van andere gronden voor een doorbreking van het appelverbod. Het hoger beroep wordt daarom afgewezen.

4.Beslissing

Het hof:
- wijst het hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 6 december 2021 af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023 door de rolraadsheer.