ECLI:NL:GHAMS:2023:314
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep in gerechtsdeurwaarderszaak met appelverbod en schending van fundamentele rechtsbeginselen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door klager tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 december 2021. Klager had verzet ingesteld tegen een eerdere beslissing van de kamer, waarin zijn klacht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Klager stelt dat de kamer een aantal door hem ingediende processtukken niet goed heeft bekeken, wat volgens hem een schending is van fundamentele rechtsbeginselen. Het hof heeft de zaak behandeld op een openbare terechtzitting op 22 december 2022, waar zowel klager als de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.
Het hof heeft vastgesteld dat op grond van artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen hoger beroep openstaat tegen de beslissing van de kamer op het verzet. Dit artikel bevat een rechtsmiddelenverbod, dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan worden doorbroken. Klager heeft aangevoerd dat de kamer onvoldoende acht heeft geslagen op de door hem ingediende kadastrale splitsingsstukken, maar het hof is van mening dat dit niet leidt tot de conclusie dat de kamer de zaak niet eerlijk en onpartijdig heeft behandeld. Het hof heeft geen andere gronden gevonden voor een doorbreking van het appelverbod en heeft daarom het hoger beroep afgewezen.
De beslissing van het hof is op 7 maart 2023 openbaar uitgesproken. Het hof heeft het hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 6 december 2021 afgewezen, waarmee de eerdere beslissing van de kamer in stand blijft.