ECLI:NL:GHAMS:2023:3138

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
200.335.174/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in hoger beroep tegen de voorzitter van de zittingscombinatie

Op 30 november 2023 heeft verzoeker tijdens de zitting van het Gerechtshof Amsterdam een wrakingsverzoek ingediend tegen de voorzitter van de zittingscombinatie, mr. M.L.M. van der Voet. Dit verzoek volgde op een eerdere veroordeling van verzoeker door de rechtbank Amsterdam op 7 december 2016, waarbij hij een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd kreeg. Verzoeker stelde dat de raadsheer hem onvoldoende gelegenheid had gegeven om zijn verzoeken tot nader onderzoek toe te lichten, en dat dit de schijn van partijdigheid wekte.

De wrakingskamer heeft het verzoek op 30 november 2023 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.P.G. van der Weide, en een tolk. De raadsheer en de advocaat-generaal, mr. E. Visser, waren ook aanwezig. De raadsheer heeft tijdens de zitting aangegeven dat verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunten uiteen te zetten en dat de wrakingsgronden niet voldoende waren om tot een gegrond verzoek te komen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de raadsheer niet vooringenomen was en dat de procedurele beslissingen niet door de wrakingskamer konden worden getoetst. Bovendien heeft verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken ingediend die niet zijn gehonoreerd, wat heeft geleid tot onredelijke vertraging van de procedure. De wrakingskamer heeft daarom besloten dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

De beslissing van de wrakingskamer is op 14 december 2023 vastgesteld door de betrokken raadsheren en griffier, waarbij de voorzitter en de oudste raadsheer niet in staat waren om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

GeRechtshof Amsterdam

zaaknummer : 200.335.174/01
zaaknummer hoofdzaak : 23-004565-16
Beslissing van de wrakingskamer van 30 november 2023
op het wrakingsverzoek ingediend door
[verzoeker01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1980 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] ,
hierna: verzoeker,
bijgestaan door mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De hoofdzaak betreft het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2016, waarbij verzoeker is veroordeeld tot onder andere een gevangenisstraf van dertig maanden.
1.2.
Verzoeker heeft op 30 november 2023 op de zitting van dit hof in de hoofdzaak mondeling de wraking verzocht van de voorzitter van de zittingscombinatie van het hof, te weten mr. M.L.M. van der Voet (hierna: de raadsheer).
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 30 november 2023 door de wrakingskamer behandeld. Op de zitting waren aanwezig:
- verzoeker, bijgestaan door mr. Van der Weide en een tolk in de Arabische taal,
- de raadsheer;
- mr. E. Visser, advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam.

2.Het wrakingsverzoek en de standpunten daarover

2.1.
De gronden van het wrakingsverzoek blijken uit het proces-verbaal van de zitting. Verzoeker en zijn advocaat hebben het verzoek op de zitting van de wrakingskamer toegelicht. Kort samengevat vindt verzoeker dat de raadsheer hem onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn verzoeken tot het doen van nader onderzoek handen en voeten te geven. In dit verband stelt hij dat de raadsheer hem heeft onderbroken in zijn argumentatie, met als gevolg dat prematuur afwijzend is beslist op zijn verzoeken. Hierdoor is de schijn van partijdigheid gewekt.
2.2.
De raadsheer heeft op de zitting meegedeeld dat hij niet in het verzoek tot wraking berust. De raadsheer heeft – kort samengevat – meegedeeld dat verzoeker voldoende gelegenheid heeft gehad verzoeken te doen en deze toe te lichten. De raadsheer heeft verzocht om, in lijn met het bepaalde in artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking tegen één of meerdere leden van de zittingscombinatie niet in behandeling wordt genomen.
2.3.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en daarbij eveneens verzocht te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

3.De beoordeling

Juridisch kader
3.1.
Artikel 512 Sv houdt in dat op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Deze bepaling is ook van toepassing op de raadsheren die het hoger beroep behandelen.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als hij tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van uitzonderlijke omstandigheden. Het moet dan gaan om omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid of van een bij de verzoeker bestaande objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid.
Beoordeling in deze zaak
3.3.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 30 november 2023 volgt dat verzoeker op die zitting het verzoek heeft gedaan de rijksrecherche op te dragen nader onderzoek te verrichten naar verbalisant [verbalisant01] en aangevers, die zouden hebben gelogen. Nadat verzoeker meermalen de gelegenheid heeft gehad zijn verzoeken toe te lichten, heeft de raadsheer verzoeker onderbroken, waarbij de raadsheer heeft opgemerkt dat verzoeker al lang het woord had om verzoeken te doen en dat hij en zijn raadsman nog voldoende gelegenheid zouden krijgen zich uit te laten over de verklaringen van de aangevers. De raadsheer heeft (opnieuw) een samenvatting gegeven van de verzoeken van verzoeker en meegedeeld dat als verzoeker zich kon vinden in deze samenvatting, hij de advocaat-generaal zou vragen hierover een standpunt in te nemen. De raadsman heeft daarop te kennen gegeven hiermee in te stemmen. Na de advocaat-generaal te hebben gehoord en de behandeling van de zaak te hebben geschorst, heeft het hof vervolgens de verzoeken van verzoeker afgewezen.
3.4.
Uit de gang van zaken op de zitting in de hoofdzaak op 30 november 2023 blijkt op geen enkele wijze dat de gewraakte raadsheer verzoeker niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn standpunten uiteen te zetten. Hij is voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn verzoeken toe te lichten. Van de schijn van partijdigheid van de raadsheer op dat vlak is de wrakingskamer dan ook niet gebleken.
3.5.
Uit de beslissing om verzoeker tijdens de behandeling niet toe te staan nogmaals het woord te voeren in toelichting op zijn verzoek tot het doen van onderzoek kan evenmin worden afgeleid dat de raadsheer vooringenomen is geweest. De juistheid van een dergelijke processuele beslissing kan in beginsel niet door de wrakingskamer worden getoetst. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt immers mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing geen grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer beoordeelt dus niet de juistheid van de (tussen)beslissing.
3.6.
Verzoeker heeft in deze procedure al eerder een groot aantal wrakingsverzoeken gedaan – telkens met min of meer dezelfde strekking – die geen van alle zijn gehonoreerd en die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de procedure. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking jegens één of meer leden van de kamer die de zaak ter zitting behandelen, niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
De wrakingskamer bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Het bovenstaande bevat de vastlegging van de op 30 november 2023 uitgesproken beslissing en is aldus vastgesteld door mr. P.F.E. Geerlings, mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en
mr. A.R. Sturhoofd, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend als griffier, en ondertekend op 14 december 2023.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.