Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Mitsdien is mevrouw [de echtgenote
] voornoemd, als executeur en enig erfgename bevoegd tot het beheren van en het beschikken over alle goederen behorend tot de nalatenschap van erflater overeenkomstig het vorenstaande.”
- uit de onder de notaris berustende gelden (verkoopopbrengst van de woning) waarop klaagster beslag had gelegd, stort de notaris € 623.184, ter uitvoering van het legaat, op de rekening van klaagster;
- uit die beslagen gelden, betaalt de echtgenote middels de notaris € 10.000 op de rekening van klaagster, ter finale regeling van de geschillen tussen de echtgenote en klaagster;
- de notaris houdt een bedrag van € 386.816 in depot, zijnde het bedrag dat na schatting en bij benadering vermoedelijk door klaagster verschuldigd is ter zake van erfbelasting, welk bedrag de notaris na definitieve aanslag namens klaagster overmaakt aan de Belastingdienst. Een eventueel restant in het depot stort de notaris op de rekening van klaagster; bij een eventueel tekort maakt klaagster zelf het ontbrekende bedrag aan de Belastingdienst over.
Na uw aanpassingen en het bericht van akkoord van mr. [naam 4] (CC) zal cliënte vandaag nog de definitieve akte komen tekenen. Ik begreep uit een email van gisterenavond dat zij inmiddels haar ID-gegevens heeft verstrekt (…).”
I did not receive the signed power of attorney yet. Mrs [naam klaagster] is waiting in my office in order to execute the deed (attachement).” Op 24 mei 2019 om 16:46 uur heeft de notaris de volmacht van de echtgenote ontvangen.
In reactie op uw verzoek tot uitbetaling heb ik het navolgende overzicht voor u gemaakt. Wij zullen zo spoedig mogelijk € 375.939,22 aan de Belastingdienst voldoen. U dient zelf zorg te dragen voor de restant-betaling ad € 10.876,78. Ingevolge de depotovereenkomst dienen u en [de echtgenote
] namens de nalatenschap beiden de helft van beide facturen voor uw rekening te nemen.Bij herlezing van de vaststellingsovereenkomst viel mij op dat daarin een rekenfout van € 10.000,- is gemaakt. Wij dienden aan u uit te betalen € 623.184,- en wij dienden in depot te houden € 386.816,-, tezamen € 1.010.000,-, terwijl daarnaast nog € 10.000,- aan u zou moeten worden uitbetaald vanwege schikkingskosten. De totale uitkeringskosten zou daarmee € 1.020.000,- belopen (…).”
Ten vervolge: niet zonder mijn toestemming enig bedrag aan[de echtgenote]
overmaken! De overeenkomst is rechtsgeldig tot stand gekomen, waarbij[de echtgenote] zich
verzekerd had van rechtskundige bijstand. U en uw kantoor dienen de overeenkomst uit te voeren zoals deze tot stand is gekomen en zoals deze is vastgelegd in de depotakte. Mocht u wel betalen aan haar, dan stel ik u en uw kantoor reeds nu voor alsdan in gebreke. (…)”
Die laat zien dat ik door U in de positie werd gebracht nog aan de belastingdienst te moeten betalen, terwijl U in de eigen akte zegt dat U – en niemand anders – dat hele bedrag (€ 386.816) aan de belastingdienst zou voldoen. Dat is te beschouwen als een derdenbeding dat door mij aanvaard is, waaraan de notaris heeft te voldoen. Door aan die verplichting niet te voldoen, benadeelt U mij en bevoordeelt U zonder reden mevrouw[de echtgenote]
, die financieel toch al niet te klagen had. Daarbij komt nog iets: In Uw boven aangehaalde berekening is ten onrechte vermeld dat door mij nog betaald moet worden: 50% van factuur N19.01552 € 875,10 € 437,55Laatstgenoemd bedrag was al betaald door mij aan uw kantoor, en wel op 17 juni 2019 (…) Daarom stel ik U hierbij aansprakelijk voor de door geleverde toerekenbare tekortkoming en verzoek ik U het mij toekomende bedrag ad (€ 10.876,78 minus € 437,55=) € 10.439,22 te betalen binnen 14 dagen na heden, op mijn bankrekening (…) waarbij ik aanspraak maak op de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2020.(…).”
(…) Het dossier is al lang geleden gearchiveerd. Ik heb een medewerker gevraagd het dossier uit het buitenarchief te halen. Indien wij een onjuist bedrag aan u hebben voldaan zullen wij dat vanzelfsprekend aan u vergoeden.”
Conform de depotovereenkomst is er:€ 623.184,- aan [klaagster] overgemaakt op 27-05-2020€ 10.000,- aan [klaagster] overgemaakt op 27-05-20en € 721.755,17 aan[de echtgenote]
op 27-05-20
waardoor er minder in depot is gebleven. Hierover heeft [de kandidaat-notaris][de echtgenote]
gemaild, met het verzoek deze € 10.000,- alsmede de kosten van onze declaratie ad € 439,23 te voldoen.(…).”
“(…)
Na uw onderstaande mail, die in wezen geen inhoudelijke reactie inhoudt op uw aansprakelijkheidsstelling door mij, heb ik niet meer van u vernomen. Ook de gevorderde EUR 10.439,23 is niet overgemaakt, evenmin als de wettelijke rente vanaf 10 januari 2020 over voormeld bedrag. Bij deze geef ik u nog 1 week na heden de gelegenheid om genoemd bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2020, over te maken op mijn uw bekende bankrekeningnummer. Zo niet, dan ga ik maatregelen tegen U nemen. (…).”
(…) Graag zou ik met u overleggen over het dossier in de hoop dat u wilt overwegen de klacht in te trekken. Bij de zoektocht vond ik uw onderstaande mail van 23 mei, die ik helaas niet eerder had gezien. Ook vond ik de mail van 5 april, van onze financieel medewerkster aan mij, die een begin had gemaakt met het antwoord op uw vraag (bijlage). Beide mails zijn tot mijn spijt ondergesneeuwd in de dagelijkse lawine van berichten en nu pas door mij gesignaleerd. Dit heeft ertoe geleid dat een reactie op uw laatste e-mail en de overboeking van het door u daarin genoemde bedrag is uitgebleven, hetgeen ik zeer betreur.Uw dossier werd destijds behandeld door [de kandidaat-notaris]. Zij werkt niet meer in het notariaat. Dat heeft de beantwoording mede vertraagd.Er is mij veel aan gelegen het probleem op te lossen en de klachtbehandeling te vermijden.Het bedrag ad € 10.493,23 vermeerderd met de rente ad € 519,96 en uw griffierecht ad € 50,00 in totaal € 11.009,19 zullen wij per omgaande aan uw rekeningnummer (..) voldoen.Graag zou ik u persoonlijk spreken om in elk geval mijn excuses te kunnen maken (…).”
Het is zo dat in de behandeling van het dossier door mijn collega [de kandidaat-notaris], die onder mijn supervisie stond, een fout was gemaakt in het proces van uitvoering van hetgeen u met[de echtgenote]
blijkens de vaststellingsovereenkomst had afgesproken (…)In de vaststellingsovereenkomst die door uw beider advocaten is opgesteld, is na een schets van de achtergrond van hetgeen is afgesproken, tussen u beider bepaald dat van de opbrengst van de verkoop een bedrag zal worden voldaan aan u ter grootte van € 623.184,-, een bedrag van € 10.000,- en dat voorts bij de notaris in depot namens u zal worden gehouden een bedrag van € 386.816,- ter voldoening van de erfbelasting die aan u bij aanslag zal worden opgelegd. Het totaal van deze bedragen beloopt dan echter € 1.020.000,- en niet de € 1.010.000,- waarop u blijkens de considerans van de vaststellingsovereenkomst recht had (…)Juist is dat bij het constateren van deze fout mijn collega aan u beiden de situatie had moeten voorleggen en moeten wachten op verdere instructies. In plaats daarvan heeft zij conform haar eigen lezing van de vaststellingsovereenkomst aan u uitbetaald hetgeen daarover was vastgelegd en heeft zij aan[de echtgenote]
uitbetaald wat haar toekwam met in acht name van het legaat en het bedrag van de minnelijke regeling (€ 10.000,-). (…).”
omdat dan is tegemoetgekomen aan deze onheuse manier van bejegenen.”
4.De klacht
5.Beoordeling
- klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klachtonderdelen 4, 5 en 7 en deels niet-ontvankelijk verklaard in de klachtonderdelen 6 en 8, vanwege overschrijding van de wettelijke klachttermijn;
- de klachtonderdelen 1 en 9 gegrond verklaard;
- de klacht voor het overige ongegrond verklaard;
- de notaris de maatregel van berisping opgelegd;
- de notaris veroordeeld tot betaling aan klaagster van € 50 griffierecht en € 50 aan andere kosten;
- de notaris veroordeeld tot betaling van € 2.000 in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van de notaris leidt tot oplegging van een lichtere maatregel, ziet het hof – overeenkomstig deze uitgangspunten – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand.