Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 2],|2. [geïntimeerde 2] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 3],3. [geïntimeerde 3] B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Supply Agreement” gesloten. Deze is ondertekend namens Werner Stricker door de toenmalige bestuurder van Werner Stricker, de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]).
Information Packopgesteld. In Appendix I van dit
Information Packis opgenomen dat Bridgefarma sinds 17 december 2014 eigenaresse is van het voor de Nederlandse markt benodigde registratiedossier.
Information Packin overleg getreden over de koop en verkoop van de aandelen in de ondernemingen van de Groep. In dat onderhandelingsproces is bij [geïntimeerden] de vraag opgekomen wie de eigenaar is van het Nederlandse registratiedossier (REGNL 3567) voor Glucamagnesium.
8.Intellectuele Eigendom
4.De procedure bij de rechtbank
in conventiegevorderd om [geïntimeerden] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk te veroordelen tot:
in reconventie, onder de voorwaarde dat de vordering van [appellante] onder I. wordt toegewezen, gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
5.Beoordeling
Supply Agreementbestond tussen Stricker Nederland en Werner Stricker voor onder meer het product Glucamagnesium en daarmee hebben [geïntimeerden] ter gelegenheid van de aandelenoverdracht ingestemd. Dat staat los van de eigendom van het Nederlandse registratiedossier. De eigendom van dit dossier berust bij [appellante]. De toenmalige bestuurder van Werner Stricker, [naam 1], heeft dit ook bevestigd, aldus [appellante].
Information Packopgesteld. In de
Information Packstaat een kopje “
Ownership”. Dat betekent, althans zo hebben [geïntimeerden] dat begrepen, “rechthebbende op de rechten die voortvloeien uit het betreffende dossier”. Het staat niet vast dat [appellante] rechthebbende is van het Nederlandse registratiedossier van het product Glucamagnesium en de rechten die daarvan onderdeel uitmaken. Het registratiedossier wordt gebruikt op basis van contractuele afspraken met Werner Stricker. [appellante] betaalde immers op grond van de
Supply Agreementeen
feeaan Werner Stricker. Dat is een beperking ten aanzien van het dossier. Artikel 8 lid 3 van de koopovereenkomst ziet erop dat er een nadere transactie zou worden verricht om de eigendomsoverdracht van het dossier zonder beperkingen formeel te bevestigen. Het artikel is opgenomen, om ervoor te zorgen dat de Groep de rechten zou krijgen om het product vrijelijk en zonder beperkingen te kunnen laten produceren, vermarkten, verkopen en distribueren. Het bedrag van € 500.000,- is een korting op de koopprijs, omdat de Groep niet beschikt over alle rechten, waaronder alle rechten op intellectuele eigendom en
know howen daaraan gerelateerde rechten op het registratiedossier. Het huidige bestuur van Werner Stricker heeft aan [geïntimeerden] bericht dat zij nog steeds rechthebbende is op het registratiedossier. Aan de voorwaarde van artikel 8 lid 3 is daarom niet voldaan, aldus [geïntimeerden]
“de Partijen”niet noodzakelijkerwijs is gedoeld op [appellante] en [geïntimeerden] Deze stelling, die overigens lijkt af te wijken van de stelling in punt 4.8 van de memorie van antwoord, volgt het hof niet. In de overeenkomst is de term “
de Partijen”immers een gedefinieerd begrip: uit de aanhef van de overeenkomst volgt dat daarmee de partijen bij de overeenkomst worden bedoeld. Ook een redelijke uitleg dwingt tot dat oordeel. Daarom strekt bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt dat
“de Partijen”in artikel 8 lid 3 [appellante] en [geïntimeerden] zijn.
productGlucamagnesium. Het hof licht dit als volgt toe.
Information Packstond) gaat het hof voorbij, reeds omdat uit een eerdere versie van artikel 8 lid 3 volgt dat [geïntimeerden] ten tijde van de koopovereenkomst wisten dat voor dit specifieke diergeneesmiddel in Zwitserland Werner Stricker registratiehouder van het Glucamagnesium-dossier was. Ook het feit dat er in artikel 8 lid 3 staat dat het
completedossier moet worden overgedragen, noopt niet tot een andere (ruimere) uitleg. Ook die bewoording verwijst naar het Nederlandse registratiedossier, dat in artikel 8 lid 3 (expliciet) met een registratienummer wordt geduid, en wijst niet op iets anders. [geïntimeerden] stellen weliswaar dat zij de koopovereenkomst hebben gesloten met de bedoeling om Glucamagnesium vrij te kunnen produceren, vermarkten, verkopen en distribueren, maar zij hebben geen concrete feiten of omstandigheden genoemd die tot iets anders kunnen leiden dan hetgeen zij (uiteindelijk) met [appellante] zijn overeengekomen, zoals hiervoor uitgelegd. [geïntimeerden] mochten dat ook niet verwachten.
nietaan hun zijde te willen voegen in onderhavige procedure. [geïntimeerden] hebben hier onvoldoende tegenovergesteld.
Information Packnog stond dat Bridgefarma “
Ownership” had van het dossier, maakt het voorgaande niet anders. In de door partijen geparagrafeerde Bijlage 2 bij de koopovereenkomst is daarna in artikel 8.2 sub c immers vermeld dat Bridgefarma geen eigenaar is van het Nederlandse registratiedossier. Die vermelding is juist, want het dossier behoort ook naar het oordeel van het hof aan [appellante] in eigendom toe. Geen gewicht kan worden toegekend aan de omstandigheid dat dit niet uitdrukkelijk in de Bijlage 2 bij de koopovereenkomst is vermeld. De eigendomsvraag hadden [geïntimeerden] immers kort daarvoor in twijfel getrokken.
productGlucamagnesium, maar om het Nederlandse registratiedossier. In het licht van de stellingen van [appellante] en de vaststaande feiten zijn de inhoud van deze e-mail, de huidige visie van Werner Stricker en Biokema (of hun rechtsopvolgers) en hetgeen [geïntimeerden] verder naar voren hebben gebracht ook overigens onvoldoende ter onderbouwing van de betwisting dat de eigendom van het dossier bij [appellante] rust.
manufacturing agreement” tussen Werner Stricker en Bela Pharm als beperking in de zin van artikel 8 lid 3 van de koopovereenkomst kan worden aangemerkt. Dat zou ook geen redelijke uitleg van artikel 8 lid 3 zijn, alleen al omdat partijen geen (directe) invloed op de rechtsverhouding tussen deze twee entiteiten kunnen uitoefenen.
Supply Agreementals een beperking in de zin van artikel 8 lid 3 geldt. Dat de
Supply Agreementvan vitaal belang zou zijn, hebben [geïntimeerden] toegelicht met het argument dat met het eindigen van de
Supply Agreementde toegang tot het Nederlandse registratiedossier voor de Groep eindigt en dat [appellante]/de Groep dan geen titel meer heeft om het dossier onder zich te houden, en ook niet om de op het dossier gebaseerde handelsvergunning in stand te houden. Deze uitleg vindt echter geen steun in de tekst van de
Supply Agreementen strookt niet met de vaststelling eerder in dit arrest dat [appellante] de eigendom van het Nederlandse registratiedossier heeft en ook niet met het doel en de strekking van de
Supply Agreement. In de
Supply Agreement, die op 1 februari 2013 met een looptijd van tien jaar is gesloten tussen Stricker Nederland en Werner Stricker (laatstgenoemde vertegenwoordigd door [naam 1]), zijn slechts voor een bepaalde periode (extra) rechten aan Stricker Nederland toegekend, zoals een exclusief recht om marketing activiteiten te verrichten, het product Glucamagnesium te verkopen en het te distribueren in de Benelux (artikel 2.1). Daartegenover staat dat Stricker Nederland het product gedurende de looptijd van de
Supply Agreementexclusief afneemt van Werner Stricker (artikel 4.1). Geen van de bepalingen van de
Supply Agreementstelt beperkingen aan het gebruik van het Nederlandse registratiedossier.
Supply Agreementredelijkerwijs ook anderszins niet als een beperking in de zin van artikel 8 lid 3 van de koopovereenkomst worden aangemerkt. Ook het bedrag van € 0,76 per flacon van 500 ml product dat Werner Stricker in rekening bracht, kan dat niet. Het hof licht dat als volgt toe. [appellante] heeft in haar processtukken toegelicht dat er een vergoeding werd betaald per product, voor het produceren van Glucamagnesium aan Bela Pharm (aan welke entiteit Werner Stricker de productie van geneesmiddelen had uitbesteed) en een vrijgiftevergoeding van € 0,76 per flacon van 500 ml product aan Werner Stricker, om het product vrij te geven voor de Nederlandse markt, althans dat dit de grondslag was voor de betalingen in de periode voorafgaand aan de aandelenoverdracht in 2017. [appellante] heeft ter zitting van het hof verder toegelicht dat Bela Pharm de enige producent was die flacons met een inhoud van 500 ml produceert en dat Bela Pharm het zo geregeld had dat de vrijgifte voor het product door Werner Stricker moest worden gedaan. Het hof constateert dat in de bijlage “ETIKETTERING” bij de handelsvergunning voor Glucamagnesium in Nederland, die als productie 10 door [appellante] is overgelegd, bij “Fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte” in overeenstemming daarmee Werner Stricker is vermeld. Op grond van het voorgaande heeft [appellante] voldoende duidelijk gemaakt dat er door haar enkel een vergoeding werd betaald aan Werner Stricker voor vrijgifte van het product. Met name in het licht van de vermelding op de bijlage bij de handelsvergunning hebben [geïntimeerden] daar onvoldoende tegenovergesteld. Deze vergoeding voor vrijgifte kan niet als een beperking in de zin van artikel 8 lid 3 van de koopovereenkomst worden aangemerkt. Het feit dat op een factuur van 28 mei 2013 van Werner Stricker het woord ‘
Lizenzgebühren” wordt gebruikt, kan in dat oordeel geen verandering brengen.
Supply Agreement, die niet in de overeengekomen tekst van artikel 8 lid 3 van de overeenkomst wordt genoemd, is bovendien een aparte overeenkomst die Stricker Nederland met Werner Stricker heeft gesloten ter zake van de daarin geregelde onderwerpen en die tevens op twee andere diergeneesmiddelen ziet. Vaststaat dat [geïntimeerden] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst van de afspraken in de
Supply Agreementop de hoogte waren. Daarnaast volgt uit de verklaringen die ter zitting bij de rechtbank namens [geïntimeerden] zijn afgelegd, dat [geïntimeerden] destijds de verplichting om de
feevan € 0,76 per flacon tot het einde van de
Supply Agreementaan Werner Stricker te (blijven) betalen, hebben aanvaard. Aan de ontkenning hiervan in punt 5.3 van de memorie van antwoord, die niet nader is toegelicht, gaat het hof voorbij, evenals aan het argument van [geïntimeerden] dat bij de bepaling van de hoogte van het bedrag van € 500.000,-, genoemd in artikel 8 lid 3 van de koopovereenkomst, door partijen is meegenomen dat de Groep tot het einde van de
Supply Agreementde
feeverschuldigd zou zijn. Dit wordt namelijk door niets ondersteund. Het volgt ook niet uit hetgeen door partijen ter zitting in eerste aanleg is verklaard, zoals aangevuld door [appellante] bij brief van 23 augustus 2021.
Supply Agreementdoor [geïntimeerden] niet als een beperking in de zin van artikel 8 lid 3 van de koopovereenkomst werd beschouwd. Dat geldt temeer vanwege het (onbetwiste) voordeel dat deze overeenkomst had gedurende de looptijd ervan, te weten dat Werner Stricker exclusief aan Stricker Nederland leverde voor de Nederlandse markt, waardoor het (onbetwist) niet tot een parallelle registratie en verkoop van Glucamagnesium in Nederland kon komen. [geïntimeerden] mochten niet iets anders begrijpen of verwachten.
Supply Agreement, waar [geïntimeerden] nog naar hebben verwezen en die volgens hen doorwerkt na afloop van de
Supply Agreement, kan redelijkerwijs ook niet als een beperking in de zin van artikel 8 lid 3 van de koopovereenkomst worden aangemerkt. Ter toelichting dient het volgende.
Supply Agreementis het volgende bepaald:
Supply Agreementis vervolgens bepaald welke informatie wel mag worden verstrekt. Uit deze bepalingen volgt niet dat de geheimhoudingsverklaring zich ook uitstrekt tot het Nederlandse registratiedossier en de inhoud daarvan, temeer omdat dat dossier ten tijde van het sluiten van de
Supply Agreemental lange tijd in het bezit was van [appellante] en omdat zij daarvan eigenaar was. Om die reden ligt zo’n ruime uitleg niet voor de hand. Argumenten waarom dit toch anders is, hebben [geïntimeerden] niet aangedragen. Ook artikel 7 uit de
Supply Agreementis dus geen beperking in de zin van artikel 8 lid 3. Overigens geldt dat de tienjaarstermijn die in artikel 7 van de
Supply Agreementwordt genoemd inmiddels is verstreken, zodat die bepaling is uitgewerkt en ook daarom geen steun biedt voor het argument van [geïntimeerden] dat zij het registratiedossier nog niet hoeven af te nemen. [geïntimeerden] hebben nog betoogd dat de gegevens en documentatie die zich in het Nederlandse registratiedossier bevinden kwalificeren als bedrijfsgeheim in de zin van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen. Omdat [geïntimeerden] niet hebben toegelicht hoe deze stelling zich verhoudt tot het feit dat [appellante] eigenaar is van het Nederlandse registratiedossier en het recht heeft om de inhoud daarvan te gebruiken (zie 5.29 hiervoor), gaat het hof alleen al om deze reden aan dit betoog voorbij.
Supply Agreement. [geïntimeerden] hebben ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat bij de huidige stand van zaken Biokema na afloop van de
Supply Agreement– dat wil zeggen na 1 februari 2023 – een royalty of licentievergoeding zal gaan vragen en dat voor alle bestellingen na 1 februari 2023 de prijzen omhoog zullen gaan. Ook als dat juist is (het blijkt uit niets), kunnen dergelijke (extra) vergoedingen naar het oordeel van het hof echter geen verband houden met het (gebruik van het) Nederlandse registratiedossier, omdat [appellante] daarvan eigenaar is en bovendien de handelsvergunning reeds op naam van Bridgefarma stond. [geïntimeerden] hebben wel verwezen naar een “
Vertriebsvertrag” uit 1986 tussen Werner Stricker en [appellante], maar zij hebben niet geconcretiseerd dat aan deze overeenkomst ook nog uitvoering is gegeven nadat in 1994 het Nederlandse registratiedossier aan [appellante] was overgedragen. Ook hebben [geïntimeerden] niet duidelijk gemaakt waar in die overeenkomst is vermeld dat Werner Stricker een vergoeding voor royalty’s of een licentie in rekening brengt voor het gebruik van het Nederlandse registratiedossier. Dat er in die overeenkomst volgens [geïntimeerden] is vermeld dat “
Präparate” aan Werner Stricker toebehoren, zegt op zichzelf niets. Als die preparaten ook betrekking hebben op het product Glucamagnesium, dan is dat niet onbegrijpelijk omdat Werner Stricker in 1986 in Nederland nog zelf in Glucamagnesium handelde. Daar komt bij dat de overdracht in artikel 8 lid 3 niet ziet op rechten op het product, maar enkel op het Nederlandse registratiedossier (zie 5.16 en 5.17 hiervoor).
know howvoortvloeien, door hen geduid als “de rechten die van het dossier onderdeel uitmaken”. Het is mogelijk dat dergelijke rechten op een registratiedossier rusten. [geïntimeerden] hebben echter nagelaten concreet te maken in welk opzicht dit soort rechten in dit specifieke geval een beperking opleveren in de zin van artikel 8.3 van de koopovereenkomst. [geïntimeerden] hebben bij hun betoog ook geen rekening gehouden met de situatie die zich hier voordoet, te weten dat het Nederlandse registratiedossier niet aan Werner Stricker (Biokema), maar aan [appellante] in eigendom toebehoort. Hun betoog is dan ook geen voldoende betwisting van de stelling van [appellante] dat er na overdracht van het Nederlandse registratiedossier geen beletselen bestaan, ook niet “in relatie tot Stricker AG” om het te gebruiken. Rechten van intellectuele eigendom en
know howspelen bij de verdere beoordeling daarom geen rol.