ECLI:NL:GHAMS:2023:3104

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.327.953/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Quickmaster Autoservice B.V. en schorsing bestuurder

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 13 november 2023 een beschikking gegeven in het geschil tussen [A Holding] B.V. en [B Holding] B.V. betreffende Quickmaster Autoservice B.V. [A Holding] heeft verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Quickmaster, alsook om onmiddellijke voorzieningen te treffen, waaronder de schorsing van [B Holding] als bestuurder. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een ernstige vertrouwensbreuk bestaat tussen de aandeelhouders, wat heeft geleid tot een impasse in het bestuur en de algemene vergadering van Quickmaster. De samenwerking tussen de partijen is tot stilstand gekomen, en er zijn gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en gang van zaken binnen de vennootschap. De Ondernemingskamer heeft daarom besloten een onderzoek te bevelen naar de gang van zaken van Quickmaster over de periode vanaf 29 december 2022. Tevens is [B Holding] geschorst als bestuurder, gezien de feitelijke situatie waarin hij zich al had teruggetrokken. De kosten van het onderzoek zijn vastgesteld op € 15.000, welke ten laste komen van Quickmaster. De Ondernemingskamer heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.327.953/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 13 november 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A Holding] B.V.,
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. A. Mao, kantoorhoudende te Schiedam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUICKMASTER AUTOSERVICE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B Holding] B.V.,
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE.
advocaat:
mr. D. Coskun, kantoorhoudende te Arnhem.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als [A Holding] en haar enig aandeelhouder/bestuurder als [A] ;
  • verweerster als Quickmaster;
  • belanghebbende als [B Holding] en haar enig aandeelhouder/bestuurder als [B] .

1.Het verloop van het geding

1.1
[A Holding] heeft bij verzoekschrift van 31 mei 2023 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat:
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Quickmaster over de periode vanaf 29 december 2022 en een onderzoeker te benoemen;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure:
a. [B Holding] te schorsen als bestuurder van Quickmaster en een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Quickmaster;
b. de door [B Holding] gehouden aandelen in Quickmaster over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder, althans het stemrecht verbonden aan deze aandelen te schorsen;
c. of een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht;
3. [B Holding] te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
[B Holding] heeft bij verweerschrift van 17 augustus 2023 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van [A Holding] af te wijzen en haar te veroordelen in de reële proceskosten.
1.3
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 7 september 2023. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen. [B Holding] heeft van tevoren nadere producties toegestuurd en heeft die in het geding gebracht. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.4
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de Ondernemingskamer de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen de mogelijkheid van een minnelijke regeling te onderzoeken. Op 9 oktober 2023 heeft de advocaat van [A Holding] per e-mail bericht dat partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt en de Ondernemingskamer verzocht een beschikking te geven.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over Quickmaster, een vennootschap die een garage drijft. Er is onenigheid tussen haar twee aandeelhouders, die tevens haar bestuurders zijn, waardoor zowel het bestuur als de algemene vergadering niet meer functioneren.
2.2
Quickmaster is op 29 december 2021 opgericht. [A Holding] en [B Holding] houden elk 50% van de aandelen in Quickmaster. Zij vormen samen het bestuur van Quickmaster en zijn als bestuurders zelfstandig bevoegd Quickmaster te vertegenwoordigen.
2.3
[A] houdt alle aandelen in [A Holding] en is haar enige bestuurder. [B] houdt alle aandelen in [B Holding] en is haar enige bestuurder.
2.4
Quickmaster drijft in Rotterdam een garagebedrijf. Zij houdt zich volgens haar inschrijving in het handelsregister onder meer bezig met de reparatie van en handel in personenauto's en lichte bedrijfsauto's. Zij huurt haar bedrijfsruimte.
2.5
De onderneming werd oorspronkelijk gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de vof), met [B] en [C] (hierna: [C] ) als haar vennoten. De vof had de onderneming in 2018 overgenomen van [D] (hierna: [D] ), die in hetzelfde pand voordien een garage dreef. [D] was ook de eigenaar van het bedrijfspand. Hij heeft het bedrijfspand in 2018 aan de vof althans aan [B] en [C] verhuurd.
2.6
[C] heeft in het najaar van 2021 aan [B] laten weten te willen stoppen met de onderneming. Hij wilde zijn aandeel in de vof overdragen aan [A] . [B] is daarmee akkoord gegaan. Nadat [A] en [B] hadden afgesproken dat zij de onderneming in de vorm van een besloten vennootschap wilden gaan voeren, hebben hun beider holdingvennootschappen op 29 december 2021 Quickmaster opgericht.
2.7
[A Holding] heeft van [C] voor een koopprijs van € 65.000 de helft van de 'voorraad, inventaris en goodwill' van de vof gekocht. Volgens de koopovereenkomst moest betaald worden vóór 31 december 2021. De overdracht en levering van 'het bedrijf' heeft per 1 januari 2022 plaatsgevonden.
2.8
[A Holding] en [B Holding] hebben voor een gelijk deel aanspraak op dividend uit Quickmaster en op salaris. [B] is automonteur. Hij doet het monteurswerk aan de auto's. [A] kan dat niet omdat hij daarvoor niet is opgeleid. [A] doet alleen wat kleinere klussen in de werkplaats, maar houdt zich wat betreft Quickmaster vooral bezig met andere zaken, zoals de administratie. [A] is daarnaast enig aandeelhouder B.B. Logistic Services B.V. (hierna ook: BB) die met eigen auto’s een pakketbezorgbedrijf exploiteert. De circa 30 auto's van BB zijn in onderhoud bij Quickmaster.
2.9
In mei 2022 heeft [B Holding] c.q. [B] – in verband met de ongelijke verdeling van de werkzaamheden – kenbaar gemaakt dat zij meer dividend en hij meer salaris wilden ontvangen dan [A Holding] c.q. [A] , die daar niet mee hebben ingestemd.
2.1
[A Holding] heeft op haar kosten in het bedrijfspand een camerasysteem opgehangen dat beeld en geluid registreerde. [B] was het daar niet mee eens. Op 2 oktober 2022 heeft [B] het camerasysteem onklaar gemaakt.
2.11
De eigenaar van het bedrijfspand, [D] , is in juli 2022 overleden. Het bedrijfspand is door erfopvolging overgegaan op zijn weduwe. Bij brief van 14 november 2022 heeft de weduwe aan Quickmaster meegedeeld dat er met Quickmaster geen huurovereenkomst is gesloten en haar verzocht het bedrijfspand per direct te verlaten. Bij brief van 26 december 2022 heeft Quickmaster gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat [D] mondeling akkoord was gegaan met een overgang van de met de vof, althans Özcan en [C] gesloten huurovereenkomst op Quickmaster, zodat zij de rechtmatige huurder is geworden.
2.12
Op 6 april 2023 heeft de weduwe Quickmaster in kort geding gedagvaard bij de kantonrechter en de ontruiming van het bedrijfspand gevorderd. De kantonrechter heeft zich bij vonnis van 3 mei 2023 onbevoegd verklaard van de zaak kennis te nemen omdat de vordering tot ontruiming was gebaseerd op de stelling dat er geen huurovereenkomst was en het aldus, volgens de kantonrechter, niet ging om een zaak betreffende een huurovereenkomst die door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist. De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.
2.13
Bij brief van 8 mei 2023 heeft [A Holding] [B Holding] opgeroepen voor een algemene vergadering van Quickmaster op 17 mei 2023 met als agendapunten onder meer:
- beëindiging van eventuele managementovereenkomsten voor zover hiervan sprake is,
- schorsing van [B Holding] als bestuurder,
- ontslag van [B Holding] zonder decharge als bestuurder ingevolge artikel 16 lid 2 van de statuten en
- het vaststellen van onbehoorlijk bestuur van [B Holding] en [B] als bestuurder respectievelijk feitelijk bestuurder van Quickmaster.
Daarbij heeft (de advocaat van) [A Holding] verder geschreven:
(…) Eind mei 2022 heeft u overleg gevoerd met cliënte. In deze vergadering heeft u - in weerwil van de voornoemde afspraken - aan cliënte te kennen gegeven dat u meer salaris en dividend wenst te ontvangen dan cliënte, omdat u meent meer werkzaamheden te verrichten. Met verwijzing naar de afspraken, heeft cliënte u medegedeeld het met uw zienswijze niet eens te zijn. Tot ongenoegen van cliënte is uw inzet voor de Vennootschap sindsdien drastisch verminderd. Hoewel dat evident niet overeenkomstig de gemaakte afspraken is, heeft cliënte hierdoor noodgedwongen ook de aan u toebedeelde werkzaamheden moeten verrichten.
Uw verminderde inzet voor de Vennootschap blijkt onder meer uit het feit dat u - zonder opgaaf van reden - veelvuldig verzuimt aanwezig te zijn tijdens werktijd en uw monteurswerkzaamheden nauwelijks uitvoert. Klanten en leveranciers van de Vennootschap hebben meermaals voor dichte deuren gestaan. U verricht werkzaamheden in de garageonderneming zonder cliënte daarvan op de hoogte brengen. Daarnaast is cliënte inmiddels bekend geworden dat u uw monteurswerkzaamheden elders pleegt te verrichten, allicht met het oogmerk om financiële voordelen geheel ten bate van uzelf te laten komen in plaats van ten bate van de Vennootschap.
Tussen u en cliënte is daarnaast onenigheid ontstaan over het plaatsen van een camerasysteem in de bedrijfsruimte van de garageonderneming van de Vennootschap. Cliënte heeft vanuit veiligheidsoverwegingen én op eigen kosten een camerasysteem geïnstalleerd in de bedrijfsruimte. Een dergelijk systeem is doorgaans ook vereist of aangeraden voor verzekeringsdoeleinden. U heeft aangegeven het camerasysteem te verwijderen, omdat u tijdens uw werk niet gefilmd wenst te worden. Teneinde u tegemoet te komen, heeft cliënte voorgesteld om de camera's zo in te stellen dat deze niet op u gericht staan. Geheel ten onrechte heeft u er niettemin voor gekozen het camerasysteem te saboteren en onbruikbaar te maken. Cliënte heeft hierdoor schade geleden, waarvoor u aansprakelijk wordt gesteld middels dit schrijven.
Voorts bent u ervan op de hoogte dat de Vennootschap op 6 april jl. door de verhuurder in rechte is betrokken. De verhuurder stelt zich hierbij op het standpunt dat er geen sprake is van een huurovereenkomst met de Vennootschap. U bent hiervan tijdig op de hoogte gesteld. U heeft zich volledig onttrokken aan dit geschil. U bent zonder enige vooraankondiging verschenen bij de mondelinge behandeling op 19 april jl. Hierbij heeft mevrouw [E][partner [B] ; OK]
meegedeeld dat zij [B] vertegenwoordigt in die procedure. [B] is echter (zelf) geen partij, zoals ook terecht is opgemerkt door de voorzieningenrechter. Vervolgens heeft mevrouw [E] zich op het standpunt gesteld dat mr. Vermeulen[Quickmasters advocaat in de huurprocedure; OK]
geen gemachtigde is van de Vennootschap.
Cliënte concludeert uit uw handelswijze dat u daar met geen ander doel zat dan het bewust schade toebrengen aan de Vennootschap. Een Vennootschap waar u immer zelf 50% van de aandelen in houdt.
De voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen. Thans wordt een nieuwe zittingsdatum aangevraagd en op korte termijn zal er wederom een zitting plaatsvinden. Het moge duidelijk zijn dat cliënte u aansprakelijk houdt voor eventuele schade die de Vennootschap ten gevolge van uw doen of nalaten zal oplopen.
Als gevolg van uw handelswijze heeft de Vennootschap inmiddels aanzienlijke schade opgelopen, met name als gevolg van de (aantoonbaar) teruggelopen omzet. De garageonderneming van de Vennootschap verkeert hierdoor in een deplorabele toestand en haar continuïteit is ernstig in gevaar. Cliënte heeft uit eigen middelen een geldbedrag ter hoogte van € 16.000,00 beschikbaar gesteld aan de Vennootschap met het doel de garageonderneming overeind te houden. Op het verzoek van cliënte om ook een financiële bijdrage te leveren bent u in het geheel niet ingegaan.
Cliënte heeft meermaals getracht om de onderlinge verhouding met u te herstellen. In dat kader bent u herhaaldelijk verzocht het gesprek aan te gaan. U heeft zich echter niet bereid getoond om in onderling overleg met cliënte naar een structurele oplossing toe te werken. U blijft een weigerachtige houding aannemen en onderneemt geen enkel initiatief. De Vennootschap delft hierdoor het onderspit. (…)
2.14
De advocaat van [B Holding] heeft daarop bij e-mail van 12 mei 2023 aan de advocaat van [A Holding] geschreven:
(…) De heer [B] handelt uitsluitend en alleen in het belang van de vennootschap. Het is juist uw cliënt die stelselmatig handelt in het nadeel van de vennootschap. Het klopt niet dat cliënt met uw cliënt heeft afgesproken dat hij zich zou toeleggen (uitsluitend) op de operationele activiteiten door te werken als automonteur. De door u gestelde rolverdeling is niet afgesproken tussen partijen en evenmin zal dat gebeuren. Het is juist cliënt die contactpersoon is voor de klanten van de garage. In de periode dat sprake was een vennootschap onder firma en voordat cliënt aandeelhouder was in een BV heeft de heer [B] ook de administratie en klantcontact onderhouden. Uw cliënt weet niet eens hoe de voorraad moet worden bijgehouden. Uw cliënt weigert om te sleutelen aan voertuigen onder diverse voorwendselen. Uw cliënt weigert om zich te verdiepen in de garagebranche. Door toedoen van uw cliënt zijn veel klanten verloren gegaan. Dat komt ook doordat uw cliënt er een gewoonte van heeft gemaakt richting klanten om te laten zien dat hij het financieel goed doet en dure persoonlijke goederen heeft, zoals een dure auto, telefoon en horloge. Cliënt heeft van klanten te horen gekregen dat zij uw cliënt arrogant vinden en dat ze niet zullen komen naar de garage zolang ze uw cliënt daar zien. Uw cliënt sleutelt niet aan voertuigen en houdt de garage niet schoon. Uw cliënt verwacht van cliënt dat hij al het werk doet terwijl uw cliënt zijn prioriteiten legt bij zijn andere ondernemingen. Uw cliënt stelt zelfs daarbij het belang van zijn postpakkettenbedrijf (BB Logistics B.V.) voor boven op de belangen van de vennootschap en schroomt er niet voor om de vennootschap daarbij leeg te trekken en te benadelen. Uw cliënt verwijst de klanten door naar een concurrent, nota bene de ex-compagnon van cliënt. Dat laatste is onbehoorlijk. Cliënt heeft geen schade verricht aan de goederen van uw cliënt of die van de vennootschap. Voor de door uw cliënt afgesloten verzekering is er geen geld en heeft cliënt geen toestemming gegeven.
Door de onenigheid die is ontstaan en bestaat tussen cliënt en uw cliënt hebben partijen niet de kans gehad om de verhuurder van het pand te benaderen met het verzoek voor een in de plaats stelling of een huurovereenkomst. En inmiddels is de vorige verhuurder waarmee cliënt contact had overleden, zonder dat hij de vereiste toestemming heeft gegeven. Cliënt stelt uw cliënt aansprakelijk voor de schade die u heeft veroorzaakt aan de vennootschap.
Zonder toestemming van cliënt en zonder dat daar een bestuursbesluit of een aandeelhoudersbesluit aan ten grondslag ligt heeft uw cliënt zijn onderneming BB Logistics BV ingeschreven in het pand aan de Kiotoweg te Rotterdam. Uw cliënt voert vanuit BB Logistics BV zijn hoofdactiviteiten uit en heeft nagenoeg geen aandacht voor de activiteiten van de vennootschap. De vennootschap is door toedoen van uw cliënt niet winstgevend. Uw cliënt maakt geen tijd vrij voor de vennootschap. Uw cliënt heeft een postpakketbedrijf die al zijn aandacht en tijd opslurpt. Uw cliënt stort vervolgens diverse bedragen op de rekening van de vennootschap zonder toestemming van cliënt kennelijk met de bedoeling om de vennootschap verder in de schulden te brengen. Het is niet juist dat uw cliënt een bedrag van Euro 16.000,-- heeft geïnvesteerd. Aan uw cliënt kunnen ernstige verwijten worden gemaakt en uw cliënt maakt zich schuldig en heeft zich schuldig gemaakt aan wanbeleid; en voert uw cliënt zijn bestuurstaken onbehoorlijk uit.
Het is juist uw cliënt die per direct geschorst en ontslagen moet worden als bestuurder van de vennootschap. Dat is dan ook meteen het eerste agendapunt van cliënt voor de vergadering van 17.05.2023. (…)
2.15
Op de algemene vergadering van 17 mei 2023, waar namens de twee aandeelhouders de heren [A] en [B] , vergezeld van hun advocaten, zijn verschenen, heeft geen besluitvorming kunnen plaatsvinden. De notulen van die vergadering luiden, voor zover relevant:
Besproken agendapunten:
- Het voorstel is gedaan om de heer [A] tot voorzitter te benoemen en mevrouw [F] tot secretaris.
- Hierop is door de raadsman van de heer [B] gereageerd. [B] verzet zich tegen benoeming van [A] tot voorzitter en mevrouw [F] tot secretaris.
- Het voorstel is gedaan om de heer [B] een voorzitter en secretaris te laten benoemen.
- Vergadering is voor beraad van partijengeschorst.
- Na heropening van de vergadering geeft [B] te kennen niet in te willen gaan op het voorstel om zelf een voorzitter & secretaris te benoemen. [B] blijft bij zijn eerder gedane voorstel om een notaris in te schakelen om de vergadering voor te zitten en notuleren.
- Vergadering is wederomgeschorst. [B] treedt wederom in overleg met zijn raadsman om te bezien of zij het voorstel om zelf een voorzitter en Notulist te benoemen.
- Na heropening van de vergadering is door [B] ook afwijzend gereageerd op het voorstel om zelf een voorzitter en notulist te benoemen. [B] blijft erbij dat een notaris in te willen schakelen om de vergadering voor te zitten en notuleren.
- Het lukt partijen niet om overeenstemming te bereiken omtrent de benoeming van een voorzitter en notulist. Om deze reden kan de vergadering geen verdere doorgang vinden.
- De vergadering wordt om 11:36 gesloten.
2.16
[B] heeft zich ziek gemeld. Hij werkt niet meer als automonteur voor de onderneming.
2.17
Bij vonnis van 15 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam de vordering tot ontruiming van het bedrijfspand afgewezen, kort gezegd omdat de partijen elkaar tegenspreken wat betreft de feiten zodat bewijslevering nodig is en de kort geding procedure daarvoor niet geschikt is.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A Holding] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Quickmaster en dat de toestand van de vennootschap nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft zij – samengevat – het volgende naar voren gebracht. De samenwerking tussen partijen, waarvoor Quickmaster is opgericht, is feitelijk tot stilstand gekomen door de opstelling van [B Holding] en [B] . [B] heeft ten onrechte de door [A Holding] in de werkplaats opgehangen camera's onklaar gemaakt. Verder wordt Quickmaster door [B Holding] tegengewerkt in de procedure die de verhuurder tegen Quickmaster aanhangig heeft gemaakt. [A Holding] vermoedt dat [B] op die manier probeert zelf huurder van de bedrijfsruimte te worden om vervolgens de onderneming van Quickmaster op eigen naam voort te zetten, zo begrijpt de Ondernemingskamer het betoog van [A Holding] . De algemene vergadering functioneert niet meer doordat [B Holding] zich onmogelijk opstelt.
3.2
Daartegenover heeft [B Holding] aangevoerd dat [A Holding] in feite [B] als werknemer behandelt. [B] moet al het werk doen. [A] kan zelf weinig – hij is geen automonteur – en doet ook niet genoeg voor de onderneming. [B] voelt zich weggepest en is daardoor ziek geworden, met het wegvallen van inkomsten voor de vennootschap tot gevolg. [B] wil ook niet meer verder samenwerken met [A] . De vennootschap is inmiddels in feite failliet; de kosten kunnen alleen nog betaald worden doordat [A Holding] - zonder toestemming van [B Holding] - leningen verstrekt aan Quickmaster. [A] heeft inmiddels ook zijn pakketbezorgbedrijf BB in het bedrijfspand gevestigd zonder toestemming en zonder daarvoor te betalen. De busjes van BB worden echter niet meer door Quickmaster maar door [C] onderhouden. In de huurprocedure met de weduwe stelt [A] dat de heer [D] nog voor zijn overlijden mondeling toestemming voor indeplaatsstelling van Quickmaster als huurder heeft gegeven. Dat is niet waar en [B] wil hier niet aan meewerken. [B] heeft het – zonder zijn toestemming – geplaatste camerasysteem in de werkplaats niet beschadigd. De algemene vergadering van 17 mei 2023 mislukte omdat [A Holding] niet akkoord wilde gaan met een onafhankelijk voorzitter en notulist. Weliswaar is er sprake van een conflict tussen [A] en [B] , maar er is geen grond te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van Quickmaster. Het verzoek is onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft de vennootschap geen geld om een onderzoek te betalen, aldus [B Holding] .
3.3
De Ondernemingskamer stelt vast dat sprake is van een ernstige vertrouwensbreuk tussen partijen met als gevolg dat het bestuur en de algemene vergadering van Quickmaster niet meer naar behoren functioneren. Binnen het bestuur vindt geen overleg en collegiale besluitvorming meer plaats. [B] voelt zich miskent en wil niet langer met [A] samenwerken. Als gevolg daarvan wordt de vennootschap in feite alleen nog door [A Holding] bestuurd. Dit is bezwaarlijk nu Quickmaster wordt geconfronteerd met aanzienlijke problemen. [B] heeft zich ziek gemeld en werkt niet meer als automonteur waardoor een belangrijke bron van inkomsten is weggevallen. Quickmaster is voor haar liquiditeit op dit moment afhankelijk van door [A Holding] , zonder overleg met [B Holding] , verstrekte leningen, waarmee werkkrachten worden ingehuurd voor het monteurswerk. Los van de vraag of hier nu sprake is van een tegenstrijdig belang, behoeft het bestuur in ieder geval op grond van artikel 17 lid 2 onder h van de statuten de goedkeuring van de algemene vergadering voor het ter leen opnemen van gelden. Die goedkeuring ontbreekt als gevolg van de impasse tussen partijen.
3.4
De manier waarop de vennootschap bestuurd wordt en de bestuurders met elkaar omgaan roept ook overigens vragen op. De aan [A] toebehorende vennootschap BB is inmiddels gevestigd op het adres van de Quickmaster zonder dat [B Holding] daarin is gekend. Dat daarvoor een vergoeding wordt betaald is niet gebleken. De wijze waarop [A Holding] eenzijdig heeft besloten camera’s op te hangen geeft geen blijk van een goed begrip van de wijze waarop collegiale besluitvorming dient plaats te vinden.
3.5
Tegelijkertijd bestaat een continuïteitsbedreigend geschil met de verhuurder van de bedrijfsruimte. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderneming zonder die bedrijfsruimte niet kan voortbestaan. Desondanks kunnen de beide bestuurders het ook op dit punt niet met elkaar eens worden, met als gevolg dat namens Quickmaster tegenover de verhuurder geen eensluidend standpunt wordt ingenomen. De procespositie en daarmee de overlevingskans van Quickmaster wordt daardoor ernstig belemmerd.
3.6
Ook op het niveau van de aandeelhoudersvergadering is sprake van een impasse. De hiervoor onder 2.15 geciteerde notulen van de algemene vergadering van 17 mei 2023 spreken wat dat betreft voor zich. Als het zelfs niet lukt om een voorzitter en een notulist aan te wijzen, waardoor de vergadering nog niet eens een aanvang kan nemen, is niet langer sprake van een naar behoren functionerend orgaan van de vennootschap.
3.7
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer levert wat hiervoor is vermeld gegronde redenen op om te twijfelen aan juist beleid en een juiste gang van zaken van Quickmaster, die een onderzoek rechtvaardigen. Zij zal een onderzoek bevelen naar hetgeen hiervoor onder 3.3. tot en met 3.6 is vermeld over de periode vanaf 29 december 2022, zoals door [A Holding] is verzocht, met dien verstande dat de onderzoeker ook gebeurtenissen die voordien hebben plaatsgevonden in het onderzoek mag betrekken indien deze naar het oordeel van de onderzoeker relevant zijn.
3.8
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek begroten op € 15.000 en voor rekening brengen van Quickmaster. Quickmaster beschikt niet over voldoende middelen om die kosten te voldoen. [A Holding] heeft zich desgevraagd bereid verklaard dit bedrag beschikbaar te stellen aan de vennootschap. Quickmaster zal op voorhand ten genoegen van de onderzoeker zekerheid moeten stellen voor de betaling van de onderzoekskosten.
3.9
Verder is de Ondernemingskamer van oordeel dat uit het hiervoor overwogene volgt dat sprake is van een impasse in zowel het bestuur als de algemene vergadering, waardoor de besluitvorming binnen Quickmaster wordt belemmerd. Dit maakt het nodig dat er een onmiddellijke voorziening wordt getroffen. [B] heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat hij niet verder wil met de huidige onderneming en hij heeft zich de facto ook al teruggetrokken als bestuurder van Quickmaster. De Ondernemingskamer zal [B Holding] daarom schorsen als bestuurder van Quickmaster zodat de formele situatie in overeenstemming is met de feitelijke gang van zaken binnen de vennootschap en de impasse in het bestuur van Quickmaster wordt doorbroken. Het gebrek aan financiële middelen van Quickmaster staat er op dit moment aan in de weg dat een tijdelijke bestuurder of beheerder van aandelen wordt benoemd.
3.1
De te benoemen onderzoeker mag het onder deze bijzondere omstandigheden ook tot zijn/haar taak rekenen te bezien of een minnelijke regeling tussen partijen kan worden bereikt.
3.11
De Ondernemingskamer ziet ten slotte aanleiding geen proceskosten veroordeling uit te spreken.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Quickmaster Autoservice B.V. over de periode vanaf 29 december 2022;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon om het onderzoek te verrichten;
stelt het onderzoeksbudget vast op € 15.000 exclusief btw;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Quickmaster Autoservice B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van zijn/haar werkzaamheden zekerheid moet stellen;
benoemt mr. M.A.M. Vaessen tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
schorst, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van de procedure, met ingang van heden [B Holding] als bestuurder van Quickmaster Autoservice B.V.;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. J.M. de Jongh en mr. M.A.M. Vaessen, raadsheren, en mr. D.E.M. Aleman MBA en drs. G. van Vollenhoven-Eikelenboom AAG, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Blok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023.