ECLI:NL:GHAMS:2023:3077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
22/00219
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 november 2023 uitspraak gedaan in het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 23 februari 2023. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van belanghebbende, omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn volledig was betaald. Belanghebbende had op 30 maart 2022 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, maar het Hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk omdat het griffierecht van € 548 niet tijdig was voldaan. Belanghebbende kwam in verzet tegen deze uitspraak, waarbij de gemachtigde betwistte dat de herinneringsnota was ontvangen, omdat de handtekening op het track- en traceformulier niet van hemzelf zou zijn. Het Hof oordeelde echter dat de gedragingen van de medewerker van het PostNL-punt aan de gemachtigde moesten worden toegerekend, en dat de ontvangst van de griffierechtnota als geldig moest worden beschouwd. Het Hof ging ook voorbij aan de klacht van belanghebbende dat zij de gelegenheid had moeten krijgen om het resterende griffierecht alsnog te betalen. Het Hof concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 22/219
21 november 2023
uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet, van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het verzet van
[belanghebbende] ,gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
tegen de uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 23 februari 2023 na vereenvoudigde behandeling van het hoger beroep.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft op 30 maart 2022 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 maart 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/927, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen (NH).
1.2.
Bij uitspraak van 23 februari 2023 heeft het Hof het hoger beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet nietontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn (volledig) is betaald.
1.3.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig in verzet gekomen en heeft nadien nadere stukken ingediend.
1.4.
Ter zitting van het Hof van 24 oktober 2023 is de gemachtigde van belanghebbende inzake het verzet gehoord. De gemachtigde heeft via een digitale beeld- en geluidverbinding (MS Teams) aan de zitting deelgenomen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.Feiten

2.1.
Bij brief van 1 april 2022 is de gemachtigde van belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 548. Bij aangetekende brief van 1 mei 2022 is de gemachtigde herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht van € 548.
2.2.
Op 13 mei 2022 heeft het Hof een verzoek ontvangen om vrijstelling van het griffierecht met een beroep op betalingsonmacht, welk verzoek in later ingediende stukken is herhaald. Dit verzoek is bij brief van 7 november 2022 afgewezen.
2.3.
Omdat het beroep op betalingsonmacht is afgewezen, is aan de gemachtigde van belanghebbende bij aangetekende brief van 9 november 2022 opnieuw een nota griffierecht ten bedrage van € 548 verzonden. De nota van 9 november 2022 vermeldt het betalingskenmerk “8000 8591 0349 1269” en vermeldt – bij “kenmerk van uw zaak” – “BKAMS 22/00219 [belanghebbende] vs GR Cocensus Gerechtshof Amsterdam”. De brief vermeldt dat geen herinneringsnota meer wordt gestuurd.
2.4.
Volgens gegevens van PostNL is de onder 2.3. vermelde aangetekende brief op 11 november 2022 om 07.42 uur bezorgd op het door belanghebbende opgegeven adres.
2.5.
Op 30 mei 2022 is € 48 betaald als griffierecht voor het hoger beroep. Uit informatie ingewonnen bij het LDCR is gebleken dat dit bedrag is gecrediteerd op 31 augustus 2022.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
De gemachtigde heeft verklaard dat de handtekening op het track- en traceformulier (bedoeld onder 2.4) niet van hemzelf is, maar van een medewerker van het PostNL-punt waar hij zijn postbus houdt. Hij heeft de ontvangst van de griffierechtnota betwist. Het Hof overweegt als volgt. De gang van zaken op de locatie waar de gemachtigde van belanghebbende zijn postbus aanhoudt is, naar het Hof uit de verklaringen van de gemachtigde begrijpt, aldus dat een persoon die op die locatie werkzaam is tekent voor ontvangst van het aangetekend verzonden stuk. Het is het Hof ambtshalve uit een groot aantal zaken bekend dat dit dan kennelijk al (zeer) geruime tijd de gebruikelijke gang van zaken is. De gemachtigde van belanghebbende is met die gang van zaken bekend en het heeft hem kennelijk geen aanleiding gegeven voor hem bestemde post elders (bijvoorbeeld op zijn kantooradres) te laten bezorgen. In wezen is hij met deze gang van zaken akkoord gegaan en dat leidt het Hof tot het oordeel dat de gedragingen van eerder bedoelde persoon aan de gemachtigde moeten worden toegerekend. Het tijdstip waarop meerbedoelde persoon voor ontvangst van het aangetekend verzonden stuk tekent moet dan ook worden gezien als het tijdstip waarop het stuk aan de gemachtigde van belanghebbende is aangeboden.
3.2.
Het Hof gaat voorbij aan belanghebbendes klacht dat het Hof haar de gelegenheid had moeten bieden om het restant van het griffierecht alsnog te betalen, door een aanvullende nota te sturen. In het onderhavige geval is belanghebbende immers opnieuw in de gelegenheid gesteld het verschuldigde griffierecht te voldoen, nadat – gedurende de behandeling van haar beroep op betalingsonmacht – door belanghebbende een bedrag van € 48 als griffierecht is betaald en dit bedrag aan haar is terugbetaald.
3.3.
Belanghebbende voert voorts aan dat het Hof een griffierechtnota dient te versturen waarin duidelijk wordt aangegeven op welk object het griffierecht betrekking heeft. Het Hof is van oordeel dat op de griffierechtnota’s duidelijk de naam van belanghebbende en het kenmerk van het hoger beroep worden vermeld. Daarmee is voldoende duidelijk op welke zaak de nota’s betrekking hebben. Indien de gemachtigde van belanghebbende zijn administratie zodanig gebrekkig heeft ingericht dat het voor hem of zijn cliënt onvoldoende duidelijk is op welke zaak de nota’s betrekking hebben, moet dat voor rekening van belanghebbende blijven. De nota’s zijn voorts terecht verzonden naar de gemachtigde als degene die namens belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
3.4.
Nu niet is gebleken dat het volledige griffierecht uiterlijk op de laatste dag van de door de griffier van het Hof gestelde betalingstermijn is bijgeschreven op de rekening van het Hof, is het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Slotsom
3.5.
De slotsom is dat het verzet van belanghebbende ongegrond is. De uitspraak waartegen verzet was gedaan blijft in stand.

4.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met 8:108 van die wet.

5.Beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. De beslissing is op 21 november 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: