Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
De incidentele vordering van [appellant] tot schorsing van de tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. Johannsen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 17 april 2023, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van een consultancyvergoeding aan de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H.J. Hagemans. De appellant verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, stellende dat hij in financiële nood zou komen als de geïntimeerde het vonnis zou executeren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn belang bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan het belang van de geïntimeerde bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant geen bewijs heeft geleverd voor zijn financiële situatie en dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het bestreden vonnis. De incidentele vordering tot schorsing is dan ook afgewezen. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord door de geïntimeerde.