3.8.Naar aanleiding van de schademelding heeft de verzekeraar [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de oorzaak van de brand.
[bedrijf 1] heeft rapport uitgebracht op 23 mei 2011. Dit rapport luidt onder meer:
‘
9. Samenvatting en conclusie
Gezien het vorenstaande, kan als resultaat van de ingestelde technische en tactische expertise en daarbij gelet op de inhoud van de afgelegde verklaringen en de gedane mededelingen, alsmede de overgelegde bescheiden, worden gesteld dat:
- deze brand in aanvang heeft gewoed in de werkruimte, in het achterste deel van het pand in gebruik bij verzekerde;
- op/nabij de plaats van oorsprong van de brand aan de voorzijde van een werktafel, de restanten zijn aangetroffen van een verfstripper, welke tijdens de brand op/nabij de vloerbedekking op de vloer heeft gelegen en eveneens in de directe nabijheid van papier/karton. De stekker van deze stripper zeer waarschijnlijk was gestoken in een wandcontactdoos;
- niet alle in de werkruimte aangetroffen brandschade, voor wat betreft het aangetroffen brandbeeld, een logisch gevolg kan zijn van de brand welke ontstaan is aan de voorzijde van de werktafel. Ondanks het niet aantreffen van een brandversneller in het monster, dient gelet op dit brandbeeld er rekening mee te worden gehouden dat ter activering van de brand een ontbrandbare (vloei)stof is bijgebracht, namelijk is uitgesprenkeld. De brand aan de voorzijde kan zonder meer een gevolg zijn van het ingeschakeld achterlaten van de stripper. Indien de stripper na gebruik op papier/folie wordt achtergelaten ontstaat geen brand. Een ingeschakelde stripper produceert een zeer duidelijk hoorbaar geluid, het onbedoeld ingeschakeld achterlaten is dan ook onwaarschijnlijk;
- onverklaarbare sporen van braak niet zijn aangetroffen;
- in de werkruimte, gesitueerd aan de achterzijde van het pand, tot kort voor sluitingstijd, door (...) [naam 2] gewerkt zou zijn met een verfstripper/föhn en de stekker van deze na gebruik, beweerdelijk uit de wandcontactdoos was verwijderd en de stripper was achtergelaten op de werktafel;
- [naam 2] niet meer weet of hij de stekker van de oplader van de boormachine [het hof begrijpt: de föhn] weer in de wandcontactdoos heeft gestoken. In de betreffende wantcontactdoos het restant van een stekker is aangetroffen;
- de laatste klant, beweerdelijk omstreeks 18.10 uur het pand had verlaten, waarna [appellant] , [naam 3] en [naam 4] beweerdelijk hadden afgesloten, het alarm hadden ingeschakeld en het rolluik hadden neergelaten;
- blijkens de uitdraai van de vaste telefoon te 18.17 uur is uitgebeld naar nummer (...);
- blijkens informatie van de Brandweer Amsterdam de melding te 18.23 uur was binnengekomen en (...).
Resumerend wordt dan ook gesteld, dat het ontstaan van deze brand vrijwel zeker het gevolg is van het opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur danwel het scheppen van voorwaarden waaruit het ontstaan van brand een logisch gevolg is (ingeschakeld achterlaten van de verfstripper temidden van brandbare materialen). Nu geen onverklaarbare sporen van braak zijn aangetroffen en de brand is ontstaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig met het verlaten van het pand door verzekerde, is het zeer waarschijnlijk te achten dat er een relatie bestaat tussen de laatst aanwezige en het ontstaan van de brand.’