ECLI:NL:GHAMS:2023:3005

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
23-003248-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling in hoger beroep met aanpassing van straf en maatregel in relatie tot agressie

Op 11 december 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2021. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor mishandeling, bedreiging en beschadiging van de auto van zijn ex-vriendin. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van feit 1, maar veroordeeld tot 98 dagen gevangenisstraf voor de feiten 2, 3 en 4, met een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contact- en locatieverbod voor drie jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor de feiten 2, 3 en 4. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman overwogen. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf en maatregel, die zijn aangepast. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij hebben geschonden, en het hof heeft de ernst van deze feiten in zijn beslissing meegenomen. De benadeelde partij heeft haar vordering tot schadevergoeding ingetrokken, waardoor het hof deze niet-ontvankelijk verklaart. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof heeft de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de kans op herhaling van strafbare feiten door de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003248-21
datum uitspraak: 11 december 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-174112-21 en 13-659053-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte is bij voormeld vonnis vrijgesproken van feit 1. Ter zake van de feiten 2, 3 en 4 is de verdachte veroordeeld tot 98 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Verder heeft de rechtbank aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) opgelegd, waarvan de dadelijke uitvoerbaarheid is bevolen. Namens de verdachte is tegen dat vonnis hoger beroep beperkt ingesteld, te weten tegen de veroordeling voor de feiten 2, 3 en 4.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel en de daaraan ten grondslag gelegde motivering en de beslissing op de vordering benadeelde partij. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd en met dien verstande dat het hof de gronden waarop de bewijsbeslissing berust zal aanvullen op na te melden wijze.

Aanvulling bewijsmiddelen

In het door de rechtbank onder 1 in het vonnis opgenomen bewijsmiddel wordt vóór de woorden “Op 15 juni” ingevoegd:
“Omschrijving aangifte
Plaats delict : [adres02]
Pleegdatum : dinsdag 15 juni 2021”

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod en een locatieverbod zoals bedoeld in artikel 38v Sr opgelegd, en heeft daarvan de dadelijke uitvoerbaarheid bevolen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, met uitzondering van de opgelegde maatregel ex artikel 38v Sr en de beslissing op de vordering benadeelde partij. Zij heeft gevorderd dat aan de verdachte een contactverbod en locatieverbod zoals bedoeld in artikel 38v Sr, voor de duur van 3 jaar met aftrek zal worden opgelegd en dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
De raadsman heeft verzocht om een straf op te leggen gelijk aan de duur van de door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in één avond/nacht schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging en beschadiging (van een auto), waarvan telkens zijn ex-vriendin [benadeelde partij01] het slachtoffer is geworden. Kennelijk kon de verdachte haar afwijzing niet verdragen en heeft hij met zijn agressieve en ongeremde optreden strafrechtelijke grenzen vergaand overschreden. Daarbij heeft hij niet alleen haar lichamelijke integriteit geschonden, maar heeft hij bovendien die mishandeling gepleegd in haar woning, de plaats waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Met de bedreigingen heeft de verdachte haar bovendien aanzienlijk angst ingeboezemd en gevoelens van onveiligheid doen ontstaan. Deze gevoelens van onveiligheid heeft verdachte nog verder aangewakkerd door ook nog - na eerst hiermee in telefoongesprekken te dreigen - haar auto te beschadigen. Dat aangeefster zich (nog steeds) onveilig voelt blijkt te meer uit het feit dat zij zich niet langer als benadeelde partij heeft willen voegen in het strafproces, uit angst voor repercussies van de verdachte. De verdachte heeft ervoor gekozen in deze procedure op aan hem gestelde vragen nagenoeg geen antwoord te geven. Bij die stand van zaken houdt het hof het ervoor dat de verdachte het laakbare van zijn vergaand grensoverschrijdende gedrag in het geheel niet inziet of niet wil inzien.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en het hiervoor overwogene acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. In dit verband stelt het hof vast dat sprake is van een zeer geringe overschrijding van de redelijke termijn waaraan geen consequenties zullen worden verbonden.
Daarnaast ziet het hof aanleiding om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen als stok achter de deur ter voorkoming van herhaling van soortgelijke strafbare feiten als in onderhavige zaak. Die maatregel in de vorm van een contactverbod met [benadeelde partij01] , als ook een locatieverbod (haar woonadres), met 7 dagen vervangende hechtenis per overtreding tot het hierna te melden maximum. Door oplegging van deze maatregel wordt de verdachte in het onverhoopte geval van de tenuitvoerlegging van die hechtenis alsdan telkens geconfronteerd met de gevolgen van hernieuwd belastend gedrag jegens [benadeelde partij01] . Dit dient ertoe te leiden dat hij ervan wordt weerhouden opnieuw contact te zoeken met aangeefster en/of zich in de nabijheid van haar woning op te houden.
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel bevelen omdat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.714,70. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Het hof heeft in hoger beroep in beginsel te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen. De benadeelde partij heeft evenwel schriftelijk meegedeeld geen schadevergoeding meer te willen ontvangen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het hof zal, nu de benadeelde partij haar vordering niet handhaaft, de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan desgewenst de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 38v, 38w, 57, 63, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-659053-18)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2019 opgelegde voorwaardelijke geldboete van €170, subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank Amsterdam heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering dient te worden toegewezen. De raadsman van de verdachte heeft zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen ten aanzien van de straf- en maatregeloplegging en de gronden daarvoor, alsmede de beslissing op de vordering benadeelde partij, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
98 (achtennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legtop de
maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie)jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[benadeelde partij01], geboren [geboortedatum02] 1996.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 (zes) maanden.
Legtop de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie)jaren zich niet zal ophouden binnen een straal van
1kilometer van het adres [adres02] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Beveelt dat de tijd die de verdachte al onderworpen is geweest aan de door de rechtbank opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde respectieve vrijheidsbeperkende maatregelen bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen telkens in mindering zal worden gebracht.
Beveelt daarnaast dat de tijd dat de vervangende hechtenis eventueel al is tenuitvoergelegd, eveneens bij de tenuitvoerlegging in mindering zal worden gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte elk hun eigen kosten dragen.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2019, parketnummer 13-659053-18, te weten van:
een
geldboetevan
€ 170,00 (honderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.M. Steinhaus, en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 december 2023.
mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]