ECLI:NL:GHAMS:2023:299
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Partneralimentatie en de vaststelling van de behoefte van de vrouw na echtscheiding
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie na de echtscheiding van de vrouw en de man. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft op 3 juni 2022 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 4 maart 2022, waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 835,- bruto per maand. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een hogere alimentatie van € 4.468,- bruto per maand vast te stellen, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding op 29 juli 2022.
De man, verweerder in hoger beroep, heeft op 28 juli 2022 een verweerschrift ingediend en verzoekt het hof om het hoger beroep van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 oktober 2022 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en heeft de ingangsdatum van de alimentatie, 29 juli 2022, als uitgangspunt genomen.
Het hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op basis van de welstand tijdens het huwelijk en de fiscale winst van de man. De vrouw heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 7.753,- per maand. Het hof heeft de fiscale winst van de man over de jaren 2019, 2020 en 2021 in aanmerking genomen en heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 4.433,- netto per maand. Na een jusvergelijking heeft het hof besloten dat de man de vrouw € 4.468,- bruto per maand dient te betalen als uitkering in de kosten van haar levensonderhoud, met ingang van 29 juli 2022. De beschikking is op 7 februari 2023 openbaar uitgesproken.