ECLI:NL:GHAMS:2023:2956

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-002594-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in vereniging middels braak met bekennende verdachte en uitgebreide strafmotivering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 september 2021. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. De tenlastelegging betrof een incident op 16 maart 2021 te Heiloo, waarbij de verdachte samen met anderen probeerde in te breken in een woning. De verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd, wat leidde tot een andere beslissing dan die van de rechtbank.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich naar de woning heeft begeven, zich op het balkon heeft begeven en met harde voorwerpen het raam heeft geforceerd, maar dat de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 153 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest. De strafoplegging is gebaseerd op de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat de verdachte recentelijk is gestart met een reclasseringstraject.

Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen en de in beslag genomen voorwerpen teruggegeven aan de rechthebbende. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002594-21
datum uitspraak: 21 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 september 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 15-076413-21 en 23-003561-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2021 te Heiloo , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan [adres 2] ) een hoeveelheid geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of een derde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven, en/of (vervolgens)
- zich op het balkon (aan de achterzijde) van die woning heeft/hebben begeven, en/of (vervolgens)
- met (een) breekijzer(s), althans een of meer harde voorwerpen, het raam (aan de achterzijde) van die woning heeft/hebben opengebroken/geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Ter terechtzitting heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, mede waardoor het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Overweging met betrekking tot het tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep tot een bewezenverklaring gerekwireerd.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep aan het oordeel van het hof gerefereerd, nu verdachte het tenlastegelegde heeft bekend.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 maart 2021 te Heiloo , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan [adres 2] enig goed, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich naar voornoemde woning hebben begeven, en (vervolgens) zich op het balkon (aan de achterzijde) van die woning hebben begeven, en vervolgens met harde voorwerpen, het raam aan de achterzijde van die woning hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 27 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank in eerste aanleg opgelegd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte recent in een andere strafzaak een aantal bijzondere voorwaarden zijn opgelegd en dat hij inmiddels is gestart met het reclasseringstraject. De verdachte zal binnenkort beginnen met een baan en starten met een behandeling. Hij ziet in dat hij zijn leven een andere wending moet geven en wil hier graag mee aan de slag. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een straf op te leggen op de manier zoals de rechtbank dat heeft gedaan, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd in te breken in een woning door een raam aan de achterzijde te forceren. Dat het bij een poging is gebleven, is enkel te danken aan oplettende omstanders die alarm hebben geslagen. Door het handelen van de verdachte en zijn mededaders is bij de eigenaar van de woning materiële schade en hinder veroorzaakt. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zucht naar financieel gewin. Gedragingen als die van de verdachte veroorzaken niet alleen overlast en schade voor de gedupeerden, maar versterken ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving onder slachtoffers en buurtbewoners.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 november 2023 is hij meermaals ter zake van soortgelijke strafbare feiten veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive volstaat geen andere straf dan een gevangenisstraf van relatief lange duur. Het hof heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij het relevante oriëntatiepunt van het LOVS , waarin voor een inbraak in een woning in geval van veelvuldige recidive een gevangenisstraf van zeven maanden wordt genoemd. In deze zaak is sprake van een poging, hetgeen strafverminderend werkt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij het tenlastegelegde heeft gepleegd en hij heeft daarvoor zijn verantwoordelijkheid genomen. Dit weegt het hof in het voordeel van de verdachte mee. Daarnaast heeft het hof bij het bepalen van de straf acht geslagen op het rapport van de reclassering van 8 november 2023 en op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken. Gelet op de lange tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en gelet op de ontwikkelingen die de verdachte inmiddels doormaakt, acht het hof het niet wenselijk dat de verdachte terug moet keren naar de gevangenis. Daarom zal het hof aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van drie maanden van de voorwaardelijke opgelegde straf zal gelasten en deze zal omzetten naar een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair sluit de raadsman zich aan bij hetgeen de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Het hof acht op grond van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

Beslag

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen zoals benoemd op de beslaglijst worden geretourneerd aan de rechthebbende.
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen – zijnde een lamp, een portemonnee, handschoenen, messen en een sleutel – moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
153 (honderddrieënvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK lamp (Omschrijving: Goednummer: 1244225, zwart );
- 1 STK portemonnee (Omschrijving: Goednummer: 1244219, bruin );
- 8 PR handschoen (Omschrijving: Goednummer: 1244217 );
- 3 STK mes (Omschrijving: Goednummer; 1244224 );
- 1 STK sleutel (Omschrijving: Goednummer: 1244221 ).
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Noord-Holland van 26 mei 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2019, parketnummer 23-003561-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. D. Radder en mr. G.J.M. Kruizinga, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2023.