In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 september 2021. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. De tenlastelegging betrof een incident op 16 maart 2021 te Heiloo, waarbij de verdachte samen met anderen probeerde in te breken in een woning. De verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd, wat leidde tot een andere beslissing dan die van de rechtbank.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich naar de woning heeft begeven, zich op het balkon heeft begeven en met harde voorwerpen het raam heeft geforceerd, maar dat de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 153 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest. De strafoplegging is gebaseerd op de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat de verdachte recentelijk is gestart met een reclasseringstraject.
Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen en de in beslag genomen voorwerpen teruggegeven aan de rechthebbende. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.