In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van gijzeling en mishandeling van een GGZ-medewerkster op 26 december 2021 te Haarlem. De tenlastelegging omvatte het wederrechtelijk beroofd houden van de benadeelde partij, [benadeelde 2], en het mishandelen van deze persoon door hem vast te pakken en aan zijn haren te trekken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 november 2023 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was door een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Dit werd ondersteund door rapportages van deskundigen die concludeerden dat de verdachte leed aan een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis.
Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte niet strafbaar verklaard. De benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De zorgmachtiging die aan de verdachte was opgelegd, werd niet als een strafrechtelijke maatregel beschouwd in het kader van deze procedure. Het hof heeft beslist dat de benadeelde partijen hun vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter kunnen indienen. De kosten werden door beide partijen gedragen.
De uitspraak benadrukt de rol van psychische aandoeningen in strafzaken en de voorwaarden waaronder benadeelde partijen ontvankelijk kunnen zijn in hun vorderingen.