ECLI:NL:GHAMS:2023:2943

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-001610-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ISD-maatregel met tussentijdse toetsing in hoger beroep na winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2023. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde maatregel, die in duur is aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar met tussentijdse toetsing na zes maanden. De advocaat-generaal had dezelfde maatregel gevorderd, maar de raadsman pleitte voor een gevangenisstraf in plaats van de ISD-maatregel, gezien de omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, terwijl er een winkelverbod voor hem gold. Het hof oordeelde dat aan de voorwaarden voor de oplegging van de ISD-maatregel was voldaan, zoals vastgelegd in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk een vrijheidsbenemende straf gekregen, en er was een hoog risico op recidive. De ISD-maatregel werd voor de duur van één jaar opgelegd, met een tussentijdse toetsing na zes maanden, waarbij de mogelijkheid van repatriëring naar Roemenië werd overwogen.

Het hof heeft de maatregel gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing genomen met inachtneming van de proportionaliteit van de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. W.M.C. Tilleman niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001610-23
datum uitspraak: 1 december 2023
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-049002-23 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1981,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde maatregel, in het bijzonder de duur van die maatregel. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren met een tussentijdse toetsing binnen zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd, met dien verstande dat de advocaat-generaal zich heeft gerefereerd ten aanzien van de termijn waarbinnen een tussentijdse toetsing zou moeten plaatsvinden.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de perikelen rondom de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel bij vreemdelingen en, gelet hierop, te volstaan met de oplegging van een forse gevangenisstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk deel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende – de cursief weergegeven tekst neemt het hof over uit het vonnis van de rechtbank van 30 mei 2022 – in beschouwing genomen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat naast overlast en schade voor de winkel ook hinder veroorzaakt voor winkeliers. Met het plegen van deze winkeldiefstal heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. Bovendien heeft verdachte deze winkeldiefstal gepleegd terwijl hij wist dat voor die winkel aan hem een winkelverbod was opgelegd.
ISD-maatregel
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet er worden voldaan aan de voorwaarden die volgen uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie (Richtlijn Strafvordering bij meerderjarige veelplegers). Zo moet verdachte een misdrijf hebben gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis (onder andere) bewezen heeft verklaard dat verdachte een diefstal heeft gepleegd, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijfjaar meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het strafblad van verdachte van 17 april 2023 blijkt dat ook aan deze voorwaarde is voldaan. Ook wordt voldaan aan de voorwaarde dat het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is gepleegd na tenuitvoerlegging van die vrijheidsbenemende straffen. Uit het reclasseringsadvies van 10 mei 2023 blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Gelet op de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke misdrijven oordeelt de rechtbank bovendien dat de veiligheid van personen of goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist.
De ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie stelt als aanvullende voorwaarde dat er in de afgelopen vijf jaar ten minste tien processen-verbaal moeten zijn opgemaakt waarvan ten minste één proces-verbaal in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatste gepleegde misdrijf. Uit het strafblad van verdachte van 17 april 2023 blijkt dat aan deze voorwaarde is voldaan.
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet ook blijken dat er geen alternatief voor het opleggen van een ISD-maatregel bestaat. Daarbij wordt gekeken of er in het verleden dwangtrajecten hebben plaatsgevonden die niet hebben geleid tot een gedragsverandering, of dat verdachte heeft aangegeven hieraan niet mee te willen werken, of dat verdachte daar — gelet op zijn status — geen mogelijkheden toe heeft.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 10 mei 2023, opgemaakt door
[naam01] . Hieruit blijkt dat de kans op recidive door de reclassering als hoog wordt ingeschat, vanwege het alcoholgebruik van verdachte en het ontbreken van inkomen, dagbesteding, zelfstandige huisvesting en een sociaal netwerk waarop hij kan terugvallen. Om de kans op recidive te verlagen is hulpverlening nodig, maar interventies zijn niet uitvoerbaar omdat verdachte geen aanspraak maakt op sociale voorzieningen. De reclassering heeft daarom geen mogelijkheden om verdachte te begeleiden in een voorwaardelijk kader met bijzondere voorwaarden. Er wordt geadviseerd om een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen aan verdachte, met een tussentijdse toetsing na één jaar. Ook wordt geadviseerd om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen als een ISD-VRIS, een ISD-maatregel voor vreemdelingen, in de [detentieadres02] . De ISD-maatregel zal dan niet gericht zijn op resocialisatie, maar op terugkeer naar Roemenië met een zachte landing in dat land. In het geval dat een ISD-maatregel geen consequenties heeft voor de verblijfsstatus van verdachte, wordt tenuitvoerlegging in de [detentieadres02] ook geadviseerd. Er zijn daar specifieke interventies mogelijk voor burgers uit de Europese Unie.
[naam01] is op de zitting gehoord als deskundige en heeft haar advies bevestigd en in aanvulling daarop verklaard dat verdachte op dit moment niet lang genoeg in Nederland is om aanspraak te maken op sociale voorzieningen die hij wel nodig heeft, zoals hulp voor zijn alcoholverslaving. Amoc heeft twee keer hulp aangeboden aan verdachte voor zijn alcoholverslaving en voor opvang, maar verdachte heeft hier beide keren niets mee gedaan. Amoc heeft hem onder andere begeleid naar HVO-Querido en naar Jellinek, maar verdachte is bij beide instanties nooit verschenen. Amoc heeft aangegeven dat ze geen hulp meer aanbieden aan verdachte. De deskundige acht verdachte niet in staat om zelfstandig terug te keren naar Roemenië.
Het hof stelt vast dat aan alle voorwaarden van artikel 38m Sr is voldaan en is, alles afwegende, van oordeel dat er geen toereikend alternatief voor het opleggen van een ISD-maatregel bestaat, zodat de oplegging van een ISD-maatregel passend en geboden is.
Duur en tussentijdse toetsing
De verdachte heeft op dit moment als burger van de Europese Unie rechtmatig verblijf in Nederland, maar zal door de veroordeling in deze zaak mogelijk zijn verblijfsstatus verliezen. De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel zal dan gericht zijn op repatriëring naar Roemenië “met een zachte landing” in dat land.
Het hof ziet in voornoemde omstandigheden en de door het hof beoogde proportionaliteit aanleiding om de ISD-maatregel voor de duur van één jaar op te leggen en om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting daarvan te toetsen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde maatregel en de gronden waarop deze berust en doet in zoverre opnieuw recht.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat het openbaar ministerie binnen
6 (zes) maandenna aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. W.M.C. Tilleman en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 december 2023.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]