ECLI:NL:GHAMS:2023:292

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
200.319.931/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dwangsom en zorgregeling in familiekwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een moeder en een vader met betrekking tot de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De moeder was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, die de moeder had veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgelegd in een ouderschapsplan, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-nakoming. De moeder stelde dat zij het contact tussen haar kind en de vader belangrijk vond, maar dat er ernstige problemen waren ontstaan, waaronder bedreigingen van de vader tijdens de zomervakantie van 2022, wat leidde tot het stopzetten van de omgang. De vader betwistte de beschuldigingen en stelde dat de dwangsom noodzakelijk was om de nakoming van de afspraken te waarborgen.

Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende moeite had gedaan om de afspraken na de vakantie te hervatten en dat het opleggen van een dwangsom passend was. Echter, gezien de recente ontwikkelingen en de begeleiding door Sensa Zorg, besloot het hof de dwangsom te beëindigen na de datum van de uitspraak. Het hof compenseerde de proceskosten tussen partijen, aangezien het een familiezaak betrof. De beslissing van het hof was om het bestreden vonnis te vernietigen voor wat betreft de dwangsom na 7 februari 2023, maar het overige vonnis te bekrachtigen.

Uitspraak

Arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht,
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer : 200.319.931/01 SKG
zaaknummer rechtbank : C/15/332793 / KG ZA 22-527
arrest van de meervoudige familiekamer van 7 februari 2023
in de zaak van
[de moeder ] ,
wonende te [plaats A] ,
appellant in hoger beroep,
advocaat mr. F. Ayar te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
geïntimeerde in het hoger beroep,
advocaat mr. S. Kara te Rotterdam,
Partijen zullen hierna de vader en de moeder, respectievelijk de man en de vrouw genoemd worden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
De moeder is bij dagvaarding van 5 december 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter), van 8 november 2022, in kort geding gewezen tussen de vader als eiser en de moeder als gedaagde.
De appeldagvaarding bevat de grieven.
1.2
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- het procesdossier in eerste aanleg en in hoger beroep, door de moeder op 13 december 2022;
- de memorie van antwoord van de vader, met productie 1, op 27 december 2022;
- een bericht van de zijde van de moeder, met de vertalingen van reeds overgelegde berichten, op 10 januari 2023;
- op 17 januari 2023: tweede berichten van de zijde van de man, één gedateerd 13 januari 2023 met bijlagen, en één gedateerd 17 januari 2023 met bijlage.
1.3
De moeder heeft in appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad - opnieuw rechtdoende:
I. de vordering van de man met betrekking tot de gevorderde dwangsom alsnog af zal wijzen;
II. de man zal veroordelen in de proceskosten;
III. althans een zodanige beslissing zal nemen als het hof juist acht.
1.4
De vader heeft geconcludeerd dat het hof het hoger beroep van de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel ongegrond zal verklaren, het bestreden vonnis zal bekrachtigen en de vrouw zal veroordelen in de proceskosten.
1.5
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023. De vader en de moeder zijn niet verschenen en hebben de zaak laten bepleiten door hun advocaten. Mr. Ayar heeft zich laten vervangen door mr. S. Rahimzadeh, advocaat te Amsterdam.

2.Feiten

2.1.
Het hof neemt over de in het bestreden vonnis vastgestelde feiten, voor zover deze niet zijn betwist in hoger beroep.
2.2
Partijen zijn [in] 2017 gehuwd, welk huwelijk is geëindigd op 17 mei
2019 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 30 januari 2019 in de daarvoor bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.3.
De vader heeft de Turkse nationaliteit. De moeder heeft de Nederlandse
nationaliteit.
2.4.
Uit het huwelijk van partijen is geboren de minderjarige [minderjarige] ,
geboren [in] 2019, in de gemeente [plaats A] . Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.
2.5.
Bij beschikking van 9 december 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld, welke
ondertoezichtstelling heeft voortgeduurd tot 9 september 2022.
2.6.
Onder begeleiding van de jeugdbeschermer hebben de ouders een ouderschapsplan
opgesteld, door hen beiden ondertekend op 7 februari 2022. In dit ouderschapsplan is tussen hen overeengekomen dat, totdat de vader verhuist, [minderjarige] iedere zaterdag van 11.30 uur tot 19:00 uur bij hem verblijft en bij verhuizing van de vader hij de mogelijkheid heeft tot verblijf van [minderjarige] bij hem van zaterdag tot zondag 19.00 uur, om de week. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de vakanties.

3.Vorderingen

3.1
In eerste aanleg heeft de vader gevorderd, kort gezegd en voor zover van belang in hoger beroep), om uitvoerbaar bij voorraad:
de moeder te bevelen dan wel te veroordelen de zorgregeling en de vakantieverdeling na te komen hetgeen partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat de moeder niet aan het gevorderde voldoet, met een maximum van € 50.000,- althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom.
3.2
De voorzieningenrechter heeft de moeder, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals opgenomen in het door beide partijen op 7 februari 2022 ondertekende ouderschapsplan, en de moeder tevens veroordeeld om aan de vader een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt, de proceskosten gecompenseerd en de vordering voor het overige afgewezen.
3.3
Tegen deze beslissing en hetgeen de voorzieningenrechter daaraan ten grondslag heeft gelegd komt de moeder in hoger beroep op. Zij stelt voorop dat zij het contact tussen [minderjarige] en de vader heel belangrijk vindt.
In de zomervakantie 2022 zijn de moeder en haar familie door de man met de dood bedreigd. Dit was een reden voor de moeder om de omgang stop te zetten. De vader was zodanig agressief tegen haar dat zij ook vreesde voor de veiligheid van [minderjarige] . Na de vakantie heeft de vader haar direct gedagvaard. Verder wijst de moeder erop dat de vader de afspraken regelmatig niet nakomt. De moeder is bereid de zorgregeling vrijwillig na te komen. Zij heeft een laag inkomen, zodat zij niet in staat zal zijn de dwangsom te voldoen. Uit de afspraken die de ouders met behulp van Sensa Zorg hebben gemaakt blijkt dat de moeder in principe zelf aanwezig zal zijn bij de overdracht en dat haar vader daarbij niet aanwezig zal zijn.
3.4
De vader heeft naar voren gebracht dat de moeder de afspraken in de zomervakantie 2022 niet is nagekomen.
Nu partijen beiden gelijktijdig in Turkije waren, was de afspraak dat [minderjarige] ook bij de vader in Turkije zou verblijven, zodat [minderjarige] haar grootouders en overige familieleden (vz.) voor het eerst kon ontmoeten. [minderjarige] mocht slechts twee keer van haar moeder, althans van haar ouders van de vrouw, op bezoek komen bij de vader voor de duur van 2 uurtjes. Hierdoor is een discussie ontstaan tussen de vader en de ouders van de vrouw. De vader heeft [minderjarige] van eind augustus 2022 tot eind oktober 2022 niet gezien. De moeder is de omgang zelfs blijven blokkeren na een email van de jeugdbeschermer d.d. 30 september 2022 waarin zij werd gewezen op de afspraken in het ouderschapsplan.
De vader betwist dat hij agressief is geweest. De vader heeft sporadisch verzocht een omgangsafspraak te verzetten.
De dwangsom is volgens hem noodzakelijk als ‘stok achter de deur’. De moeder woont met [minderjarige] bij haar ouders en deze hebben grote invloed op de uitvoering van de zorgregeling. In het verleden is de zorgregeling vaak stopgezet en belemmerd. Na het vonnis waarvan beroep is de situatie tussen de vader van de vrouw en de man opnieuw geëscaleerd tijdens een overdrachtsmoment. Hiervan is melding gemaakt bij de politie en Veilig Thuis. Inmiddels is Sensa Zorg weer betrokken. De vrouw is hertrouwd en dat zou ook een omstandigheid kunnen zijn waardoor de omgang in de toekomst belemmerd zou kunnen worde
.

4.Beoordeling

4.1
In beginsel dienen de ouders zich te houden aan de afspraken die zij gemaakt hebben in het ouderschapsplan, tenzij sprake is van dusdanige ernstige of bijzondere omstandigheden dat niet-nakoming gerechtvaardigd is. Indien ouders vervolgens niet tot overeenstemming kunnen komen over een andere regeling dan is het aan de meest gerede partij om het geschil over de uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter voor te leggen. In dit hoger beroep is niet in geschil dat de afspraken weergegeven in het ouderschapsplan het uitgangspunt zijn gebleven, maar gaat het over de aan de moeder opgelegde dwangsom om de nakoming van de afspraken te waarborgen.
4.2
Met de voorzieningenrechter in eerste aanleg acht het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat de moeder onvoldoende moeite heeft gedaan om de afspraken in het ouderschapsplan na de vakantie weer voortvarend te hervatten. Wat er verder zij van de toedracht tijdens de vakantie in Turkije, daarna is geen moeite gedaan om de omgang tussen [minderjarige] en haar vader zo spoedig mogelijk te continueren, waardoor zij haar vader na de zomervakantie tot eind oktober 2022 niet heeft gezien. Dit is niet in haar belang omdat het zeker voor een jong kind noodzakelijk is om de andere ouder frequent te zien en vertrouwen te kunnen hebben in de continuïteit van dit contact. In het ouderschapsplan hebben ouders daar ook blijk van gegeven door een wekelijks contact af te spreken. Deze regeling is echter pas tot stand gekomen in februari 2022 na de nodige (gedwongen) hulpverlening.
De moeder heeft in september 2021 ook al eigenmachtig het contact tussen [minderjarige] en de vader stilgelegd, zodat de advocaat van de man de jeugdbeschermer om een schriftelijke aanwijzing heeft verzocht en bij de rechtbank een dwangsom.
4.3
Het opleggen van een dwangsom aan de moeder acht het hof onder deze omstandigheden dan ook een passend dwangmiddel. De ondertoezichtstelling was net afgelopen in september 2022, zodat de voormalig gezinsvoogd niet meer de macht had om op te treden. De moeder heeft de oproep in de mail van de gezinsvoogd van 30 september 2022 om zich aan de afspraken uit het ouderschapsplan te houden niet ter harte genomen.
4.4
In deze zaak is duidelijk geworden dat sprake is van een hechte grootfamilie aan de zijde van de moeder waardoor gemakkelijker escalaties ontstaan tussen de ouders, al dan niet gesteund door deze familie. Bij een overdrachtsmoment na het kort geding in eerste aanleg zijn er opnieuw veel spanningen geweest tussen de man en de vader van de vrouw, los van de vraag wie nu wie bedreigd heeft. Dit heeft geresulteerd in een melding aan Veilig Thuis, waardoor de ouders nu onder begeleiding van Sensa Zorg strikte afspraken hebben gemaakt en ook een evaluatiemoment is gepland.
4.5
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van de moeder benadrukt dat de moeder het belang van [minderjarige] inziet om contact te hebben met haar vader en dat zij daaraan mee wil werken. Volgens haar is de dreigende en dominante houding van de vader ook een belangrijke factor voor het stopzetten van de omgang geweest. De moeder stelt zich onder begeleiding van Sensa Zorg en zal de afspraken nakomen.
De vader staat eveneens achter de begeleiding door Sensa Zorg, maar acht een dwangsom wel noodzakelijk.
4.6
Het hof vindt het positief dat het contact tussen [minderjarige] en haar vader al weer enige tijd plaatsvindt en dat de ouders zich begeleidbaar opstellen en afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop zij over en weer bereikbaar zijn. Een dwangsom past niet in deze nieuwe situatie, waarin de ouders vanuit een gelijke verantwoordelijkheid voor het positief laten verlopen van het omgangscontact, met elkaar in gesprek moeten blijven. Het hof zal daarom de periode waarin de moeder een dwangsom is opgelegd bekorten tot de datum van deze uitspraak.
4.7
Het hof zal de proceskosten tussen partijen compenseren, omdat het een familiezaak betreft.

5.Beslissing

Het hof:
in hoger beroep:
vernietigt het bestreden vonnis voor wat betreft de opgelegde dwangsom na 7 februari 2023, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst het gevorderde af voor zover het ziet op de veroordeling van de vrouw tot betaling van een dwangsom bij niet voldoening aan de hoofdveroordeling na 7 februari 2023;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.W. Brands-Bottema, A.N. van de Beek en J. Louwinger-Rijk, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.