ECLI:NL:GHAMS:2023:2894

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
23-001439-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake brandstichting met tbs-maatregel

Op 29 november 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de verdachte werd beschuldigd van brandstichting op 13 september 2021 te Amsterdam. De verdachte had opzettelijk brand gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een matras, wat leidde tot gemeen gevaar voor een flatgebouw en de daarin aanwezige woningen. De rechtbank had eerder een tbs-maatregel opgelegd, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was door een waanstoornis. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde feit hem niet kon worden toegerekend. De verdachte werd ter beschikking gesteld met voorwaarden, waarbij de nadruk lag op behandeling in een forensische psychiatrische setting. Het hof oordeelde dat de verdachte ondersteuning nodig had op alle levensgebieden en dat de tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk was om het recidiverisico te beheersen. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de veiligheid van anderen, maar erkende ook de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001439-22
datum uitspraak: 29 november 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-246110-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1984,
huidig adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een fiets en/of een matras en/of een of meerdere andere goederen en/of terpentine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die fiets en/of een matras en/of een of meerdere onbekende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een flatgebouw en/of een of meerdere (daarin gelegen) woningen, gelegen aan de straat het Geldershoofd en/of een of meerdere aldaar aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meerdere in dat voornoemde flatgebouw en/of in die voornoemde woning(en) aanwezige onbekende persoon/personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die voornoemde persoon/personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en omdat het hof geen onvoorwaardelijke tbs-maatregel oplegt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 september 2021 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een matras ten gevolge waarvan een fiets, een matras en goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor een flatgebouw en daarin gelegen woningen, aan het Geldershoofd en aldaar aanwezige goederen, en levensgevaar voor in dat flatgebouw en in die woningen aanwezige personen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die personen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2023;
- een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) van 19 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s A 21 tot en met A 24];
- een proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 23 januari 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar [ongenummerd bijgevoegd].

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof heeft kennisgenomen van onder meer de volgende rapportages over de verdachte: een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 1 april 2023, opgemaakt door [psychiater 1] (psychiater), onder supervisie van [psychiater 2] (psychiater) en een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 29 maart 2023, opgemaakt door [psycholoog] (psycholoog). Ook heeft het hof kennisgenomen van de schriftelijke antwoorden van 28 juni 2023 van deze psychiaters en psycholoog op aan hen gestelde aanvullende vragen.
Door alle rapporteurs wordt bij de verdachte een psychische stoornis vastgesteld in de vorm van een waanstoornis. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De psycholoog heeft bij de verdachte daarnaast ook een stoornis in het gebruik van cannabis vastgesteld. De psychiaters hebben gerapporteerd dat zij geen stoornis in het gebruik van cannabis kunnen vaststellen, omdat de verdachte hierover wisselend heeft verklaard en er geen betrouwbaar beeld is gevormd van het middelengebruik van de verdachte en de invloed daarvan op zijn gemoedstoestand ten tijde van het tenlastegelegde.
De psycholoog adviseert om het tenlastegelegde niet aan de verdachte toe te rekenen. Daarbij heeft de psycholoog overwogen dat de verdachte ten tijde van het delict gehandeld heeft vanuit de rotsvaste overtuiging en bijbehorende overweldigende angst dat hij in levensgevaar verkeerde. In zijn ogen was het stichten van brand om aandacht van de politie te trekken op dat moment de enige optie om aan martelingen en de dood te ontkomen. De psychiaters adviseren daarentegen om de verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Zij rapporteren dat de waanbeleving en angst grote invloed hadden op de gedragskeuzes van de verdachte, maar dat hij nog mentale ruimte had voor het maken van keuzes en het dienovereenkomstig handelen. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de psychiaters [psychiater 1] en [psychiater 2] gehoord. Zij hebben verklaard dat zij niet uitsluiten dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het ten laste gelegde. Op basis van de vastgestelde waanstoornis achten zij het voorstelbaar dat de verdachte niet in staat was om een andere keuze te maken, dan om brand te stichten. Dat zij toch niet tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid concluderen komt met name, zo hebben zij ter terechtzitting uitgelegd, omdat zij niet zeker weten of de verdachte cannabis had gebruikt en zij daardoor niet kunnen bepalen of en in welke mate sprake is van culpa in causa.
De conclusies van de psycholoog – die overigens in hoge mate overeenkomen met de conclusies van de psychiaters – worden gedragen door haar bevindingen. Het hof maakte deze conclusies tot de zijne en stelt mede aan de hand daarvan vast dat de verdachte de brand heeft gesticht door de waanstoornis waarvan bij hem sprake was. Het hof acht niet aannemelijk dat de verdachte op enige wijze controle had over of in staat was tot corrigerende gedachten over de noodtoestand waarin hij dacht dat hij zich bevond, door zijn waan. Er zijn geen concrete aanknopingspunten dat de verdachte zichzelf door cannabisgebruik in deze toestand had gebracht. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachte volledig door zijn waanstoornis werd gedreven en dat het bewezenverklaarde feit hem in het geheel niet is toe te rekenen. De verdachte is dus ten aanzien van het bewezenverklaarde niet strafbaar en moet dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarmee wijkt het hof af van het standpunt van de advocaat-generaal, die heeft gesteld dat voldoende aannemelijk is dat bij de verdachte sprake was van een zekere keuzevrijheid, zodat maximaal sprake is van een sterk verminderde mate van toerekenbaarheid. Het hof ziet voor dat standpunt geen solide aanknopingspunten.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft aan de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.
De advocaat-generaal heeft, naar aanleiding van zijn standpunt over de mate van toerekenbaarheid van de verdachte, gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden zijn genoemd in het rapport van de reclassering van 16 augustus 2023, en houden onder meer in dat de verdachte eerst zal worden opgenomen in een forensische psychiatrische afdeling (hierna FPA). Daarnaast heeft de advocaat-generaal de oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht (Sr) gevorderd (hierna: GVM).
De verdediging heeft het hof verzocht af te zien van oplegging van tbs (met voorwaarden) en daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de maatschappij met het stellen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf voldoende kan worden beschermd. De veiligheid van anderen kan zo voldoende worden gewaarborgd en de kans op recidive kan voldoende worden beperkt. Tbs (met voorwaarden) is daarom niet noodzakelijk om het gevaar af te wenden. Voor het geval het hof het feit niet aan de verdachte zal toerekenen, heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht aan de verdachte een zorgmachtiging op te leggen.
Oordeel van het hof
Gelet op hetgeen het hof hiervoor onder “strafbaarheid van de verdachte” heeft geoordeeld, was de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde volledig ontoerekeningsvatbaar. Dit betekent dat het hof geen straf kan opleggen en dus ook geen voorwaardelijke gevangenisstraf. Wel biedt de wet de mogelijkheid tot oplegging van een maatregel. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op 13 september 2021 rond 5.15 uur ’s nachts brand gesticht in een tijdelijk door hem bewoonde woning gelegen op de [etage] etage van een flatgebouw met in totaal tien verdiepingen. Hierdoor is gevaar voor andere flatwoningen en daar aanwezige personen en goederen ontstaan. Brandstichting is zeer gevaarlijk, omdat het tot oncontroleerbare en snel uit de hand lopende situaties kan leiden. Dit is al helemaal het geval in een flatgebouw met meerdere woningen naast, onder en boven elkaar gelegen. Feiten als de onderhavige roepen daarom gevoelens van angst en onveiligheid op bij de bewoners van het flatgebouw en hebben ook maatschappelijke onrust tot gevolg.
Terbeschikkingstelling
Het hof is van oordeel dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd. Daarbij stelt het hof voorop dat, zoals hiervoor al is vastgesteld, bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van een waanstoornis. Voorts is sprake van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Uit de eerder genoemde Pro Justitia rapporten blijkt dat de waanstoornis de kern vormt van het recidiverisico. Wanneer de verdachte door zijn waanbeleving in het nauw gedreven wordt, kan dit ongeleid gedrag als uitkomst hebben, waardoor goederen en het leven van anderen in gevaar kunnen worden gebracht. De verdachte heeft ondersteuning nodig op alle levensgebieden; wonen, werken en financiën. Ook dient algehele onthouding van (verdovende) middelen te worden nagestreefd. Om de stoornis van de verdachte geheel stabiel te krijgen is een behandeling nodig in een klinische setting bij een Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA). Binnen deze setting kan voldoende structuur, stabiliteit, toezicht en behandeling geboden worden. De psychiaters adviseren deze behandeling op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden. De psycholoog adviseert om – na de klinische behandeling – in een ambulant traject te zorgen voor voldoende begeleiding en ondersteuning bij voornoemde levensgebieden. De psycholoog beschrijft twee mogelijke kaders waarin dit zou kunnen plaatsvinden. Ten eerste een zorgmachtiging op basis van de Wggz. Zij plaatst daarbij de kanttekening dat het niet waarschijnlijk is dat dit kortdurende kader voldoende waarborgen zal bieden om het risico op recidive voldoende in te perken. Er is een klinische forensische setting nodig, aangevuld met een stevig ambulant kader, om de tijd te hebben voor het stapsgewijze resocialisatieproces. De psycholoog adviseert het hof als tweede mogelijkheid de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Deze maatregel biedt een goede mogelijkheid om – na een klinische behandeling – de verdachte in een ambulant behandelkader verder te begeleiden onder toezicht van de reclassering. In dit kader kan ook de begeleiding op het gebied van wonen, werken en financiën worden vorm gegeven, aldus de psycholoog.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de adviezen van de reclassering van 6 juni 2023 en 16 augustus 2023 en heeft het hof de reclasseringsmedewerkster [naam] als getuige gehoord ter terechtzitting in hoger beroep. De voorlopige hechtenis van de verdachte is sinds 13 oktober 2023 geschorst. Sindsdien is hij opgenomen bij [adres 1] . Daarvoor verbleef de verdachte in een [adres 3] . De verdachte laat een positieve ontwikkeling zien. Er zijn bij hem geen psychotische symptomen meer waargenomen. De verdachte toont zich gemotiveerd voor het doorlopen van zijn behandeltraject en laat daarin inmiddels de benodigde inzet zien.
De reclassering heeft in lijn met het advies van 16 augustus 2023, ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat, ondanks dat de verdachte zich nu zonder meer gemotiveerd toont voor zijn behandeling en de reclassering ook vertrouwen heeft in een goed verloop van het klinische behandeltraject, de noodzaak bestaat om – na de klinische behandeling – de verdachte in een stevig ambulant kader te plaatsen. Na de klinische behandeling breekt er voor hem een belangrijke periode aan, waarbij hij, meer dan in de forensische kliniek, geconfronteerd zal worden met ingewikkelde situaties en triggers. Het kader van tbs met voorwaarden biedt de vereiste interventiemogelijkheden en waarborgen voor het succesvol doorlopen van zowel het behandel- als resocialisatietraject. Daarnaast is een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr geadviseerd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft reclasseringswerker dit advies nader toegelicht.
Het hof neemt de conclusies van de psycholoog over. Het hof acht het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk omdat de verdachte binnen dat kader de grootste kans heeft op een succesvolle behandeling en re-integratie in de samenleving. Alleen in een dergelijk kader kan naar het oordeel van het hof het gevaar voor de veiligheid van anderen en voor de algehele veiligheid van personen afdoende worden afgewend. De verdachte heeft ook ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij bereid is om zich aan alle te stellen voorwaarden te houden. Gelet op zijn bereidheid behandeling te ondergaan en in aanmerking genomen de door de deskundigen beschreven positieve ontwikkeling bij de verdachte sinds zijn opname en behandeling in de forensische psychiatrische afdeling [adres 1] , is het hof van oordeel dat de maatregel tbs met verpleging van overheidswege niet (meer) noodzakelijk is. Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat met een behandeling in het kader van een zorgmachtiging, zoals door en namens de verdachte is voorgesteld, het recidiverisico onvoldoende kan worden beteugeld. Het hof ziet geen noodzaak om, naast de tbs-maatregel met uitgebreide voorwaarden, ook een GVM aan de verdachte op te leggen.
Bij het formuleren van de aan de op te leggen maatregel te verbinden voorwaarden heeft het hof aansluiting gezocht bij hetgeen door de reclassering is geadviseerd.
Het hof ziet in de huidige toestand van de verdachte reden om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, Sr, en zal bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Het hof overweegt ten slotte dat de tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 38e, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
- de veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
- de veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o de veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o de veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
o de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o de veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
o de veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
o de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
  • de veroordeelde laat zich ten hoogste twee jaren, of zoveel korter de reclassering dit nodig acht (in samenspraak met de zorginstelling) opnemen in forensische psychiatrische afdeling [adres 1] of soortgelijke zorginstelling waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven (waaronder begrepen het innemen van medicijnen);
  • de veroordeelde laat zich, als hij een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks volgens de reclassering eist, na het bevel daartoe van een rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie, voor een time-out opnemen in forensische psychiatrische afdeling Roosenburg of soortgelijke instelling. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar, met de mogelijkheid van tussentijds beëindiging door de reclassering;
  • de veroordeelde laat zich - na afloop van de klinische behandeling - onder behandeling stellen van een forensische polikliniek of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, ook als deze aanwijzingen zien op het innemen van medicijnen;
  • de veroordeelde - na afloop van de klinische behandeling - zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • de veroordeelde zich niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden begeeft;
  • het de veroordeelde verboden is drugs te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
  • het de veroordeelde verboden is alcohol te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek;
  • dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • de veroordeelde inzage geeft in zijn financiële situatie en zich conformeert aan de dienaangaande met de reclassering gemaakte afspraken, ook als dat inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dit bevel was eerder al geschorst.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. R.P. den Otter en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2023.