Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die de moeder het eenhoofdig gezag had toegewezen. De vader stelde dat hij altijd een betrokken en toegewijde ouder is geweest, maar dat hij door omstandigheden, waaronder dakloosheid, geen fatsoenlijk contact met de kinderen kon onderhouden. De moeder daarentegen betoogde dat er geen communicatie tussen de ouders mogelijk was en dat de vader een passieve houding aannam, wat de situatie voor de kinderen bemoeilijkte.
Het hof heeft vastgesteld dat er op dit moment vrijwel geen contact is tussen de ouders en dat de vader al twee jaar geen structureel contact heeft met de kinderen. Ondanks pogingen tot hulpverlening is er geen verbetering in de communicatie tussen de ouders tot stand gekomen. Het hof oordeelde dat het gezamenlijk gezag niet kan worden gehandhaafd, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij het hof ook opmerkt dat de moeder bereid is om contact tussen de kinderen en de vader te faciliteren.
De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 1:253n juncto artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt om gezamenlijk gezag te beëindigen indien de omstandigheden zijn gewijzigd of er een onaanvaardbaar risico voor de kinderen bestaat. Het hof concludeert dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk gezagsbeslissingen te nemen, wat in het belang van de kinderen noodzakelijk is.