ECLI:NL:GHAMS:2023:2841

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
23-002862-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met vrijspraak voor diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, werd in eerste aanleg veroordeeld voor openlijke geweldpleging en diefstal. In hoger beroep heeft de verdachte beperkt hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor openlijke geweldpleging en diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 juni 2019 te Amsterdam, op de Damrak, openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon, [slachtoffer01]. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer vastgepakt en, terwijl hij op de grond lag, tegen zijn lichaam geschopt, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een scooter en andere goederen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 63 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Het hof heeft de taakstraf verlaagd naar 100 uren, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer01], tot schadevergoeding van €749,95 toegewezen. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002862-21
datum uitspraak: 24 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-153110-19 (zaak A) en 13-072308-20 (zaak B) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft beperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis, voor zover hij daarbij is veroordeeld ter zake van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 tenlastegelegde.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
Zaak A:
1.
primairhij op of omstreeks 25 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten de Damrak te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 80 euro en/of een of meerdere (fiets)sleutel(s), in elk geval een geldbedrag en/of een of meerdere goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer01] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Ik ga wel aan je zitten” en/of “Fuck jou en fuck de politie”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde [slachtoffer01] (meermalen) (met kracht) met (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of gestompt, en/of
- voornoemde [slachtoffer01] (met kracht) (van achteren) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (met kracht) naar achteren heeft/hebben getrokken en/of gerukt, ten gevolge waarvan [slachtoffer01] op de grond is gevallen, en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer01] op de grond lag) voornoemde [slachtoffer01] (meermalen) (met kracht) met (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt (ten gevolge waarvan [slachtoffer01] een (hoofd)wond (van 3 tot 5 centimeter) en/of schrammen en/of krassen op de pols(en) en/of de arm(en) en/of de borst(streek) heeft opgelopen);
1.
subsidiairhij op of omstreeks 25 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, openlijk, te weten aan/op de Damrak te Amsterdam, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer01] , door:
- voornoemde [slachtoffer01] (meermalen) (met kracht) met (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of
- voornoemde [slachtoffer01] (met kracht) (van achteren) vast te pakken en/of vast te grijpen en/of (met kracht) naar achteren te trekken en/of te rukken, ten gevolge waarvan [slachtoffer01] op de grond viel, en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer01] op de grond lag) voornoemde [slachtoffer01] (meermalen) (met kracht) met (gebalde) vuist(en) op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een (hoofd)wond (van 3 tot 5 centimeter) en/of schrammen en/of krassen op de pols(en) en/of de arm(en) en/of de borst(streek), voor voornoemde [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten de Damrak te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] , weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, naar [slachtoffer01] is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer01] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Ik ga wel aan je zitten” en/of “Fuck jou en fuck de politie”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde [slachtoffer01] (meermalen) (met kracht) met (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of gestompt, en/of
- voornoemde [slachtoffer01] (met kracht) (van achteren) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (met kracht) naar achteren heeft/hebben getrokken en/of gerukt, ten gevolge waarvan [slachtoffer01] op de grond is gevallen, en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer01] op de grond lag) de telefoon van [slachtoffer01] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) heeft/hebben getracht die telefoon uit de hand(en) van [slachtoffer01] te trekken en/of te rukken, en/of
- ( terwijl voornoemde [slachtoffer01] op de grond lag) voornoemde [slachtoffer01] (meermalen) (met kracht) met (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt (ten gevolge waarvan [slachtoffer01] een (hoofd)wond (van 3 tot 5 centimeter) en/of schrammen en/of krassen op de pols(en) en/of de arm(en) en/of de borst(streek) heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B:
1.
hij op of omstreeks 5 juli 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een scooter, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Eenheid Amsterdam, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die scooter heeft verschaft en/of die scooter onder zijn/hun bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraken

Ten aanzien van zaak A onder 1 primair en onder 2:
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Nu de advocaat-generaal dit ook heeft gevorderd, terwijl dit eveneens is bepleit door de raadsvrouw, wordt dit oordeel niet nader gemotiveerd.
Ten aanzien van zaak B onder 1:
Het hof is van oordeel dat op basis van het dossier niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, al dan niet in vereniging, van de scooter. Naar het oordeel van het hof is aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 juni 2019 te Amsterdam openlijk, te weten op het Damrak, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer01] , door:
- [slachtoffer01] met gebalde vuist op het hoofd en het lichaam te slaan, en
- [slachtoffer01] met kracht van achteren vast te pakken en naar achteren te trekken, ten gevolge waarvan [slachtoffer01] op de grond viel, en
- terwijl [slachtoffer01] op de grond lag, [slachtoffer01] tegen het lichaam te schoppen.
Hetgeen in de zaak met parketnummer zaak A onder 1 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 subsidiair en onder 2 en het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 63 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 subsidiair en het in zaak B onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 63 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.
De raadsvrouw heeft het hof in het kader van de strafmaat – kort gezegd – verzocht om rekening te houden met overschrijding van de redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en, op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), met eerdere veroordelingen en de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf, dan wel een taakstraf van maximaal 40 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. De verdachte en de mededaders hebben het slachtoffer vastgepakt en, terwijl het slachtoffer op de grond lag, tegen zijn lichaam geschopt. Het slachtoffer heeft letsel opgelopen aan onder meer zijn hoofd. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast veroorzaakt dergelijk geweld, gepleegd op de openbare weg, gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de personen die ervan getuige zijn.
Bij de strafoplegging heeft het hof ook gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten. Daarin is voor openlijke geweldpleging een taakstraf van 120 uren als uitgangspunt vermeld. Die straf acht het hof passend en geboden. Het hof legt een lagere straf op dan gevorderd door de advocaat-generaal, omdat het hof minder bewezen verklaart.
Van de eerdere veroordelingen waarmee het hof op de voet van artikel 63 Sr rekening houdt, gaat geen strafmatigende werking uit. Wel constateert het hof dat zowel in eerste instantie als in hoger beroep de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Daarom zal het hof in plaats van eerder genoemde taakstraf een taakstraf voor de duur van 100 uren met aftrek van voorarrest aan de verdachte opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij [slachtoffer01] heeft zich ter zake van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 829,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze bestaat uit een bedrag van € 129,95 ter compensatie van materiële schade (bestaande uit: € 49,95 kosten T-shirt G-Star en € 80,00 weggenomen contant geld) en een bedrag van € 700,00 ter compensatie van immateriële schade. Deze vordering is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 749,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij overeenkomstig de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging is – kort gezegd – dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen. Wat betreft de materiële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de diefstal niet heeft plaatsgevonden en dat het daarnaast onbekend is in welke staat het T-shirt zich bevond vóór het incident, waardoor de nieuwprijs niet kan worden toegewezen. De raadsvrouw heeft daarnaast bepleit dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade gematigd dient te worden vanwege de eigen schuld van het slachtoffer.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft, zoals blijkt uit het bewezenverklaarde, met zijn mededaders onrechtmatig jegens de benadeelde partij gehandeld. Zij zijn dan ook naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk voor de schade die daarvan het rechtstreekse gevolg is geweest. Van eigen schuld in civielrechtelijke zin aan de zijde van het slachtoffer, is naar het oordeel van het hof geen sprake. Ook anderszins ziet het hof geen reden voor matiging van de toe te kennen schade in verband met het gedrag van het slachtoffer.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 49,95 gevorderd ter zake van een beschadigd T-shirt van het merk G-Star. Hij heeft aangevoerd dat hij dit shirt voor € 49,95 heeft aangeschaft, dat het nog geen jaar oud was en dat hij de bloedvlekken die als gevolg van het bewezenverklaarde in het shirt waren gekomen daar niet uit heeft kunnen wassen. Daarmee is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij de gevorderde schade ten aanzien van het T-shirt heeft geleden. Voor het toepassen van afschrijving op de nieuwwaarde ziet het hof geen aanleiding.
De gevorderde materiële schade ten aanzien van het weggenomen geld zou zijn veroorzaakt door het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde. Het hof spreekt de verdachte vrij van het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde zodat de benadeelde partij in zoverre niet in de vordering kan worden ontvangen.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Uit de bij de vordering tot schadevergoeding gevoegde bijlagen blijkt dat de benadeelde partij fysiek letsel heeft opgelopen in de vorm van een hoofdwond en meerdere schaafwonden, waarvoor hij in het ziekenhuis is behandeld. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 BW naar billijkheid schatten op € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is in het bijzonder gelet op de ernst van de aantasting van de persoonlijke integriteit van benadeelde partij, de aard van het lichamelijke letsel en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend.
De verdachte is, samen met de mededaders, hoofdelijk gehouden tot vergoeding van de schade ter hoogte van in totaal € 749,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 primair en 2 en in de zaak B tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] ter zake van het in de zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 749,95 (zevenhonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 49,95 (negenenveertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , ter zake van het in de zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 749,95 (zevenhonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 49,95 (negenenveertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 25 juni 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden en mr. S. Bonset, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2023.