Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.De vordering
a) € 7.926,92 aan hoofdsom;
b) € 960,05 aan handelsrente, berekend tot en met 21 december 2021;
c) de rente over € 7.926,92 vanaf 21 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
d) € 1.042,69 aan buitengerechtelijke incassokosten:
e) de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met rente.
5.Beoordeling
Voor de onbetaald gebleven facturen over 2020 en 2021 waarvan [geïntimeerde] in deze procedure betaling verlangt, geldt dat het daarop vermelde factuurbedrag (telkens) eveneens € 1.500,- (excl. btw) te hoog is, en dat [geïntimeerde] na aftrek van dat bedrag over 2020 een bedrag van € 1.757,67 (excl. btw) van [appellante] te vorderen heeft, en over 2021 een bedrag van € 1.793,50 (excl. btw), dus opgeteld € 3.551,17 excl. btw (4.296,92 incl. btw). Na verrekening met de tegenvordering van [appellante] heeft [geïntimeerde] dus niets meer van [appellante] te vorderen.