ECLI:NL:GHAMS:2023:281

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
23-001404-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorhanden hebben van MDMA en gebruik van valse identiteitsdocumenten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het voorhanden hebben van MDMA en het gebruik van valse identiteitsdocumenten. Tijdens de zitting op 23 januari 2023 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 april 2021 in Amsterdam ongeveer 59,12 gram MDMA voorhanden had en gebruik heeft gemaakt van een Italiaanse identiteitskaart en een Venezolaans rijbewijs waarvan hij wist dat deze vals waren. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, terwijl de raadsman pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het totale voorarrest. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft ook bepaald dat de in beslag genomen valse documenten aan het verkeer zullen worden onttrokken. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001404-21
datum uitspraak: 6 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-110102-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 januari 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep ten aanzien van het Venezolaans paspoort
Van voornoemd vonnis is slechts aantekening gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Uit de zich in het dossier bevindende zittingsaantekeningen van de griffier van de zitting in eerste aanleg leidt het hof af dat de verdachte is vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde voorhanden hebben van een Venezolaans paspoort, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was. De advocaat-generaal en de raadsman hebben ter terechtzitting in hoger beroep met deze conclusie ingestemd. Het voorhanden hebben van voornoemd paspoort is onder 2 impliciet cumulatief tenlastegelegd. Nu namens de verdachte onbeperkt hoger beroep tegen het vonnis is ingesteld, richt dat hoger beroep zich dus mede tegen de genoemde beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook in zoverre nietontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde, tenlastegelegd dat:

1.hij, op of omstreeks 20 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 59,12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.hij op of omstreeks 20 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meerdere, in elk geval een reisdocument(en) en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een identiteitskaart uit Italië met nummer [identiteitskaartnummer] op naam van [verdachte] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemd identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een identiteitskaart uit Italië met nummer [identiteitskaartnummer] op naam van [verdachte] , door zich hiermee tegenover de politie te identificeren;

3.hij, op of omstreeks 20 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een rijbewijs uit Venezuela en/of een rijbewijs uit Italië door voornoemd rijbewijs uit Italië te tonen aan de politie en/of voornoemde documenten voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde en daartoe kortgezegd aangevoerd dat de verdachte met succes een beroep kan doen op artikel 31 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (hierna: het Verdrag). De verdachte heeft immers de valse documenten gebruikt om te vluchten uit Venezuela.
Het hof overweegt dat gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad voor een succesvol beroep op artikel 31 van het Verdrag vereist is dat een vreemdeling de valse documenten onmiskenbaar in het kader van de vlucht in bezit had en op de door de vreemdeling gedane eerste asielaanvraag nog niet onherroepelijk is beslist. Weliswaar was op die asielaanvraag in Spanje nog niet onherroepelijk beslist, maar in onderhavige zaak is van voornoemd onmiskenbaar karakter geen sprake. De verklaring van de verdachte over zijn aanwezigheid in Nederland op 20 april 2021 komt erop neer dat hij hier niet was in verband met zijn vlucht uit Venezuela, maar voor een van zijn vlucht uit Venezuela losstaand bezoek aan zijn zus, kennelijk tevens recreatieve stedentrip, nu de verdachte is aangetroffen achter het stuur van een op zijn handicap aangepaste Mercedes [1] met daarin onder meer tientallen grammen van een materiaal bevattende MDMA en ruim € 5.000,- cash geld in kleine coupures. [2] Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De stelling van de raadsman dat vrijspraak van het aanwezig hebben van een materiaal bevattende MDMA moet volgen wanneer niet duidelijk is voor welk percentage de inbeslaggenomen stof uit MDMA bestaat, vindt geen steun in het recht. Dit tot vrijspraak strekkende verweer ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij, op 20 april 2021 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA;

2.hij, op 20 april 2021 te Amsterdam, een reisdocument, te weten een identiteitskaart uit Italië met nummer [identiteitskaartnummer] op naam van [verdachte] , waarvan hij wist dat deze vals was, voorhanden heeft gehad;

3.hij, op 20 april 2021 te Amsterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een rijbewijs uit Venezuela en een rijbewijs uit Italië, door voornoemde documenten voorhanden te hebben, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst.

Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ten laste van de verdachte is onder 3 onder meer bewezenverklaard dat hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Italiaans rijbewijs. De tenlastelegging en bewezenverklaring onder 3 zijn toegesneden op artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Een Italiaans rijbewijs geldt echter als reisdocument in de zin van artikel 231 Sr. Artikel 231 Sr is ten opzichte van artikel 225 Sr een specialis is in de zin van artikel 55, tweede lid, Sr (vgl. HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1627). Het openbaar ministerie had de tenlastelegging daarom in zoverre moeten toesnijden op artikel 231 Sr. Nu dat niet is gebeurd, kan het bewezenverklaarde in zoverre niet worden gekwalificeerd als overtreding van de tenlastegelegde bepaling en levert dit dus niet het tenlastegelegde strafbare feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op dat punt.
Ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten is geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid daarvan uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een reisdocument voorhanden hebben, waarvan hij weet, dat het vals is.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf en maatregel
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het totale voorarrest op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke straf, gelet op de omstandigheden omtrent zijn vlucht uit Venezuela, zijn persoonlijke omstandigheden en zijn blanco strafblad.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een materiaal bevattende MDMA. Door het bezitten van MDMA worden de handel in en het gebruik van MDMA in stand gehouden. Dit is bezwarend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit en risico’s voor de volksgezondheid. Voorts heeft de verdachte een valse Italiaanse identiteitskaart voorhanden gehad en gebruik gemaakt van een vals Venezolaans rijbewijs. Daarmee heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van identiteitsdocumenten pleegt te worden gesteld en ook moet kunnen worden gesteld.
Het hof houdt in strafmatigende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze naar voren zijn gebracht ter terechtzitting in hoger beroep en door de verdediging aannemelijk zijn gemaakt middels het aanleveren van stukken. Het hof ziet hierin reden om de door de advocaat-generaal gevorderde straf voor een deel in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
Het onder 2, 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de Italiaanse identiteitskaart en het Venezolaanse rijbewijs.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten het Venezolaanse paspoort en het Italiaanse rijbewijs, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 2, 3 begane feit aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Al deze goederen zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde voorhanden hebben van een paspoort uit Venezuela met nummer [paspoortnummer] op naam van [verdachte] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde, voor zover dat is gericht tegen het onder 3 bewezenverklaarde gebruikmaken van een rijbewijs uit Italië, niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1, 2 en het overige onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Paspoort;
  • 1 STK Rijbewijs (Venezolaans);
  • 1 STK Identiteitsbewijs;
  • 1 STK Rijbewijs (Italiaans).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. M.L.M. van der Voet en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 februari 2023.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]

Voetnoten

1.pagina 6, doorgenummerd politiedossier.
2.pagina’s 13 tot en met 15, doorgenummerd politiedossier