ECLI:NL:GHAMS:2023:28

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
23-001183-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van ex-vriendin met deels voorwaardelijke taakstraf en strafmaatoverweging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van mishandeling van zijn ex-vriendin op 17 oktober 2021 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte meerdere geweldsdelicten, waaronder het slaan in het gezicht, het vastpakken bij de nek en het schoppen tegen de borst. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 december 2022 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en getuigen in overweging genomen. De aangeefster verklaarde dat zij op het moment van de mishandeling letsel had opgelopen, wat door de verbalisant werd bevestigd. Het hof oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte strafbaar voor mishandeling.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de impact op de aangeefster. Het hof heeft de eerder opgelegde taakstraf bevestigd, maar benadrukt dat de mishandeling in een druk uitgaansgebied plaatsvond, wat bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001183-22
datum uitspraak: 5 januari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 april 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-029477-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 december 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen te slaan in het gezicht/ tegen het hoofd en/of
- meermalen bij de nek/keel vast te pakken en daar (vervolgens) in de knijpen en/of
- aan het lichaam te trekken waardoor zij ten val is gekomen en/of
- tegen de borst te schoppen/trappen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd om het tenlastegelegde bewezen te verklaren op dezelfde wijze als de politierechter in eerste aanleg.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de mishandeling.

Bewijsoverweging

Het hof is van oordeel dat het de verdachte is geweest die het tenlastegelegde heeft begaan en het letsel bij aangeefster heeft veroorzaakt. Daartoe is het volgende redengevend.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 17 oktober 2021 rond 01.15 uur ten overstaan van de verbalisant [verbalisant] verklaard dat zij kort daarvoor door de verdachte, haar ex-vriend, was mishandeld. De verbalisant [verbalisant] heeft toen letsel waargenomen in het gezicht en aan de nek van aangeefster. Op 2 november 2022 heeft aangeefster aangifte gedaan op het politiebureau en daarbij foto’s overgelegd van zichzelf met letsel. De getuige [getuige] heeft bij de politie een verklaring afgelegd die overeenkomt met de verklaring van aangeefster. De getuige verklaart ook dat het feit op 17 oktober 2021 omstreeks 01.15 uur heeft plaatsgevonden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 oktober 2021 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen te slaan in het gezicht en meermalen bij de nek vast te pakken en daar vervolgens in te knijpen en aan het lichaam te trekken waardoor zij ten val is gekomen en tegen de borst te schoppen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 25 uren subsidiair 12 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster [slachtoffer], (toentertijd) zijn ex-vriendin. Aldus heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bij haar pijn en letsel veroorzaakt. Daarbij komt dat de mishandeling plaatsvond in (druk) uitgaansgebied, in het bijzijn van omstanders, die hierdoor ongevraagd en ongewild geconfronteerd werden met geweld. Een mishandeling onder deze omstandigheden draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
30 november 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Alles afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, een deels voorwaardelijke taakstraf, zoals opgelegd door de politierechter, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. J. Steenbrink,
in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 januari 2023.
mr. M.F.J.M. de Werd en mr. J. Steenbrink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.