In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van mishandeling van zijn ex-vriendin op 17 oktober 2021 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte meerdere geweldsdelicten, waaronder het slaan in het gezicht, het vastpakken bij de nek en het schoppen tegen de borst. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 december 2022 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en getuigen in overweging genomen. De aangeefster verklaarde dat zij op het moment van de mishandeling letsel had opgelopen, wat door de verbalisant werd bevestigd. Het hof oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte strafbaar voor mishandeling.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de impact op de aangeefster. Het hof heeft de eerder opgelegde taakstraf bevestigd, maar benadrukt dat de mishandeling in een druk uitgaansgebied plaatsvond, wat bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.