ECLI:NL:GHAMS:2023:2778
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van het hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 23 september 2022. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft hij aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Dit leidde tot de vraag of de verdachte nog ontvankelijk was in het hoger beroep, aangezien het onderzoek ter terechtzitting al op 28 maart 2023 was aangevangen.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het hof de inhoudelijke behandeling van de zaak moest voortzetten, omdat de benadeelde partij hier belang bij had en de opgelegde straf door de eerste rechter als passend werd beschouwd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte, door zijn wens om het hoger beroep niet te handhaven, geacht moet worden zijn eerder geuite bezwaren tegen het vonnis in te trekken. Het hof heeft geen rechtens te respecteren belang kunnen vaststellen dat opweegt tegen de wens van de verdachte.
Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters in tegenwoordigheid van de griffier de uitspraak hebben gedaan.