ECLI:NL:GHAMS:2023:2767

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
23-000588-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake schuldheling van een gestolen fiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 februari 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het verwerven van een gestolen fiets, merk VanMoof, op of omstreeks 15 februari 2023 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 oktober 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de fiets had verworven zonder te weten dat deze van misdrijf afkomstig was, en heeft hem vrijgesproken van opzetheling. Echter, het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling, omdat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets gestolen was. De verklaring van de verdachte dat hij de fiets voor een lage prijs had gekocht, terwijl deze normaal € 2.000,- kost, droeg bij aan dit oordeel. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van voorarrest.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de herhaalde strafbare feiten van de verdachte en de impact van fietsendiefstal op de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000588-23
datum uitspraak: 20 oktober 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-045818-23 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1980,
adres: [adres01] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2023 te Amsterdam, een fiets, merk Vanmoof, kleur blauw, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op meerdere onderdelen tot andere overwegingen komt.

Bewijsoverweging

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan volgen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat deze van misdrijf afkomstig was, zodat de verdachte van de impliciet primair tenlastegelegde opzetheling dient te worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsvrouw maar met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair tenlastegelegde schuldheling van de fiets.
Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken omdat de verklaring van de verdachte moet worden uitgesloten van het bewijs nu aan hem – voorafgaand aan die verklaring – geen cautie is gegeven, houdt ook in hoger beroep geen stand.
Het hof overweegt in dit verband het volgende. Op de vraag van de verbalisant of de fiets van het merk VanMoof die hij bij zich had zijn fiets was, heeft de verdachte uit zichzelf verklaard dat het zijn fiets was, dat die fiets normaal € 2.000,- kost en hij die voor veel minder heeft gekocht. Na die mededeling van de verdachte heeft de verbalisant met toestemming van de verdachte het framenummer van de fiets gecontroleerd, waaruit is gebleken dat het een gestolen fiets betrof. Op het moment dat de verbalisanten de verdachte slapend aantroffen op het station en hem aanspraken, stond het hen vrij om de verdachte te vragen of de fiets die hij bij zich had ook van hem was, net zoals het de verdachte op dat moment vrij stond die vraag niet te beantwoorden. Nu op het moment dat de verdachte zijn verklaring gaf nog geen sprake was van een verhoorsituatie hoefden de verbalisanten – anders dan de raadsvrouw stelt – aan de verdachte op dat moment niet de cautie te verlenen. Aldus is de verklaring van de verdachte bruikbaar voor het bewijs en verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw.
Gelet op voornoemde verklaring van de verdachte over het verkrijgen van de fiets is het hof, mede in aanmerking genomen dat het hier ging om een elektrische VanMoof fiets waarvan algemeen bekend is dat dit een kostbare fiets betreft, van oordeel dat de verdachte op het moment dat hij de fiets kocht redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf was verkregen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 februari 2023 te Amsterdam, een fiets, merk VanMoof, kleur blauw, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een waardevolle elektrische fiets. Door aldus te handelen heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen fietsen. Fietsendiefstal is een grootschalig probleem waardoor veel schade en overlast wordt veroorzaakt en het handelen van de verdachte bewerkstelligt dat het loont om dat misdrijf te plegen. Verder heeft de verdachte met zijn handelen ervan blijk gegeven zich in het geheel niet te bekommeren om de eigendomsrechten van anderen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 september 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor (soortgelijke) strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. Hieruit heeft de verdachte kennelijk geen enkele lering getrokken.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en het gegeven dat verdachte zich vele malen eerder aan vermogensdelicten heeft schuldig gemaakt niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met de politierechter en de advocaat-generaal acht het hof, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. L. Gouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 oktober 2023.
Mr. N.R.A. Meerbeek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.