ECLI:NL:GHAMS:2023:2762

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
200.317.298/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging zorgregeling met benoeming bijzondere curator voor minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige kinderen van de man en de vrouw. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 2] te wijzigen en de zorgregeling aan te passen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken of deze af te wijzen. Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de ouders verschillende visies hebben op de zorgregeling en dat de kinderen onder druk staan door de loyaliteit aan beide ouders. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen die zal onderzoeken welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. De beslissing op de verzoeken in hoger beroep is aangehouden in afwachting van de resultaten van dit onderzoek. De ouders zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van de bijzondere curator.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.317.298/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/706209 / FA RK 21-5176
Beschikking van de meervoudige kamer van 21 november 2023 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F. Salouli te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie: [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank van 13 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 10 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vrouw van 7 december 2022;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 29 januari 2023, met bijlage;
- een bericht van de zijde van de man van 2 februari 2023, met bijlagen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 februari 2023 plaatsgevonden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. Tijdens de mondelinge behandeling is besloten dat partijen zich zo spoedig mogelijk zullen aanmelden bij KindsInbetween voor het volgen van het traject parallel ouderschap. De verdere behandeling van de zaak ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling is pro forma aangehouden tot zondag 12 maart 2023.
2.4
Bij het hof zijn – na de pro forma aanhouding – de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vrouw van 10 maart 2023;
- een bericht van de zijde van de man van 6 juni 2023 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 11 juni 2023;
- een bericht van de zijde van de man van 22 juni 2023, met een bijlage;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 6 oktober 2023, met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de man van 13 oktober 2023, met bijlagen.
2.5
De voorzitter heeft voorafgaand aan de nadere mondelinge behandeling met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter met partijen besproken dat deze gesprekken mede de aanleiding vormden partijen uit te nodigen voor deze mondelinge behandeling.
2.6
De nadere mondelinge behandeling heeft op 19 oktober 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.
Mr. Du Bois heeft pleitnotities overgelegd.
2.7
Tijdens de mondelinge behandeling is besloten de zaak kort pro forma aan te houden in afwachting van het voorstel van de raad voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) en de berichtgeving van de ouders of zij op basis hiervan een zorgregeling kunnen overeenkomen. Van deze afspraak is een verkort proces-verbaal opgemaakt dat naar de advocaten is verstuurd.
2.8
Na de mondelinge behandeling zijn, met instemming van het hof, de volgende stukken ingekomen:
- een e-mail van de raad van 19 oktober 2023 met twee schema’s;
- een bericht van de zijde van de vader van 1 november 2023 met een bijlage;
- een bericht van de zijde van de moeder van 1 november 2023 met een bijlage;
- een bericht van de zijde van de vader van 6 november 2023.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de man en de vrouw (hierna: de ouders) is op 29 juni 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 19 juni 2020 in de registers van de burgerlijke stand.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2009 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2014 te [plaats A] .
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
3.2
In het ouderschapsplan – door de ouders vastgesteld en ondertekend op 25 mei 2020 – is, onder meer, het volgende bepaald:
“2. Hoofdverblijf
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen bij de moeder ingeschreven zijn in de basisregistratie personen (BRP).
(…)
3. De zorg/contactregeling
Wij zullen volgens een omgangsregeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zorgen.
Zorgverdeling
Tijdens de schooldagen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij [de vrouw] .
Vrijdagavond tot en met maandagochtend zijn de kinderen bij [de man] . Maandagochtend brengt [de man] de kinderen naar school. Op vrijdagen haalt [de vrouw] de kinderen op van school. [de man] haalt de kinderen voor het eten op (in overleg kan [de vrouw] de kinderen brengen).
Op de vrijdagen dat [de vrouw] op vrijdagmiddag weg moet voor werk voordat [de man] thuiskomt, zal oppas worden geregeld. In overleg zal besproken worden of de oppas in het huis van [de vrouw] komt of in het huis van [de man] .
[de vrouw] werkt de meeste weekenden. Indien [de vrouw] een weekend vrij is zullen de kinderen ook naar haar toe gaan. Dit regelen wij in goed overleg met elkaar.
(…)”

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn, voor zover thans van belang, de verzoeken van de man betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van één van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor beide kinderen (hierna: de zorgregeling), afgewezen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, in zoverre, alsnog te bepalen dat [minderjarige 2] wordt ingeschreven op het adres van de man en dat de zorgregeling aldus wordt aanpast dat de kinderen gedurende de even weken bij de man verblijven en gedurende de oneven weken bij de vrouw met als wisseldag de vrijdag.
4.3
De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep dan wel de verzoeken van de man af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In hoger beroep is de zorgregeling voor beide kinderen en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] aan de orde.
5.2
De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de door hem verzochte wijziging van de zorgregeling ten onrechte heeft afgewezen. De kinderen hebben vaker aangegeven dat zij behoefte hebben aan minder wisselmomenten en met de huidige regeling moeten de kinderen vier keer per week wisselen. Met de door hem voorgestelde regeling is dat slechts eenmaal per week. De man maakt zijn eigen rooster en is in staat zijn werkdagen en tijden aan te passen. De kinderen verblijven nooit zonder toezicht in de woning van de man. Als hij onverhoopt niet aanwezig is, is er altijd iemand bij de kinderen. Na de zitting van 9 februari 2023 heeft hij er alles aan gedaan om hulp te krijgen. KidsInbetween was geen mogelijkheid. Daarna heeft hij contact opgenomen met de Blauwe Beer en Move2grow. De vrouw weigerde echter mee te werken. Ook via het Ouder- en Kindteam van de gemeente is het niet gelukt om hulpverlening voor de kinderen te krijgen. Uit de dalende schoolresultaten van [minderjarige 1] blijkt dat het geschil tussen de ouders effect op hem heeft.
5.3
De vrouw is van mening dat geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden op basis waarvan het, door de man niet onderbouwde, verzoek kan worden toegewezen. Zij werkt voornamelijk in het weekend en daarom is het van belang dat de kinderen in het weekend bij de man verblijven. De man werkt van maandag tot en met vrijdag en daarom verblijven de kinderen doordeweeks bij de vrouw. De door de man verzochte wijziging van de zorgregeling is onuitvoerbaar en niet in het belang van de kinderen. De huidige regeling is overzichtelijk en met de huidige regeling is de vrouw in staat de kinderen stabiliteit en regelmaat te bieden. De man werkt ook in het weekend op zondag en dan zijn de kinderen alleen thuis. Als het verzoek van de man wordt toegewezen zullen de kinderen ook doordeweeks alleen thuis zijn. Daarover heeft de vrouw grote zorgen. Na de aanhouding van de procedure in hoger beroep is het niet gelukt hulpverlening in te schakelen of een traject te starten. De vrouw heeft geen toestemming gegeven aan de huisarts om een hulpverleningstraject te starten, omdat er niets mis is met de kinderen. De schoolprestaties van [minderjarige 2] zijn inmiddels weer stijgende. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de rust, stabiliteit en zekerheid van de huidige zorgregeling die al meer dan drie jaar geldt. [minderjarige 1] is weliswaar qua schoolniveau gezakt, maar dit komt omdat hij liever met zijn handen werkt. Er moet goed onderzocht worden wat het beste is voor de kinderen, aldus de vrouw.
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het volgende aangegeven. Het is zichtbaar dat de kinderen voor beide ouders belangrijk zijn. Er is echter nog niets veranderd sinds het moment dat de ouders uit elkaar zijn gegaan. De ouders richten zich nog te veel op de onmogelijkheden van de andere ouder. De kinderen moeten zich een beeld vormen over wie zij zijn, hoe ze relaties aangaan, hoe je vriendschappen aangaat en hoe je ruzies oplost. Zij zien hoe de ouders omgaan met de problemen die op hun weg komen. De raad adviseert primair een bijzondere curator aan te stellen zodat onderzocht kan worden welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. Er kan ook worden gekozen voor het bepalen van een zorgregeling zonder advisering van een bijzondere curator, omdat met een onderzoek door een bijzondere curator tijd zal zijn gemoeid en dit weer een periode van onzekerheid betekent. Als meteen een zorgregeling wordt bepaald, vindt de raad het van belang dat de kinderen zowel op doordeweekse dagen als op weekenddagen bij iedere ouder verblijven zodat zij kunnen zien wat voor gebruiken en normen en waarden iedere ouder heeft. De kinderen hebben een evenredige verdeling van de zorg nodig met zo min mogelijk wisselingen zodat er zo min mogelijk contact is tussen de ouders. De raad heeft aangeboden een schema te maken met twee voorstellen voor een zorgregeling.
5.5
Het hof overweegt als volgt. De ouders denken verschillend over welke zorgregeling in het belang van de kinderen is. Tijdens de eerste zitting in hoger beroep, op 9 februari 2023, is afgesproken dat de ouders zich wenden tot KidsInbetween voor het volgen van het traject parallel ouderschap. De behandeling van de zaak heeft het hof daartoe aangehouden. De ouders hebben dit traject niet gevolgd. Beide ouders geven een andere verklaring voor het gegeven dat zij geen start hebben gemaakt met het traject, maar feit is dat nog geen hulpverlening heeft plaatsgehad. De voorzitter heeft op 25 juli 2023 met de kinderen gesproken. Uit dit gesprek is gebleken dat de kinderen op de hoogte zijn van wat er tussen de ouders speelt. Tijdens de tweede zitting in hoger beroep, op 19 oktober 2023, is door de raad een tweetal voorstellen gedaan voor een zorgregeling. Deze voorstellen zijn schematisch weergegeven en naar beide ouders gestuurd. De ouders hebben twee weken de tijd gehad om tot overeenstemming te komen over de wijziging van de zorgregeling. Ook dit is de ouders niet gelukt.
5.6
Tijdens het gesprek met de kinderen heeft het hof kunnen constateren dat de loyaliteit van beide kinderen aan hun ouders onder druk staat. Gelet hierop en gelet op de tegengestelde visies van de ouders acht het hof het noodzakelijk dat de kinderen in deze procedure worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator, zoals ook de raad heeft geadviseerd. Het doel daarvan is dat de bijzondere curator zal onderzoeken welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is en wat nodig is om een dergelijke zorgregeling te realiseren, en daarover het hof zal informeren. Daarbij zal het hof de bijzondere curator ook verzoeken om, indien zij namens de kinderen daarover iets kan zeggen, opmerkingen te maken over de kwestie rond het hoofdverblijf van [minderjarige 2] .
5.7
Het hof is voornemens op grond van artikel 1:250 lid 1 BW [X] , gevestigd aan de [adres] [plaats B] , te benoemen tot bijzondere curator voor de duur van deze procedure in hoger beroep. [X] heeft zich (telefonisch) bereid verklaard om als bijzondere curator voor de kinderen op te treden. Het hof zal de ouders twee weken de tijd geven om zich uit te laten over de door het hof voorgenomen benoeming van de bijzondere curator.
5.8
De beslissing op de verzoeken in hoger beroep wordt aangehouden in afwachting van de resultaten van het onderzoek door de bijzondere curator.

6.Beslissing

Het hof:
stelt de ouders in de gelegenheid zich uiterlijk 5 december 2023 schriftelijk uit te laten over het voornemen van het hof om [X] te [plaats B] tot bijzondere curator over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te benoemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, mr. M.C. Schenkeveld en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier, en is op 21 november 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.