ECLI:NL:GHAMS:2023:2752

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
23-000367-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake witwassen met verbeurdverklaring van geldbedrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld voor witwassen. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een geldbedrag van ongeveer € 43.900,-, dat vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die op 25 januari 2023 had geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging van witwassen.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 26 september en 17 oktober 2023 heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking, waardoor het bewijs niet gebruikt mocht worden. Het hof oordeelde echter dat de verbalisanten rechtmatig hebben gehandeld bij het openen van de oven en het in beslag nemen van de tas met contant geld. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan en legde een gevangenisstraf van drie weken op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 43.900,- verbeurd verklaard. Het hof benadrukte de ernst van het witwassen en de impact op de legale economie, en oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor haar daden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000367-23
datum uitspraak: 31 oktober 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-186856-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2023 en 17 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van (ongeveer) 43.900,-- euro en/of heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 43.900,-- euro gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig wa(s)(ren) uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

Vormverzuim
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat het in de tenlastelegging vermelde geldbedrag is aangetroffen als (in)direct gevolg van een onrechtmatige doorzoeking.
Daartoe is – op gronden zoals nader in de pleitnotities verwoord – aangevoerd dat verbalisant [verbalisant], door in de keuken van de woning de oven te openen en vervolgens in de daarin gelegen tas te kijken, verder ging dan zoekend rondkijken en dat er aldus sprake was van een doorzoeking, zonder dat daarvoor (kort gezegd) een machtiging was gegeven door de rechter-commissaris.
Op basis van de machtiging tot binnentreden was enkel zoekend rondkijken toegestaan, waar het openen van een oven niet onder valt. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat bewijsuitsluiting van zowel hetgeen in de tas is aangetroffen (een geldbedrag van € 38.900,-) als hetgeen bij de hierop volgende doorzoeking van de woning onder leiding van de rechter-commissaris is aangetroffen (een geldbedrag van € 5.000,-, aangetroffen in een zwarte heuptas, en een telefoon van de verdachte) de geëigende sanctie is, waardoor vrijspraak dient te volgen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om strafvermindering.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het procesdossier komt het volgende naar voren. Op 13 juli 2021 wordt – op grond van onderzoeksbevindingen betreffende [naam], waaruit het vermoeden was ontstaan dat zich in de woning waarin de verdachte verbleef drugs en/of contant geld zou(den) bevinden – na telefonisch overleg met de officier van justitie, door de hulpofficier van justitie een machtiging tot binnentreden afgegeven voor de woning aan de [adres] te Amsterdam, ter inbeslagneming op grond van de artikelen 96 lid 1 Sv en 9 lid 1 sub b van de Opiumwet. De verbalisanten komen bij de woning aan, kloppen stevig op de deur en maken zich bekend als politie. De verbalisanten horen vervolgens gestommel in de woning en dat er iemand heen en weer loopt in de woning. Hierop kloppen de verbalisanten nogmaals stevig aan en maken zich, wederom, bekend als politie. De verbalisanten horen vervolgens uit de woning het geluid komen alsof er kastjes open en dicht worden gedaan. Uiteindelijk wordt, na nogmaals hard kloppen, de voordeur opengedaan door de verdachte.
De verbalisanten lopen zoekend rond door de woning. In de keuken van de woning ziet verbalisant [verbalisant], door de glazen ruit van de oven, een tas in de oven liggen. Om deze tas in beslag te nemen, opent [verbalisant] de oven. Hij pakt vervolgens de tas en neemt deze in beslag. Daarna kijkt hij in de tas en ziet hij dat er grote stapels contant geld in zitten, naar later blijkt een geldbedrag van € 38.900,-.
Het hof is van oordeel dat verbalisant [verbalisant], op het moment dat hij de tas in de oven zag liggen, in redelijkheid tot inbeslagneming van die tas heeft kunnen besluiten, gelet op de plaats van aantreffen en de eerdere bevindingen, in onderlinge samenhang beschouwd. Het openen van de oven en pakken van de tas is naar het oordeel van het hof toegestaan ter inbeslagneming van die tas. Het vervolgens kijken door verbalisant [verbalisant] in de tas moet worden aangemerkt als onderzoek aan een inbeslaggenomen goed, waartoe de politie gerechtigd is. Van een doorzoeking kan dan ook niet worden gesproken. Het hof concludeert dat er geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Het hof overweegt ten overvloede dat indien wel sprake zou zijn van een vormverzuim, dit niet tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering had geleid, gelet op de eisen die daaraan in de jurisprudentie worden gesteld en hetgeen de verdediging in dat verband – in slechts zeer algemene bewoordingen – naar voren heeft gebracht.
Witwasvermoeden
In de woning waarin de verdachte zich bevond, is in totaal een geldbedrag van € 43.900,- aangetroffen. Een geldbedrag van € 38.900,- zat in een tas in de oven. Een geldbedrag van € 5.000,- zat in een zwarte heuptas. Het totale bedrag bestond onder meer uit 2 coupures van € 500,00 en 22 coupures van € 100,00, hetgeen ongebruikelijk is in het normale betalingsverkeer, en uit zeer veel coupures van € 10,00, € 20,00 en € 50,00. In de telefoon van de verdachte zijn foto’s aangetroffen waarop de verdachte staat afgebeeld met grote stapels contant geld. Op deze foto’s is ook een heuptas te zien. Volgens de politie is een van de foto’s gemaakt op 12 juli 2021, een dag voor het binnentreden van de woning, en komen de op deze foto waarneembare stapels contant geld overeen met het geldbedrag dat in beslag is genomen.
Het voorgaande rechtvaardigt zonder meer een vermoeden van witwassen, zodat het aan de verdachte is een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van het geldbedrag.
De verdachte heeft echter geen verklaring gegeven voor het aangetroffen geldbedrag. Zij heeft tijdens het politieverhoor op 13 juli 2021 geen antwoord gegeven op de aan haar gestelde vragen en heeft evenmin gereageerd op de aan haar uitgereikte zogenoemde witwasbrief. Voorts is de verdachte niet bij de rechtbank noch bij het hof op de zitting verschenen.
Bij deze stand van zaken is er naar het oordeel van het hof redelijkerwijs geen andere conclusie mogelijk dan dat het aangetroffen geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 13 juli 2021 te Amsterdam een voorwerp, te weten een geldbedrag van 43.900,-- euro heeft voorhanden gehad, terwijl zij wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 43.900,-. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel economische verkeer en op de openbare orde. De verdachte heeft door haar handelen eraan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en dat daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt gegeven.
Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat zij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar strafbare handelen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de raadsman heeft verzocht. Naar het oordeel van het hof komt, ook gelet op de persoon van de verdachte, enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passende straf in aanmerking.
Het hof zal de verdachte veroordelen tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 43,900,- zal worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de politierechter bij zijn beslissing tot verbeurdverklaring een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd.
Het hof oordeelt als volgt. Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 43.900,- is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan en voor zover het geldbedrag niet aan de verdachte zou toebehoren is voldaan aan het tweede lid onder b van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof zal daarom dit geldbedrag verbeurd verklaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
43900 EUR (Omschrijving: PL1300-2021143768-6078935).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 oktober 2023.
=========================================================================
[…]