ECLI:NL:GHAMS:2023:2714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
200.329.787/01 en 200.329.787/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling in een geschil over ouderlijk gezag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 14 november 2023, gaat het om een geschil tussen de ouders van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], over de zorgregeling en de vakantie- en feestdagenregeling. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2023, waarin de zorgregeling en kinderalimentatie zijn vastgesteld. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen, maar de vader heeft ook regelmatig zorg voor hen. De rechtbank had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar de moeder is van mening dat deze regeling niet in het belang van de kinderen is, gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders en de zorgen over de opvang bij de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2023 zijn zowel de moeder als de vader verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd. De moeder verzoekt om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen in de oneven weken bij de vader verblijven, terwijl de vader verweer voert tegen deze wijziging. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de huidige regeling, waarbij de kinderen om de week van vrijdag uit school tot dinsdag naar school bij de vader verblijven, beter aansluit bij hun behoeften. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor wat betreft de reguliere zorgregeling en deze aangepast, terwijl de vakantie- en feestdagenregeling is bekrachtigd, omdat deze in het belang van de kinderen is.

De moeder had ook verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking, maar dit verzoek is afgewezen omdat het hof in de bodemprocedure heeft beslist. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, met de oudste raadsheer als voorzitter.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.329.787/01 en 200.329.787/02
Zaaknummer rechtbank: C/13/719087/FA RK 22-3809
Beschikking van de meervoudige kamer van 14 november 2023 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.S. Zomers te Alkmaar,
en
[de vader] ,
wonende op een geheim adres,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.
Het hof heeft als (overige) belanghebbenden in deze zaak aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1] ), geboren [in] 2016 te [plaats A] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2] ), geboren [in] 2019 te [plaats B] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 19 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 18 juli 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 19 april 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 oktober 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.

3.De feiten

3.1
Uit de (in januari 2022 verbroken) relatie van de moeder en de vader (verder gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (verder gezamenlijk te noemen: de kinderen) geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder. Zij verblijven momenteel om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader.
3.2
Bij (tussen)beschikking van de rechtbank van 16 augustus 2022 heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening een voorlopige zorgregeling bepaald, waarbij de kinderen de ene week van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de vader zijn en de daaropvolgende week van maandag 18.00 uur tot dinsdag naar school. De behandeling van de zaak met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderalimentatie is aangehouden.
3.3
Bij (tussen)beschikking van de rechtbank van 27 oktober 2022 heeft de rechtbank voorlopig bepaald dat de vader met ingang van 17 juni 2022 € 62,- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moet betalen. De behandeling van de zaak met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de definitieve kinderalimentatie is opnieuw aangehouden, in afwachting van de resultaten van mediation. De mediation heeft niet tot afspraken geleid.
3.4
Bij de (in zoverre niet) bestreden beschikking van 19 april 2023 is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat de vader aan de moeder € 75,- per kind per maand aan kinderalimentatie zal betalen. Tevens is aan de moeder een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34 tweede lid Paspoortwet ten behoeve van [minderjarige 1] verleend.

4.De omvang van het geschil

Zaak met zaaknummer 200.329.787/01
4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de volgende zorgregeling bepaald:
- de vader heeft de kinderen met ingang van de datum van de beschikking eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school bij zich;
- na twee maanden verblijven de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot dinsdag naar school bij de vader en;
- weer twee maanden later verblijven de kinderen eenmaal per veertien dagen vanaf vrijdag uit school tot woensdag naar school bij de vader.
Ook is de volgende vakantie- en feestdagenregeling bepaald:
- zomervakantie: de eerste drie weken aaneengesloten bij de moeder en de laatste drie weken aaneengesloten bij de vader;
- herfstvakantie: de hele vakantie bij de moeder;
- kerstvakantie: in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader, in de oneven jaren andersom;
- Eerste Kerstdag: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder van 10.00 uur tot de volgende dag 10.00 uur;
- oudejaarsdag: in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader van 10.00 uur tot de volgende dag 10.00 uur;
- voorjaarsvakantie: de gehele vakantie bij de vader;
- meivakantie: de eerste week bij de moeder en de laatste week bij de vader;
- Goede Vrijdag/Pasen/Hemelvaart/Pinksteren: bij de ouder bij wie de kinderen volgens de reguliere zorgregeling zijn;
- Koningsdag: in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader van 8.00 uur tot de volgende dag 10.00 uur;
- Sinterklaas: in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader van uit school/opvang (dan wel 10.00 uur) tot de volgende dag naar school/opvang (dan wel 10.00 uur);
- verjaardagen kinderen: bij de ouder bij wie de kinderen volgens de reguliere zorgregeling zijn;
- Vaderdag: bij de vader van 8.00 uur tot de volgende dag naar school/opvang.
Voor de schoolvakanties geldt dat de overdracht aan het begin van de vakantie plaatsvindt op de vrijdag uit school en aan het einde van de vakantie op zondag om 17.00 uur.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de ouder bij wie de kinderen het laatst verbleven de kinderen naar de andere ouder zal brengen (behoudens ophalen uit school).
Verder verzoekt de moeder een vakantieregeling waarbij de kinderen in de zomervakantie één week bij de vader verblijven en de resterende tijd bij de moeder en waarbij tijdens de overige vakanties de reguliere zorgregeling doorloopt. De vakantie met de vader vangt aan op zondagavond 18.00 uur en eindigt eveneens op zondagavond om 18.00 uur.
4.3
De vader voert verweer.
Zaak met zaaknummer 200.329.787/02
4.4
De moeder verzoekt schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking voor de duur van het hoger beroep.
4.5
De vader voert verweer.

5.De motivering van de beslissing

Zaak met zaaknummer 200.329.787/01
Het wettelijke kader
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a, tweede lid, onder a Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag; deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken. Ingevolge het eerste lid van dit artikel dient de rechter in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
De standpunten
5.2
De moeder meent dat de reguliere zorgregeling die de rechtbank heeft bepaald niet in het belang van de kinderen is. De communicatie en verstandhouding tussen de ouders is ernstig verstoord en daarnaast maakt de moeder zich zorgen over het feit dat de familie van de vader zich tegen haar heeft gekeerd. De vader wil niet meewerken aan hulpverlening ter verbetering van de communicatie en de kinderen worden hierdoor gedwongen om in twee verschillende werelden te leven. Ook heeft de moeder praktische bezwaren tegen de uitbreiding van de zorgregeling, zoals dat de kinderen geen eigen slaapplek zouden hebben bij de vader, dat ze op maandagmiddag voetbaltraining hebben en dat de vader fulltime werkt waardoor zijn familie de kinderen vaak opvangt. Ook meent zij dat de vader onvoldoende draagkracht heeft om de vakantieregeling die de rechtbank heeft vastgelegd na te komen.
5.3
De vader betoogt dat de kinderen het goed bij hem hebben en een eigen slaapplek bij hem hebben. Als de kinderen om de week tot woensdag bij hem zullen verblijven, zoals de rechtbank dat heeft bepaald, zal de vader afspraken maken met zijn werk zodat hij er voor de kinderen kan zijn. Hij wil graag met de kinderen naar voetbaltraining. De vader wil best meewerken aan verbetering van de communicatie tussen hem en de moeder, maar vindt dat het nu over het algemeen al goed verloopt. De vader wil graag de door de rechtbank vastgelegde vakantieregeling behouden.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen om de week van vrijdag uit school tot dinsdag naar school bij de vader zijn en elke maandag op dinsdag. De raad acht het in het belang van de kinderen dat zij voldoende tijd met beide ouders doorbrengen, zowel doordeweeks als in de weekenden. Op het moment dat de kinderen bij hun vader zijn, is hij verantwoordelijk voor de invulling en daar valt ook onder dat de kinderen zo nu en dan opgevangen worden door vaders netwerk, aldus de raad. De door de rechtbank bepaalde vakantieregeling kan volgens de raad worden bekrachtigd, maar de raad vraagt zich wel af of deze regeling realistisch en haalbaar is gelet op het werk van de vader. De raad benadrukt dat het van belang is voor de kinderen dat de ouders met de hulp van het Ouder en Kindteam (hierna: OKT) werken aan verbetering van hun onderlinge communicatie.
De beoordeling door het hof
5.5
Vooropgesteld acht het hof het in het belang van de kinderen dat zij voldoende tijd met beide ouders doorbrengen waarin zij hun taak als ouder en opvoeder kunnen waarmaken. De kinderen hebben met beide ouders een goede band en er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat zij niet goed gedijen bij een zorgregeling waarin beide ouders een belangrijk aandeel hebben. Het hof is van oordeel dat de moeizame communicatie tussen partijen dan ook niet tot een verminderde zorgregeling met de vader dient te leiden. De spanningen tussen de ouders zijn belemmerend en belastend voor de kinderen, maar gelet daarop is juist een duidelijke en regelmatige zorgregeling waarin de spanningsvolle overdrachtsmomenten worden vermeden, van groot belang. Zolang de ouders niet in staat zijn elkaar te vertrouwen, elkaar ruimte te geven en samen te werken, zal er sprake zijn van een belasting voor de kinderen, ongeacht de vormgeving van de zorgregeling. Daarom acht het hof het van belang dat de ouders zich, onder begeleiding van het OKT, inzetten voor verbetering van de communicatie.
Op dit moment zijn de kinderen bij de vader eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school, conform de eerste stap van de beschikking van de rechtbank. Conform die beschikking zouden de kinderen nu eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot woensdag naar school bij de vader moeten verblijven. Naar het oordeel van het hof komt de hierna te noemen regeling echter beter tegemoet aan de belangen van de kinderen, gelet op hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken omtrent de verdeling tussen zorgtaken en vrije tijd voor beide ouders. In deze voorgestelde regeling zijn de wisselmomenten nog steeds op school. Het hof verwacht van de vader dat hij zijn toezegging gestand doet, dat hij zijn werk zo kan indelen dat hij op de maandagmiddag dat de kinderen bij hem zijn met ze naar voetbaltraining kan gaan. Los daarvan overweegt het hof dat het de vader in beginsel vrijstaat om de zorg voor de kinderen op de dagen dat zij bij hem verblijven op zijn eigen wijze in te vullen, ook als dat betekent dat hij daarbij soms de hulp van zijn familie inschakelt.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hof de bestreden beschikking voor zover het de reguliere zorgregeling betreft zal vernietigen. Het hof zal een zorgregeling bepalen waarbij de kinderen om de week van vrijdag uit school tot dinsdag naar school bij de man verblijven, waarbij de overdrachtsmomenten via school verlopen.
5.6
Met betrekking tot de door de rechtbank bepaalde vakantie- en feestdagenregeling overweegt het hof het volgende. Door deze regeling brengen de kinderen veel tijd met beide ouders door. De moeder en de raad hebben vraagtekens gezet bij de praktische haalbaarheid van deze regeling voor de vader. Ter zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de kinderen in de zomervakantie conform de door de rechtbank bepaalde regeling bij de vader hebben verbleven en dat dit geen problemen heeft opgeleverd. De vader heeft verklaard dat zijn werkgever flexibel is en dat hij aan de regeling uitvoering wil geven. Bij die stand van zaken is niet is gebleken dat de vader geen uitvoering zal kunnen geven aan deze regeling. Het hof verwacht van de vader dat hij zijn toezegging dat hij vrij zal nemen in de vakanties om tijd door te brengen met de kinderen na zal komen. In zoverre zal het hof de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
Zaak met zaaknummer 200.329.787/02
5.7
De moeder heeft verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking voor de duur van het hoger beroep.
Nu het hof heeft beslist in de bodemprocedure, heeft de moeder geen belang meer bij haar verzoek om schorsing. Het hof zal dat verzoek dan ook afwijzen.
5.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.329.787/01:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover het de reguliere zorgregeling betreft en, opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de kinderen om de week van vrijdag uit school tot dinsdag naar school bij de vader zullen verblijven, waarbij de wisselmomenten op school zullen plaatsvinden; verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte;
in de zaak met zaaknummer 200.329.787/02:
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.W. Brands-Bottema, M.J. Alt-van Endt en
M. Overmars, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op
14 november 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.