Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
a. Ten gunste van degene, die deelnemer is op de datum, met ingang waarvan hem een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (W.A.O.), berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 65% wordt toegekend, worden op zijn aanvraag, zonder dat daarvoor premie verschuldigd is, gedurende de periode, waarin de bedoelde uitkering plaats vindt, pensioenrechten bijgeboekt, gelijk aan die, welke de deelnemer zou verwerven, indien hij gedurende de bedoelde periode verplicht zou zijn in het fonds deel te nemen, met dien verstande, dat geen pensioenrechten worden bijgeboekt over perioden, waarover premie aan het fonds moet worden betaald ingevolge dit reglement of een der sociale verzekeringswetten en evenmin over perioden, ten aanzien waarvan de deelnemer aanspraak kan maken op soortgelijke bijboekingen bij een ander pensioenfonds.(...)
''
Informatie voor werknemers in de bouwnijverheid uitgave september 1982" en het toen geldende pensioenreglement bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing door Bpf Bouw. Volgens [appellant] staat niet in de brochure dat hij om aanspraak te maken op voortzetting van premievrije pensioenopbouw een aanvraag had moeten indienen en voldoet hij aan de voorwaarden om aanspraak te maken op premievrije pensioenopbouw.
3.Beoordeling
meer dan 65% arbeidsongeschiktheid”, zoals in de onder 2.10 genoemde brochure uit 1982 is vermeld, in welk geval de pensioenopbouw premievrij wordt voortgezet. Aangezien in die brochure nergens staat vermeld dat op [appellant] de plicht rustte om zelf premievrijstelling aan te vragen, mocht hij aannemen dat dit automatisch zou gaan. Tussen partijen bestaat een contractuele relatie, welke wordt beheerst door de verbintenisrechtelijke aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, aldus [appellant] .
geboekt tijdens ziekte/ werkloosheid”.Van (de rechtsvoorganger van) Bpf Bouw kon derhalve niet worden verwacht dat zij daarmee voldoende op de hoogte was gesteld van de arbeidsongeschiktheid van [appellant] . (…)”
21 maart 1981 arbeidsongeschikt was, laat staan dat hij dat na 1982 (nog steeds) was, legt [appellant] niet uit. Deze klacht wordt dan ook door het hof verworpen.