In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1983 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van diefstal in vereniging van een rugtas op Schiphol op 9 oktober 2021. De rugtas bevatte waardevolle goederen, waaronder een laptop, iPad en iPhone, die toebehoorden aan een ander. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de rugtas heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.
De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld en een zwaardere straf geëist. Het hof heeft de straf bepaald op 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. Diefstal op een luchthaven brengt aanzienlijke overlast met zich mee voor de gedupeerden, en het hof heeft benadrukt dat de verdachte zich heeft laten leiden door financieel gewin, zonder rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers. De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.