ECLI:NL:GHAMS:2023:2684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
200.320.454/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewind en mentorschap ondanks volmacht in levenstestament

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of het bewind en mentorschap van een moeder, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, opgeheven kan worden. De moeder had in een levenstestament haar zoon volmacht gegeven om haar belangen te behartigen, maar het hof oordeelde dat de zoon niet in staat was om deze rol adequaat te vervullen. De moeder, geboren in 1934, was na een brand in haar woning in 2021 tijdelijk bij haar zoon gaan wonen, maar haar situatie daar was problematisch. De zoon was vaak afwezig en niet in staat om de zorg voor zijn moeder goed te regelen. Het hof concludeerde dat de belangen van de moeder onvoldoende beschermd waren door de zoon, en dat het noodzakelijk was om het bewind en mentorschap in stand te houden. De verzoeken van de zoon en zijn broers en zussen om hen als bewindvoerder of mentor aan te stellen werden afgewezen, omdat er twijfels bestonden over hun betrokkenheid en geschiktheid. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikkingen van de kantonrechter, die het bewind en mentorschap had ingesteld op verzoek van Amstelring, de zorginstelling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.320.454/01
zaaknummers rechtbank: 10077702 EB VERZ 22-12150 en 10077801 EB VERZ 22-12151
beschikking van de meervoudige kamer van 14 november 2023 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
en
[de zoon] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna respectievelijk te noemen: de moeder en de zoon,
advocaat: mr. I.P. van Rossen te Amsterdam.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- Stichting Amstelring Groep (hierna te noemen: Amstelring);
- [X] B.V. t.h.o.d.n. [X] bewindvoering, [XX] , gevestigd te [plaats A] (hierna: [X] );
- [belanghebbende 1] ;
- [belanghebbende 2] ;
- [belanghebbende 3] ;
- [belanghebbende 4] ;
- [belanghebbende 5] ;
- [belanghebbende 6] ;
- [belanghebbende 7] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 16 september 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Verzoekers zijn op 16 december 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikkingen.
2.2
Amstelring heeft op 24 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van verzoekers van 6 januari 2023 met bijlagen;
- een e-mailbericht van de zijde van Amstelring van 1 maart 2023;
- een brief van de zijde van de zoon van 13 maart 2023;
- een e-mailbericht van 19 juli 2023 van de zijde van Amstelring;
- een bericht van 7 augustus 2023 van de zijde van verzoekers met bijlagen, welke bijlagen op 16 augustus 2023 opnieuw (beter leesbaar) zijn ingediend;
- een e-mailbericht van 16 augustus 2023 van de zijde van [X] ;
- een e-mailbericht van 17 augustus 2023 van de zijde van Amstelring.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 18 augustus 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de zoon, bijgestaan door zijn advocaat;
- [A] en [B] namens Amstelring, bijgestaan door mr. C.G.M. Klaassen en mr. M. Terlouw, advocaten te Amsterdam;
- [C] en [D] namens [X] .
[belanghebbende 3] , en [belanghebbende 6] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen. [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] en [belanghebbende 7] hebben ter zitting aan mr. Van Rossen bericht dat zij onderweg waren gegaan, maar door files rond [plaats B] niet in staat waren ter zitting te verschijnen.
Pas ter zitting in hoger beroep is bekend geworden dat de moeder nog twee kinderen heeft, te weten [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , en dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. Zij waren dus niet opgeroepen.
De advocaat van verzoekers heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
2.5
Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] , [belanghebbende 6] en [belanghebbende 7] zijn in de gelegenheid gesteld op dit proces-verbaal te reageren.
2.6
De moeder is op 29 augustus 2023 door de voorzitter in revalidatie- & zorgcentrum [zorgcentrum] te [plaats A] in het bijzijn van de griffier gehoord. Van dit verhoor is een proces-verbaal opgemaakt. De zoon en [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] , [belanghebbende 6] en [belanghebbende 7] zijn in de gelegenheid gesteld op dit proces-verbaal te reageren.
2.7
Bij brief van 6 september 2023 heeft [X] – voor zover hier van belang – het hof gewezen op een kennelijke verschrijving in het proces-verbaal van de zitting van 18 augustus 2023. Bij brief van 3 oktober 2023 heeft het hof alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door [X] gestelde kennelijke verschrijving.
2.8
Bij brief van 21 september 2023 heeft mr. Van Rossen (gelijkluidende) verklaringen van [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] en [belanghebbende 7] overgelegd, naar het hof begrijpt in reactie op de processen-verbaal van de zitting op 18 augustus 2023 en het verhoor van de moeder op 29 augustus 2023. Bij brief van 13 oktober 2023 heeft mr. Van Rossen namens de zoon en de overige kinderen van de moeder gereageerd op de brief van [X] van 6 september 2023.
2.9
Het hof onderschrijft de lezing van [X] over de kennelijke verschrijving in het proces-verbaal van de zitting van 6 september 2023 en volgt de lezing van mr. Van Rossen en de (overige) belanghebbenden niet. De hiervoor genoemde brieven van het hof van 3 oktober 2023 en van mr. Van Rossen van 13 oktober 2023 heeft het hof aan het proces-verbaal gehecht.

3.De feiten

3.1
De moeder is geboren [in] 1934. De zoon is haar jongste kind. De echtgenoot van de moeder (tevens de vader van de zoon) is in 2007 overleden.
Uit een eerder huwelijk van de moeder zijn [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] , [belanghebbende 6] en [belanghebbende 7] geboren.
3.2
Op 3 juli 2014 heeft een notaris ten behoeve van de moeder een levenstestament/volmacht opgesteld. In dit stuk heeft de moeder aan de zoon volmacht gegeven om in dit stuk nader genoemde rechtshandelingen te verrichten voor het geval zij ten gevolge van haar lichamelijke en/of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet ten volle in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen en haar wil te verklaren, waarvan dient te blijken uit een schriftelijke verklaring van een ter zake kundig arts.
3.3
In een medische verklaring van 8 maart 2021 is door een arts van Trompetter & Partners B.V. vastgesteld dat de moeder, haar geestelijke toestand in aanmerking genomen, niet meer in staat is haar wensen zelfstandig naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien.
3.4
Na een brand in haar woning in [plaats B] op 5 december 2021 verbleef de moeder bij de zoon en diens zoon in [plaats A] .
De moeder verblijft sinds 1 juli 2022 op een gesloten afdeling van revalidatie- & zorgcentrum [zorgcentrum] van Amstelring in [plaats A] , aanvankelijk op grond van een inbewaringstelling.
Bij beschikking van 29 augustus 2022 van de rechtbank Amsterdam is een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verleend ten aanzien van de moeder. Deze machtiging is nadien verlengd en geldt nog steeds.
3.5
Bij beschikking van 2 december 2022 zijn de goederen die de zoon (zullen) toebehoren door de kantonrechter onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden.
De zoon is van deze beschikking in hoger beroep gegaan. Bij beschikking van 24 oktober 2023 heeft het hof op verzoek van de zoon dit bewind per datum van die beschikking opgeheven (zaak met zaaknummer 200.323.854/01).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking met zaaknummer 10077702 EB VERZ 22-12150 heeft de kantonrechter op verzoek van Amstelring de goederen die (zullen) toebehoren aan de moeder onder bewind gesteld wegens de lichamelijke/geestelijke toestand van de moeder, met benoeming van [X] tot bewindvoerder.
4.2
Bij de bestreden beschikking met zaaknummer 10077801 EB VERZ 22-12151 heeft de kantonrechter op verzoek van Amstelring een mentorschap ingesteld ten behoeve van de moeder, met benoeming van [X] tot mentor.
4.3
Verzoekers verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikkingen, na wijziging van hun verzoek ter zitting in hoger beroep, de inleidende verzoeken van Amstelring af te wijzen en het bewind en het mentorschap van de moeder op te heffen. Indien het hof het bewind en het mentorschap in stand laat, verzoeken verzoekers om de zoon te benoemen tot bewindvoerder en mentor, dan wel een van de andere kinderen van de moeder, naar het hof begrijpt meer in het bijzonder [belanghebbende 5] en/of [belanghebbende 7] .
4.4
Amstelring verzoekt de bestreden beschikkingen te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunt van de zoon
5.1
De zoon erkent dat de moeder toenemend verward is als gevolg van de ziekte van Alzheimer. Hij twijfelt er dan ook niet aan dat zij iemand nodig heeft die voor haar de noodzakelijke beslissingen neemt, zowel van vermogensrechtelijke aard als van niet-vermogensrechtelijke aard. De noodzaak voor bewind en mentorschap is echter niet aanwezig nu de moeder in haar levenstestament de zoon een volmacht heeft gegeven om namens haar te beslissen. Zij heeft op die manier al voorzien in de bescherming van haar belangen. De moeder vertrouwt de zoon en de zoon is in staat de belangen van zijn moeder te vertegenwoordigen. Het gegeven dat bij beschikking van 2 december 2022 ook zijn goederen onder bewind zijn gesteld, doet daaraan niet af.
De voorkeur van de moeder moet dan ook worden gevolgd en de beschermingsmaatregelen dienen te worden opgeheven. Als het hof daartoe niet beslist, dient in ieder geval de voorkeur van de moeder ten aanzien van de persoon van de bewindvoerder/mentor te worden gevolgd, en dient dus de zoon te worden benoemd tot bewindvoerder en mentor, dan wel een van zijn broers en zussen. Verzoekers hebben bereidverklaringen overgelegd van [belanghebbende 5] en [belanghebbende 7] .
Ter zitting in hoger beroep heeft de zoon benadrukt dat het de wens van hem en zijn broers en zussen is dat de waarneming van de belangen van de moeder in familiekring wordt belegd.
Standpunt van Amstelring
5.2
Amstelring stelt dat de zoon niet geschikt is als bewindvoerder/mentor van de moeder, ook al heeft de moeder anders gemeend in haar levenstestament. Amstelring ziet in dat in het algemeen terughoudend moet worden omgegaan met de instelling van een mentorschap en bewind als er voorzieningen zijn getroffen in een levenstestament, maar het is in dit geval niet in het belang van de moeder dat de zoon beslissingen voor haar neemt.
Amstelring heeft in haar verweerschrift uiteengezet dat het verblijf van de moeder bij de zoon van eind 2021 tot haar plaatsing in [zorgcentrum] op 1 juli 2022 niet veilig was. Uit de stukken die ten grondslag lagen aan het verzoek tot inbewaringstelling en de aanvraag van de rechterlijke machtiging blijkt onder andere dat de woning van de zoon vervuild was. De moeder sliep op een matras op de grond en kreeg soms dagen achtereen geen eten. Thuiszorg werd niet altijd binnengelaten en soms douchte de moeder wekenlang niet. Ook maakten de moeder en de zoon vaak ruzie.
Om geschikt te zijn als mentor moet iemand de belangen van de betrokkene op het gebied van
verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding goed kunnen behartigen. Tijdens het verblijf van de moeder bij de zoon is gebleken dat hij dat niet kon. Zo was hij regelmatig afwezig bij belangrijke afspraken zoals het onderzoek van de moeder in het kader van de inbewaringstelling en de zitting over de rechterlijke machtiging. Ook bezoekt de zoon de moeder nauwelijks in [zorgcentrum] en is hij slecht bereikbaar.
Wat betreft de benoeming van de zoon tot bewindvoerder wijst Amstelring op artikel 1:435 lid 6 sub c Burgerlijk Wetboek (BW) waarin is bepaald dat iemand wiens goederen onder bewind zijn gesteld niet tot bewindvoerder van een ander kan worden benoemd. Alleen al op die grond kan hij niet worden benoemd tot bewindvoerder, nog daargelaten zijn ongeschiktheid om de belangen van zijn moeder waar te nemen.
Informatie van [X]
5.3
De uitvoerend bewindvoerder van [X] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de moeder bij aanvang van het bewind een totale schuld van € 10.000,- à € 20.000,- had. Er lag beslag op haar inkomen en de bewindvoerder vreesde dat er beslag op haar woning (een boerderij met bijgebouwen in [plaats B] ) zou worden gelegd. Met toestemming van de kantonrechter heeft hij de woning verkocht. Van de opbrengst kunnen de schulden worden afgelost en de vaste lasten worden betaald.
De bewindvoerder heeft over zaken die vóór het bewind speelden via e-mail contact gehad met de zoon. De bewindvoerder vond het lastig om afspraken te maken met de zoon, omdat hij soms pas een maand later antwoord kreeg.
Standpunt van de kinderen
5.4
In hun na de zitting ingediende verklaringen hebben zes kinderen van de moeder hun bezwaren geuit tegen de (gedwongen) verhuizing van hun moeder naar [zorgcentrum] . Zij stellen daarover niet te zijn geïnformeerd. Zij voelen zich buitengesloten en zij stellen dat zij de bewindvoering en het mentorschap van hun moeder op zich hadden kunnen nemen. De kinderen nemen het [X] kwalijk dat beslissingen over de moeder buiten hen om zijn genomen.
Voorgeschiedenis
5.5
Uit de stukken blijkt dat de moeder in de loop van de afgelopen jaren toenemend verward raakte. In verband met een voorgenomen schenking heeft een arts op 5 maart 2021 met de moeder gesproken en op 8 maart 2021 verklaard dat de moeder niet langer wilsbekwaam was. Op 1 juli 2022 is door een psychiater vastgesteld dat de moeder aan de ziekte van Alzheimer lijdt.
Nadat de woning van de moeder in [plaats B] was afgebrand op 5 december 2021, is zij bij de zoon en diens zoon in [plaats A] ingetrokken, bij wie zij sinds 2020 al regelmatig verbleef. Onder andere vanwege de gesteldheid van de moeder en de kwetsbare gezondheid van de zoon (hij heeft een auto-immuunziekte), zorgde dit verblijf voor spanningen tussen hen. De moeder is meermaals door de politie thuisgebracht, omdat zij dwalend over straat werd aangetroffen. Uit de toelichting van Cordaan van 1 juli 2022 op het verzoek tot inbewaringstelling blijkt onder andere dat de woning van de zoon vol en vervuild was en dat de moeder geen eigen plek had: zij sliep op een matras in de huiskamer. Ter zitting in hoger beroep heeft de zoon verklaard dat hij voornemens was om zijn keuken om te bouwen tot een kamer voor de moeder en dat zijn woning slechts tijdelijk vol stond, omdat de moeder een deel van haar inboedel na de brand had meegenomen.
Volgens Cordaan ontbrak het de zoon aan energie om te koken voor de moeder en om ervoor te zorgen dat zij in de bus naar de dagbesteding stapte. Thuiszorg kon geen zorg meer geven, omdat de deur regelmatig niet werd geopend voor de thuishulp, aldus de medische verklaring van J.P.F.M. Kemperman, psychiater, van 1 juli 2022.
Aangezien het verblijf van de moeder bij de zoon niet langer veilig werd gevonden en de zoon en de moeder onvoldoende voor hulp openstonden, werd een inbewaringstelling noodzakelijk geacht.
Volgens het intakeformulier van de GGZ d.d. 1 juli 2022 was de zoon bij de aanzegging van de inbewaringstelling deels aanwezig maar slecht aanspreekbaar (hij had de woning verlaten om zijn hond uit te laten en wilde na thuiskomst de hond niet in de bench plaatsen). De GGZ heeft voornamelijk gesproken met de toen elfjarige zoon van de zoon. De moeder is met ondersteuning van de politie uit de woning gehaald en naar [zorgcentrum] gebracht.
Waarneming belangen
5.6
Uit de hiervoor geschetste aanloop naar de plaatsing van de moeder in [zorgcentrum] blijkt dat de moeder als gevolg van de ziekte van Alzheimer duurzaam niet in staat is ten volle haar belangen behoorlijk waar te nemen. Dat een ander voor haar die belangen (van zowel vermogensrechtelijke als niet-vermogensrechtelijke aard) dient waar te nemen, is geen punt van geschil. Wel is onderwerp van discussie wie die belangen dient waar te nemen. De eerste vraag die daarbij moet worden beantwoord, is de vraag of de belangen van de moeder met de door haar afgegeven volmacht aan de zoon voldoende worden beschermd.
Volmacht in levenstestament
5.7
Naar het oordeel van het hof is de situatie waarbij de zoon als vertegenwoordiger van de moeder optreedt niet in het belang van de moeder, althans worden haar belangen van zowel vermogensrechtelijke als niet-vermogensrechtelijke aard daardoor onvoldoende beschermd.
Dat blijkt niet alleen uit de hiervoor beschreven gang van zaken in de periode dat de moeder tijdelijk bij de zoon woonde, maar ook uit de beperkte betrokkenheid van de zoon bij de moeder sinds haar plaatsing in [zorgcentrum] alsmede zijn beperkte bereikbaarheid voor hulpverleners en zijn beperkte bereidheid tot overleg en samenwerking.
De heer Costa de Jesus, specialist ouderengeneeskunde bij Amstelring, heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de zoon bij de zitting over de inbewaringstelling aanwezig was. De heer Costa de Jesus heeft bij die gelegenheid een afspraak gemaakt met de zoon om het vervolg te bespreken. Bij die afspraak verscheen de zoon niet en hij was telefonisch niet bereikbaar. Vervolgens heeft Amstelring een multidisciplinair overleg gepland waarvoor de zoon werd uitgenodigd. Ook toen verscheen hij niet. Besloten werd om een verzoek in te dienen tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van de moeder. De zoon verscheen niet op de zitting. Volgens de heer Costa de Jesus beschikt Amstelring niet over de gegevens van de overige kinderen van de moeder. Zij zijn tot de dag van de zitting nooit op bezoek geweest bij de moeder.
Ter zitting in hoger beroep heeft de zoon verklaard dat hij goede redenen had voor zijn afwezigheid: zijn zoon had covid en verder had hij veel bezigheden in [plaats B] in verband met de brand in de woning van de moeder; zo had een huurder de moeder aansprakelijk gesteld.
Het hof overweegt dat de zoon wellicht valide redenen had om niet aanwezig te zijn bij het multidisciplinair overleg, de zitting over de rechterlijke machtiging en de afspraak met Amstelring, maar als hij op grond van zijn volmacht beslissingen namens de moeder moet nemen, is het van belang dat hij bij (vrijwel) alle belangrijke afspraken aanwezig is of dat hij in ieder geval bereikbaar is voor overleg. Daarnaast is het belangrijk dat hij goed op de hoogte is van de persoonlijke situatie van de moeder. Ter zitting is echter gebleken dat de zoon de moeder weinig bezoekt bij [zorgcentrum] . Hij heeft uitgelegd dat hij zich niet prettig behandeld voelt door de medewerkers van [zorgcentrum] en dat het hem verdriet doet om te zien hoe de moeder in [zorgcentrum] woont. Ook de moeder raakt van streek door een bezoek van hem, om welke redenen de zoon zijn bezoeken heeft beperkt. Voorstelbaar is dat bezoeken van de zoon aan de moeder bij beiden emoties (en bij de moeder wellicht ook verwarring) oproepen, maar het gegeven dat hij daarom meer afstand heeft genomen, maakt naar het oordeel van het hof dat de zoon niet de aangewezen persoon is om de belangen van de moeder waar te nemen, alleen al omdat hij onvoldoende op de hoogte is van het wel en wee van de moeder.
Ter zitting in hoger beroep heeft de zoon betoogd dat Amstelring uitermate lastig te bereiken is. Hij heeft zich echter niet aantoonbaar ingespannen om, al dan niet met behulp van zijn advocaat, informatie te krijgen over de moeder dan wel betrokken te worden bij haar begeleiding.
Bewind en mentorschap
5.8
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt het hof tot de conclusie dat voorbij dient te worden gegaan aan hetgeen de moeder in haar levenstestament heeft bepaald voor het geval zij haar eigen belangen niet langer kan waarnemen. Derhalve is de instelling van bewind en mentorschap noodzakelijk om te zorgen voor waarneming van de belangen van de moeder van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard. Het hof zal het verzoek van verzoekers tot opheffing van het bewind en mentorschap dan ook afwijzen.
Bewindvoerder/mentor
5.9
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Indien lid 3 niet van toepassing is en de rechthebbende geen levensgezel heeft, bepaalt lid 4 van dit artikel dat bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
In artikel 1:452 BW is een vergelijkbare regeling getroffen voor de benoeming van de mentor.
5.1
Om de redenen die hiervoor gegeven zijn, dient naar het oordeel van het hof voorbij te worden gegaan aan de voorkeur zoals die blijkt uit het levenstestament van de moeder, alsook aan de wettelijke voorkeur voor een kind. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt genoegzaam dat gegronde redenen zich tegen de benoeming van de zoon tot bewindvoerder en/of mentor verzetten. Het is in het belang van de moeder dat beslissingen over haar financiën en over haar verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding zorgvuldig en snel kunnen worden genomen door iemand die volledig op de hoogte is van de persoonlijke situatie van de moeder en die kennis van zaken heeft. Hoewel de zoon van goede wil is, is gebleken dat hij het lastig vindt om goed op de hoogte te blijven van de situatie van zijn moeder. Hij is niet alle afspraken nagekomen en hij is evenmin goed bereikbaar voor de hulpverleners van de moeder. Het hof zal het verzoek om de zoon te benoemen tot bewindvoerder en mentor dus afwijzen.
Ten overvloede overweegt het hof hier nog dat in de zaak met zaaknummer 200.323.854/01 betreffende het hoger beroep van de zoon tegen zijn eigen onderbewindstelling door het hof bij beschikking van 24 oktober 2023 het bewind is opgeheven. Die beslissing doet echter niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ongeschiktheid van de zoon als bewindvoerder en mentor van de moeder.
5.11
Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de betrokkenheid van de zoon, geldt nog meer ten aanzien van zijn broers en zussen, die stellen dat zij bereid zijn tot mentor en/of bewindvoerder van hun moeder te worden benoemd. In het beroepschrift van verzoekers staat beschreven dat in de loop van de jaren de moeder met haar kinderen (behalve de zoon) gebrouilleerd is als gevolg waarvan het contact tussen hen is afgenomen. De betrokken instanties beschikten voorts niet over hun gegevens toen bleek dat de moeder niet langer bij de zoon kon verblijven en 24-uurs zorg nodig had. Ook nadat de moeder op 1 juli 2022 in [zorgcentrum] was geplaatst, hebben zij zich niet gemeld bij Amstelring. Volgens de verpleegkundige van [zorgcentrum] die ter zitting in hoger beroep aanwezig was, heeft zij noch een van haar collega’s sinds het verblijf van de moeder bij hen, tot aan de dag van de zitting, andere familieleden gezien dan de zoon en diens zoon. Evenmin zijn zij ter zitting in hoger beroep verschenen.
Onder die omstandigheden zijn er bij het hof te veel twijfels over de betrokkenheid en geschiktheid van de andere kinderen van de moeder om hen – en meer in het bijzonder [belanghebbende 5] en [belanghebbende 7] van wie bereidverklaringen in het geding gebracht zijn – te benoemen tot bewindvoerder en mentor. Ook dit verzoek zal worden afgewezen. Derhalve zullen de bestreden beschikkingen worden bekrachtigd.
5.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikkingen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 14 november 2023 in het openbaar uitgesproken door mr. A.N van de Beek.