ECLI:NL:GHAMS:2023:2682

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
200.326.890/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorgregeling in een echtscheidingszaak met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de zorgregeling voor vier minderjarige kinderen, geboren uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de vader en de moeder. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft op 7 mei 2023 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2023, waarin de zorgregeling was vastgesteld. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft op 5 juli 2023 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2023 zijn beide ouders, hun advocaten en de bijzondere curator verschenen.

De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen bij de moeder wonen, met een zorgregeling waarbij de kinderen van vrijdag tot maandag bij de vader verblijven. De vader verzocht om een wijziging van deze regeling, zodat de kinderen elke zondag bij hem zouden verblijven en hij hen gedurende de zomervakantie drie weken bij zich zou hebben. De moeder verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft overwogen dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de kinderen is en heeft de zorgregeling gewijzigd. De kinderen zullen nu elke zondag van 12.00 tot 18.00 uur bij de vader verblijven. De vader's verzoek om de kinderen gedurende de zomervakantie bij hem te laten verblijven, werd afgewezen, omdat dit een te grote verandering voor de kinderen zou zijn. Ook andere verzoeken van de vader, zoals het vieren van verjaardagen en feestdagen, werden afgewezen. Het hof heeft bepaald dat de moeder de paspoorten van de kinderen onder zich houdt, aangezien de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.326.890/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/714783 / FA RK 22-1439
beschikking van de meervoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. Schouten te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende in [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: moeder,
advocaat: mr. A. Bouwmeester te Amsterdam.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] )
;
- de minderjarige [minderjarige 4] (hierna: [minderjarige 4] );
- [curator] , de bijzondere curator over bovengenoemde minderjarigen (hierna ook te noemen: de bijzondere curator).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 7 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 7 mei 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 7 februari 2023.
2.2
De moeder heeft op 5 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vader van 15 juni 2023 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de moeder van 8 september 2023.
2.4
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn voorgaand aan de mondelinge behandeling door de voorzitter gehoord. [minderjarige 1] heeft haar mening schriftelijk aan het hof kenbaar gemaakt. Op de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van het gesprek en de schriftelijke reactie van [minderjarige 1] zakelijk weergegeven, waarbij alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 20 september 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. L.D. Weerkamp, waarnemend voor mr. J. Schouten, en door A. Abdullah, tolk in de Engelse taal;
- de moeder, bijgestaan door mr. A. Bouwmeester en mr. B. Schepers en door A. Abdullah, tolk in de Engelse taal;
- de raad, vertegenwoordigd door D.M. van Dijk.
De advocaten van de vader en de moeder hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Tijdens het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder (hierna: de ouders) zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2009 te [plaats C] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2013 te [plaats A] ;
- [minderjarige 3] , [in] 2014 te [plaats A] ;
- [minderjarige 4] , [in] 2016 te [plaats A] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
3.2
De ouders oefenen van rechtswege gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De ouders hebben de Nederlandse en de Nigeriaanse nationaliteit. De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.3
Bij de echtscheidingsbeschikking van 9 januari 2019 is, voor zover nu van belang, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vastgesteld, die inhoudt dat de kinderen van maandag na school tot vrijdag naar school bij de moeder verblijven en van vrijdag na school tot maandag naar school bij de vader, waarbij in afwijking hiervan geldt dat de kinderen ieder laatste weekend van de maand bij de moeder verblijven.
3.4
Bij twee afzonderlijke beschikkingen van de rechtbank van 22 juni 2022, gegeven in de procedure in eerste aanleg die tot de bestreden beschikking heeft geleid, is het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten afgewezen en is de zorgregeling zoals bepaald in voornoemde beschikking van 9 januari 2019 gewijzigd, in die zin dat met ingang van 22 juni 2022 een voorlopige zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen elke zondag van 12.00 uur tot 18.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en weer terugbrengt, met uitzondering van de laatste zondag van de maand en met uitzondering van de periode in de zomervakantie dat de moeder met de kinderen op vakantie is. Verder is bepaald dat de vader met ingang van woensdag 31 augustus 2022 de kinderen daarnaast elke woensdag uit school tot 18.00 uur bij zich zal hebben waarbij de vader de kinderen bij de moeder zal terugbrengen. De moeder is toestemming verleend ter vervanging van de toestemming van de vader om ten behoeve van de kinderen - indien nodig - paspoorten aan te vragen bij de gemeente [plaats A] . Verder is bepaald dat de vader de paspoorten van de minderjarigen binnen een week na onderhavige beschikking dient af te geven aan de moeder, onder afwijzing van de verzochte dwangsom ten laste van de vader. De rechtbank heeft [curator] benoemd als bijzondere curator. De bijzondere curator is verzocht de rechtbank schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de zorgregeling in te nemen. De behandeling is pro forma aangehouden in afwachting van het rapport van de bijzondere curator.
3.5
Nadat de bijzondere curator het rapport op 5 oktober 2022 bij de rechtbank had ingediend, hebben beide ouders daarop schriftelijk gereageerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover nu van belang, bepaald dat met ingang van de datum van die beschikking een zorgregeling zal gelden waarbij de vader de kinderen op woensdag uit school tot 18.00 uur bij zich heeft en op zondag van 12.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt. Daarnaast is verstaan dat de vader de ID-kaarten van de kinderen onder zich mag houden en de moeder de paspoorten van de kinderen onder zich mag houden.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre) een zorgregeling vast te stellen, waarbij:
- de kinderen iedere zondag bij hem verblijven;
- de kinderen gedurende de zomervakantie drie weken bij hem verblijven;
- [minderjarige 3] en [minderjarige 2] in de oneven jaren hun verjaardag bij de vader vieren en [minderjarige 1] en [minderjarige 4] in de even jaren hun verjaardag bij de vader vieren;
- de kinderen in de even jaren kerst bij hem zullen vieren en in de oneven jaren oud en nieuw (uitgaande van oudejaarsdag);
- te bepalen dat de kinderen van 7 december 2024 tot en met 7 januari 2025 met de vader in het buitenland zullen verblijven, zodat zij zijn huwelijk kunnen bijwonen. In 2024 zullen de kinderen bij wijze van uitzondering kerst en de jaarwisseling bij de vader doorbrengen.
Daarnaast verzoekt de vader te bepalen dat hij de paspoorten van de kinderen onder zich zal hebben en de moeder de identiteitskaarten van de kinderen.
4.3
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep ongegrond te verklaren dan wel de verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Voordat het hof tot een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken kan komen, dient te worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Het hof is van oordeel dat dat zo is. Nu de procedure vóór 1 augustus 2022 aanhangig is gemaakt, is de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II-bis) van toepassing. Volgens artikel 8 Brussel II-bis zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift hadden de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlandse recht van toepassing.
Het wettelijk kader
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen onder meer een beslissing inzake een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De standpunten van partijen
5.3
Volgens de vader heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de kinderen met de huidige zorgregeling zo min mogelijk worden belast met de voortdurende strijd tussen de ouders en dat er geen mogelijkheid is om een uitbreiding in de beschikking vast te leggen. In de bestreden beschikking is ten onrechte een zorgregeling vastgelegd, die inhoudt dat de vader de kinderen op woensdag uit school tot 18.00 uur en op zondag van 12.00 uur tot 18.00 uur bij zich heeft. De vader voert hiertoe aan dat hij zich kan vinden in de beslissing van de rechtbank dat de kinderen elke zondag van 12.00 uur tot 18.00 uur bij hem verblijven, maar dat hij niet meer in staat is om de kinderen elke woensdag bij zich te hebben, omdat hij met zijn werkgever heeft afgesproken dat hij na een operatie aan zijn rug fulltime zou gaan werken. Ter zitting in hoger beroep heeft de vader verzocht om, in afwachting van een door de raad te verrichten onderzoek, een voorlopige zorgregeling te bepalen, die inhoudt dat hij met de kinderen op zondag omgang heeft. Omdat de vader zijn ouderrol niet kan vervullen als hij de kinderen alleen op zondag ziet, hij de tijd wil hebben om een band met de kinderen op te bouwen en de kinderen in de vakantie veel meer zichzelf kunnen zijn zonder tussentijdse negatieve beïnvloeding door de moeder, wil hij de kinderen in de zomervakantie drie weken bij zich hebben. De vader wil ook graag dat de kinderen hun verjaardagen, kerst en oud en nieuw om en om bij de ouders vieren. De vader zal in december 2024 in het buitenland met zijn partner in het huwelijk treden en hij wil graag dat de kinderen daarbij aanwezig zijn. Tot slot betoogt de vader dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de moeder de paspoorten van de kinderen onder zich mag houden. Hij vermoedt dat de moeder van plan is om met de kinderen naar Nigeria te verhuizen.
5.4
De moeder stelt dat de vader nooit invulling heeft gegeven aan de zorgregeling zoals opgenomen in de bestreden beschikking. De vader heeft enkel wekelijks telefonisch contact met de kinderen gehad. Het is belangrijk dat de kinderen goed contact met hun vader hebben en dat hun vader betrokken is in hun leven, maar deze betrokkenheid strekt zich niet alleen uit tot het weekend of de vakantie. Het vertrouwen van de kinderen in hun vader zal opgebouwd moeten worden. Hij zal gedurende een langere periode stabiliteit aan de kinderen moeten bieden door zich aan de zorgregeling te houden. Als de vader geen grote rol wil of kan spelen in het dagelijks leven van de kinderen, dan kan hij ook niet van de kinderen verlangen dat zij feestdagen, verjaardagen of vakanties met hem doorbrengen. De vader verzoekt te bepalen dat de kinderen van 7 december 2024 tot en met 7 januari 2025 met hem in het buitenland zullen verblijven, maar hij heeft daarbij geen oog voor de gevolgen van een langdurige afwezigheid van de kinderen op hun dagelijks leven. Volgens de moeder is de zorg van de vader over de verhuizing van haar en de kinderen naar Nigeria nergens op gebaseerd. Zij heeft met de kinderen een leven opgebouwd in [plaats B] en zij heeft veel vrienden en familieleden in Nederland.
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verstandhouding tussen de ouders zorgelijk is en dat er zorgen zijn over de wijze waarop de vader invulling aan de zorgregeling geeft. De raad heeft geadviseerd ten aanzien van de zorgregeling een onderzoek door de raad te laten verrichten.
De beoordeling van het hof
5.6
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om thans een beslissing te nemen over de verzoeken van de vader, zodat geen aanleiding bestaat een raadsonderzoek te gelasten.
Het hof overweegt ten aanzien van de reguliere zorgregeling als volgt. Tussen de ouders is niet in geschil dat het (in ieder geval op dit moment) voor de vader niet haalbaar is om op de woensdag omgang met de kinderen te hebben. In het gesprek met respectievelijk de brief aan de voorzitter hebben [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] te kennen gegeven dat zij op woensdag hockeyen, dat zij dat willen kunnen blijven doen en dat zij het voldoende vinden dat zij alleen op de zondag omgang met hun vader hebben. De moeder heeft op de mondelinge behandeling in hoger beroep aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat de wensen van de kinderen worden gerespecteerd. Het hof zal gelet op het voorgaande, met vernietiging van de bestreden beschikking op dit punt en met wijziging in zoverre van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 9 januari 2019, een reguliere zorgregeling vaststellen die inhoudt dat de kinderen op zondag van 12.00 uur tot 18.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt. Het hof acht deze regeling in het belang van de kinderen.
5.7
De vader verzoekt verder te bepalen dat de kinderen gedurende de zomervakantie drie weken bij hem verblijven. De moeder voert daartegen gemotiveerd verweer.
Het hof neemt als vaststaand aan dat de kinderen al gedurende een lange periode niet bij de vader thuis hebben overnacht of met hem op vakantie zijn gegaan. Een vakantieregeling vastleggen zoals door de vader gevraagd leidt naar het oordeel van het hof tot een te grote verandering voor de kinderen. Zij hebben al lange tijd geen normaal gezinsleven met de vader kunnen ervaren, nu de contacten beperkt zijn tot een aantal uren overdag buitenshuis. Om die reden zal het hof dit verzoek van de vader afwijzen.
5.8
De vader verzoekt voorts te bepalen dat [minderjarige 3] en [minderjarige 2] in de oneven jaren hun verjaardag bij hem vieren en [minderjarige 1] en [minderjarige 4] in de even jaren. De moeder kan zich hierin niet vinden.
Het hof overweegt dat gebleken is dat, voor zover de verjaardag van de kinderen op een omgangszondag viel, de kinderen deze tot nu toe bij hun vader hebben gevierd. De kinderfeestjes worden bij de moeder gevierd. De kinderen hebben aangegeven dat zij willen dat het blijft zoals het tot nu toe is gegaan. Het hof ziet geen aanleiding om hierin verandering te brengen, nu de mogelijkheden van de vader om op hun verjaardag beschikbaar te zijn en invulling te geven aan een verjaardagsfeestje zeer beperkt lijken te zijn in verband met zijn werk. Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader afwijzen.
5.9
Daarnaast verzoekt de vader te bepalen dat de kinderen in de even jaren kerst bij hem vieren en in de oneven jaren oud en nieuw (uitgaande van oudjaarsdag). De moeder kan zich hierin niet vinden en bepleit dat de kinderen op deze leuke momenten in hun vertrouwde omgeving blijven.
Het hof acht het in het belang van de kinderen om ook een kerstdag bij ieder van hun ouders door te kunnen brengen. In de even jaren kunnen zij de eerste kerstdag bij hun vader doorbrengen en de tweede kerstdag bij hun moeder en in de oneven jaren andersom. Nu de kinderen een lange periode niet bij de vader thuis hebben overnacht, zal het hof ten aanzien van de jaarwisseling bepalen dat de kinderen op nieuwjaarsdag bij de vader verblijven.
5.1
De vader verzoekt ook te bepalen dat de kinderen van 7 december 2024 tot en met 7 januari 2025 met hem in het buitenland zullen verblijven, zodat zij zijn huwelijk kunnen bijwonen. In 2024 zouden de kinderen dan bij wijze van uitzondering kerst en de jaarwisseling bij de vader doorbrengen. De moeder voert daartegen gemotiveerd verweer. Het hof begrijpt dat het verzoek van de vader niet een onderdeel vormt van een reguliere zorgregeling, maar een eenmalig evenement, te weten zijn huwelijk, betreft. De ouders dienen in beginsel elkaar toestemming te vragen voor een reis met de kinderen naar het buitenland. Als de reis bovendien deels buiten de reguliere schoolvakanties valt, is toestemming van school, dan wel de leerplichtambtenaar vereist. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de vader voornemens is naar Ghana te reizen, maar dat verder nog geen concrete plannen voorliggen en dat zelfs een datum voor het huwelijk van de vader nog niet vastligt. Bovendien valt niet te voorzien of de kinderen tegen die tijd gedurende een langere periode onder verantwoordelijkheid van de vader elders zouden willen verblijven. Het hof zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.
5.11
Tot slot verzoekt de vader te bepalen dat hij de paspoorten van de kinderen onder zich zal hebben en de moeder de identiteitskaarten van de kinderen. Nu de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben, acht het hof het in hun belang dat zij hun paspoorten onder zich heeft. De vader beschikt over de identiteitskaarten en dat is voldoende om de kinderen zo nodig te kunnen legitimeren. Als de vader vanwege een buitenlandse reis (in of buiten de EU) een paspoort voor de kinderen nodig heeft, kan hij dit aan de moeder vragen. In een dergelijk geval zal haar ook toestemming gevraagd moeten worden voor een dergelijk verblijf in het buitenland.
5.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt, met wijziging in zoverre van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2019, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
de kinderen verblijven iedere zondag van 12.00 tot 18.00 uur bij de vader, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt;
bepaalt dat de kinderen in de even jaren op eerste kerstdag bij de vader zijn en in de oneven jaren op tweede kerstdag en bepaalt dat zij op nieuwjaarsdag bij de vader zijn;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer af of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. J. Louwinger-Rijk en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 14 november 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.