ECLI:NL:GHAMS:2023:2659

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
23-001589-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld gepleegd door twee of meer verenigde personen in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2005 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor diefstal vergezeld van geweld tegen een slachtoffer, gepleegd op 12 mei 2023 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het slaan van het slachtoffer en het met geweld afnemen van een gouden ketting. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.

De verdediging voerde aan dat de politierechter onbevoegd was om de zaak te behandelen, omdat de verdachte minderjarig zou zijn. De raadsman stelde dat er een discrepantie was in de geboortedatum van de verdachte, maar het hof oordeelde dat de verdachte zelf herhaaldelijk een andere geboortedatum had opgegeven, wat de verdediging niet voldoende onderbouwde. Het hof verwierp het verweer en oordeelde dat de politierechter bevoegd was om de zaak te behandelen.

Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal met geweld. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof oordeelde dat de opgelegde straf van drie maanden gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en bevestigde de straf, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001589-23
datum uitspraak: 27 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-122086-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) in het jaar 2005,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2023 overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gouden ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] (meermaals) onverhoeds op de borst, althans het lichaam te slaan en/of te tikken en/of
- ( vervolgens) die voornoemde ketting onverhoeds en met kracht van de nek/hals van die voornoemde [slachtoffer] los te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van een verweer en een verzoek

Standpunt verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het vonnis moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen dan wel verwezen naar de kinderrechter, nu de verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van het feit en de politierechter daarom onbevoegd was om van het ten laste gelegde feit kennis te nemen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat een verschil in geregistreerde geboortedata bestaat in het strafdossier. Op de ID-staat van de verdachte op pagina 92 van het dossier staat onder de geconstateerde personalia als geboortedatum [geboortedag 1] 2005, hetgeen duidt op minderjarigheid van de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde strafbare feit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het openbaar ministerie op te dragen nader onderzoek te verrichten naar de juiste geboortedatum van de verdachte.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer moet worden verworpen en nader onderzoek niet nodig is, nu de verdediging geen concrete aanknopingspunten heeft aangereikt waaruit kan blijken de verdachte minderjarig was ten tijde van het tenlastegelegde feit. Dit terwijl het hof bij de rolzitting te kennen heeft gegeven dat het op de weg van de verdediging lag om haar stelling op dit punt nader te onderbouwen.
Oordeel hof
De verdachte, die bij uitstek verondersteld mag worden bekend te zijn met zijn geboortedatum, heeft zowel tijdens zijn politieverhoor van 13 mei 2023 (dossierpagina 55) als bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg [geboortedag 2] 2005 opgegeven als zijn geboortedatum. Nadien heeft hij niet verklaard dat die datum niet juist zou zijn. Hiertegenover is de registratie van een andere geboortedatum waarop door de raadsman is gewezen van onvoldoende gewicht om twijfel te wekken aan de herhaalde opgave door de verdachte van zijn geboortedatum. Nader onderzoek is naar het oordeel van het hof ook niet noodzakelijk, mede gelet op hetgeen aan dat verzoek ten grondslag is gelegd.
Dit betekent dat de politierechter bevoegd was om de zaak tegen de verdachte te behandelen en dat het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 mei 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een gouden ketting die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- die [slachtoffer] op de borst te tikken en
- ( vervolgens) die ketting onverhoeds en met kracht van de nek van die [slachtoffer] los te trekken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van de aangever. Door zo te handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffer [slachtoffer] . Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen geruime tijd last houden van gevoelens van onveiligheid in de openbare ruimte. Ook versterkt dit soort delicten gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, in het bijzonder nu de diefstal met geweld op de openbare weg heeft plaatsgevonden in het bijzijn van passanten. De verdachte heeft hier niets aan gelegen laten liggen en heeft zich kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf gelet op de straf die in soortgelijke gevallen wordt opgelegd. Ook daarop gelet is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Hetgeen de raadsman ten aanzien van de strafmaat heeft aangevoerd brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. R. Kuiper en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. Z. el Wali, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 oktober 2023.
Mrs. Van Die, Jeltes en El Wali zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]