ECLI:NL:GHAMS:2023:2643

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
200.323.091/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling in een geschil over ouderlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de zorgregeling en het ouderlijk gezag over de minderjarige [kind 1]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank die de vader mede met het gezag over [kind 1] heeft belast. De vader, die in incidenteel hoger beroep is gegaan, verzoekt om bekrachtiging van deze beslissing. Het hof heeft de Raad voor de Kinderbescherming als belanghebbende aangemerkt en heeft de procedure in hoger beroep behandeld na een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 24 november 2022.

De moeder heeft op 21 februari 2023 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, waarna de vader op 11 april 2023 een verweerschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 september 2023, waarbij beide ouders en de raad aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over [kind 1], die bij de moeder woont. De moeder heeft uit een eerdere relatie twee kinderen, terwijl de vader ook twee meerderjarige kinderen heeft uit een eerdere relatie.

Het hof heeft de verzoeken van de moeder om het gezag alleen aan haar toe te kennen afgewezen, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat [kind 1] klem of verloren raakt tussen de ouders. De ouders zijn bereid om met hulpverlening te werken aan hun communicatie. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij [kind 1] in de oneven weken op zaterdag bij de vader verblijft en er Skype-contact is in de even weken. De vakantie- en feestdagenregeling is ook besproken, waarbij de ouders jaarlijks in oktober de vakanties en feestdagen verdelen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd voor het overige en de verzoeken van de vader toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.323.091/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/330742 / FA RK 22-3662
Beschikking van de meervoudige kamer van 7 november 2023 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. Busch te Alkmaar.
Het hof heeft als (overige) belanghebbende in deze zaak aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (verder te noemen: [kind 1] ), geboren [in] 2014 te [plaats C] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Alkmaar) (hierna: de rechtbank) van 24 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 21 februari 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
24 november 2022.
2.2
De vader heeft op 11 april 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 5 juni 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- een mailbericht van de moeder van 23 februari 2023 met bijlage;
- een brief van de moeder van 31 augustus 2023 met bijlage (productie 4).
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 11 september 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door D.M. van Dijk.

3.De feiten

3.1
Uit de (in september 2019 verbroken) relatie van de moeder en de vader (verder gezamenlijk te noemen: de ouders) is [kind 1] geboren.
De ouders oefenen sinds de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over [kind 1] . [kind 1] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
De moeder heeft uit een eerdere relatie twee kinderen, te weten [kind 2] (16 jaar) en [kind 3] (14 jaar). Zij wonen bij de moeder.
De vader heeft uit een eerdere relatie twee een meerderjarige kinderen, [kind 4] en [kind 5] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat de ouders gezamenlijk worden belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [kind 1] .
Ook is de volgende zorgregeling vastgesteld:
- [kind 1] verblijft op de zaterdag in de oneven weken van 9.00 uur dan wel na de sportwedstrijd tot 20.00 uur bij de vader;
- [kind 1] verblijft eenmaal in de vier weken van zaterdag 9.00 uur dan wel na de sportwedstrijd tot zondag 18.00 uur bij de vader. Als er geen sport is op zaterdag brengt de moeder [kind 1] naar de vader, als er wel sport is, haalt de vader [kind 1] op van sport. De vader brengt [kind 1] zaterdagavond dan wel zondagavond weer naar de moeder;
- Op een doordeweekse dag in de even weken heeft de vader in de avond Skype-contact met [kind 1] . Elke augustus/september van het jaar wordt het moment vastgesteld, naar aanleiding van de sportroosters van de kinderen van de moeder.
Verder is de volgende vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld:
- zomervakantie: [kind 1] verblijft twee aaneengesloten weken bij de vader en vier weken bij de moeder;
- kerstvakantie: [kind 1] verblijft conform de weekendregeling bij de vader plus een kerstdag van 9.00 uur tot 20.00 uur. Tijdens de even jaren Eerste Kerstdag en tijdens de oneven jaren Tweede Kerstdag;
- overige vakanties: [kind 1] verblijft conform de weekendregeling bij de vader plus een extra dag (per week), in onderling overleg te bepalen, en waarbij de vader de mogelijkheid heeft om in de mei- of herfstvakantie een week met [kind 1] op vakantie te gaan.
4.2
De moeder verzoekt
in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidende verzoek van de vader met betrekking tot het gezag af te wijzen.
4.3
De vader verzoekt in principaal hoger beroep bekrachtiging van de bestreden beschikking voor zover het betreft de beslissing met betrekking tot het gezag.
In incidenteel hoger beroepverzoekt de vader om de volgende zorgregeling te bepalen:
- [kind 1] verblijft op de zaterdag van de oneven weken van 9.00 uur tot 20.00 uur en eenmaal per vier weken in de oneven weken van zaterdag 9.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [kind 1] naar de vader brengt en de vader [kind 1] weer terugbrengt, tenzij [kind 1] op de zaterdagochtend een sportwedstrijd/toernooi heeft, waarbij een wedstrijd/toernooi met als aanvangstijd tot 11.30 uur als wedstrijd in de ochtend heeft te gelden. In het laatste geval haalt de vader [kind 1] na de wedstrijd/het toernooi op en brengt haar op de zaterdagavond dan wel zondagavond bij de moeder terug;
- vanaf het moment dat de vader over andere woonruimte beschikt, verblijft [kind 1] tijdens de weekenden van de oneven weken van zaterdag 9.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [kind 1] naar de vader brengt en de vader [kind 1] weer terugbrengt, tenzij [kind 1]
op de zaterdagochtend een sportwedstrijd/toernooi heeft, waarbij een wedstrijd/toernooi met als aanvangstijd tot 11.30 uur als wedstrijd in de ochtend heeft te gelden. In het laatste geval haalt de vader [kind 1] na de wedstrijd/het toernooi op en brengt haar op de zondagavond bij de moeder terug;
- op een doordeweekse dag in de even weken heeft de vader in de avond een Skypecontact met [kind 1] . Elke augustus/september van het jaar wordt het moment vastgesteld, naar aanleiding van de sportroosters van de kinderen van de moeder.
Verder verzoek de vader om de volgende vakantie- en feestdagenregeling te bepalen:
Zolang de vader nog geen andere woonruimte heeft, verdelen de ouders de vakanties en feestdagen jaarlijks in oktober met elkaar, met dien verstande dat de volgende vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
- zomervakantie: [kind 1] verblijft twee aaneengesloten weken bij de vader en vier weken bij de moeder;
- kerstvakantie: [kind 1] verblijft conform de weekendregeling bij de vader plus een kerstdag van 9.00 uur tot 20.00 uur. Tijdens de even jaren Eerste Kerstdag en tijdens de oneven jaren Tweede Kerstdag;
- overige vakanties: [kind 1] verblijft conform de weekendregeling bij de vader plus een extra dag (per week), in onderling overleg te bepalen, en waarbij de vader de mogelijkheid heeft om in de mei- of herfstvakantie een week met [kind 1] op vakantie te gaan.
Vanaf het moment dat de vader eigen woonruimte heeft, verdelen de ouders de vakanties en feestdagen jaarlijks in oktober met elkaar, met als uitgangspunt bij helfte, met dien verstande dat de kerstvakantie als volgt wordt verdeeld:
- [kind 1] verblijft conform de weekendregeling bij de vader plus een kerstdag van
9
uur tot 20.00 uur. Tijdens de even jaren Eerste Kerstdag en tijdens de oneven jaren Tweede Kerstdag.
4.4
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep om de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Principaal hoger beroep
Gezag
Het wettelijke kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank om de vader mede met het gezag over [kind 1] te belasten. Er is geen sprake van overleg tussen de ouders en het is volgens de moeder goed mogelijk dat [kind 1] in een loyaliteitsconflict is beland. De moeder wil meewerken aan hulpverlening ter verbetering van de communicatie tussen de ouders, maar had daar de afgelopen periode weinig draagkracht voor omdat haar zoon [kind 3] ook een intensief hulpverleningstraject volgt. [kind 3] heeft volgens de moeder een trauma opgelopen vanwege gebeurtenissen in het verleden waar de vader bij betrokken was en is bang om de vader onverwacht tegen het lijf te lopen. Dit heeft volgens de moeder ook zijn weerslag op [kind 1] . Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek om [kind 1] te horen ingetrokken.
5.3
De vader meent dat de rechtbank hem terecht mede met het gezag over [kind 1] heeft belast. Gezamenlijk gezag is het uitgangspunt en de vader wil graag samen met de moeder beslissingen nemen over [kind 1] . De noodzakelijke communicatie tussen de ouders vindt al plaats, maar de vader is van mening dat er nog veel verbeterd kan worden en wil graag samen met de moeder met behulp van hulpverlening hieraan werken.
Het advies van de raad
5.4
De raad adviseert bekrachtiging van de bestreden beschikking voor wat betreft de beslissing aangaande het gezag. Gezamenlijk gezag is het uitgangspunt en de raad meent dat het in het belang is van [kind 1] als beide ouders met het gezag over haar zijn belast. De raad benadrukt dat het van belang is dat de ouders met behulp van laagdrempelige hulpverlening, zoals bijvoorbeeld online ouderbijeenkomsten, werken aan verbetering van hun communicatie om zo op een betere manier invulling te geven aan het gezamenlijk gezag.
De beoordeling door het hof
5.5
Het wettelijk uitgangspunt is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Afwijzing van het inleidend verzoek van de vader kan dan ook alleen aan de orde zijn als één van de uitzonderingsgronden van het tweede lid van artikel 1:253c BW zich voordoet. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag bij één van de ouders moet worden gelaten. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de communicatie tussen de ouders al een aantal jaren verstoord is. Dat de houding van de ouders hierbij ten koste van [kind 1] gaat is duidelijk en daar heeft het hof zorgen over. Naar het oordeel van het hof is echter niet aannemelijk geworden dat de communicatie tussen de ouders thans zo gebrekkig is dat essentiële beslissingen ten aanzien van [kind 1] niet of niet naar behoren kunnen worden genomen en dat een onaanvaardbaar risico bestaat dat [kind 1] klem of verloren zal raken. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder onvoldoende concreet gemaakt wat volgens haar in de weg staat aan het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over [kind 1] . De band tussen [kind 1] en ieder van de ouders is goed. De moeder stelt dat de vader haar onterechte verwijten maakt over onder andere de informatieverstrekking. Zij vindt dat de vader zich dominant opstelt en ook zonder instemming school benadert en plotseling aanwezig is op school of bij de sport. Zij heeft het vermoeden dat de man [kind 1] uithoort over de situatie thuis. De vader heeft over dit alles een andere lezing en is bovendien van mening dat de moeder het contact tussen hem en [kind 1] verhindert. Het hof is van mening dat de vader echter weinig oog lijkt te hebben voor de problemen die [kind 3] thans heeft en de gevolgen daarvan op [kind 1] en het gezin van de moeder. Toch acht het hof het door de vrouw gestelde van onvoldoende gewicht om wat het gezag betreft af te wijken van het uitgangspunt van de wetgever van gezamenlijk gezag. Daarbij overweegt het hof dat beide ouders te kennen hebben gegeven open te staan voor hulpverlening zoals door de Raad geadviseerd om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Daarbij zullen juist ook bovenstaande soort situaties en verwijten aan de orde kunnen komen teneinde uiteindelijk te komen tot afspraken over de communicatie en over de wijze van benaderen van [kind 1] en haar omgeving waarbij [kind 1] goed gedijt.
Alles overwegende concludeert het hof dat niet aannemelijk is geworden dat bij het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over [kind 1] thans een onaanvaardbaar risico bestaat dat zij klem of verloren zou raken tussen de ouders of dat afwijzing van het verzoek van de vader anderszins in haar belang noodzakelijk zou zijn. Het hof zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
Incidenteel hoger beroep
Zorgregeling
Het wettelijke kader
5.6
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a, tweede lid, onder a Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag; deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken. Ingevolge het eerste lid van dit artikel dient de rechter in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
5.7
Niet is in geschil dat de vader op een doordeweekse dag in de even weken in de avond Skype-contact heeft met [kind 1] , waarbij het moment in augustus/september van het jaar wordt vastgesteld, naar aanleiding van de sportroosters van de kinderen van de moeder. Ook is niet in geschil de door de rechtbank bepaalde vakantie- en feestdagenregeling voor de periode dat de vader nog geen andere woonruimte heeft.
Gedeeltelijke overeenstemming
5.8
Ter zitting in hoger beroep hebben de ouders overeenstemming bereikt over de reguliere zorgregeling voor de periode dat de vader nog geen andere woonruimte heeft. De ouders zijn het volgende overeengekomen:
- [kind 1] verblijft in de oneven weken op zaterdag van 9.00 uur tot 20.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [kind 1] brengt naar de vader en de vader [kind 1] terugbrengt naar de moeder. In het geval van een sportwedstrijd van [kind 1] op de zaterdag met een aanvangstijd vóór 12.00 uur, geldt dat de vader [kind 1] na de sportwedstrijd ophaalt en om 20.00 uur weer terugbrengt naar de moeder. In het geval van een sportwedstrijd van [kind 1] op de zaterdag met een aanvangstijd na 12.00 uur geldt dat [kind 1] in plaats van op de zaterdag, op de zondag bij de vader verblijft van 9.00 uur tot 20.00 uur;
- [kind 1] verblijft eenmaal in de vier weken van zaterdag 9.00 uur dan wel na de sportwedstrijd tot zondag 18.00 uur bij de vader. In het geval van een sportwedstrijd van [kind 1] op de zaterdag, geldt dat de vader [kind 1] na de sportwedstrijd ophaalt en op zondag weer terugbrengt. Mocht er geen sportwedstrijd van [kind 1] zijn op de zaterdag, dan brengt de moeder [kind 1] om 9.00 uur naar de vader en brengt de vader [kind 1] op zondag om 18.00 uur weer naar de moeder.
Daarnaast is in hoger beroep niet in geschil dat de regeling met betrekking tot het Skype contact wordt gehandhaafd, deze is als volgt vastgesteld: op een doordeweekse dag in de even weken heeft de vader in de avond een Skypecontact met [kind 1] . Elke augustus/september van het jaar wordt het moment vastgesteld, naar aanleiding van de sportroosters van de kinderen van de moeder. Voor de duidelijkheid zal het hof deze regeling ook opnemen bij de weergave van de reguliere zorgregeling in het dictum.
5.9
Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
De reguliere zorgregeling en de vakantie- en feestdagenregeling vanaf het moment dat de vader over andere woonruimte beschikt
5.1
De vader verzoekt in hoger beroep te bepalen dat [kind 1] vanaf het moment dat de vader over andere woonruimte beschikt, in de oneven weken van zaterdag 9.00 uur dan wel na de sportwedstrijd tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft.
De moeder stelt zich op het standpunt dat het voor de rust en voorspelbaarheid voor [kind 1] beter is om nu geen aparte zorgregeling te bepalen voor het moment dat de vader over andere woonruimte beschikt, temeer nu de vader nog geen andere woonruimte op het oog heeft.
De raad ziet geen contra-indicaties voor het vastleggen van een tweewekelijkse regeling zoals door de vader verzocht.
5.11
Het hof is met de raad van oordeel dat de door de vader verzochte reguliere zorgregeling vanaf het moment dat hij over andere woonruimte beschikt, kan worden toegewezen. [kind 1] heeft met beide ouders een goede band en er zijn geen aanwijzingen dat zij niet goed zou gedijen bij een regeling waarin zij om de week van zaterdag tot zondag bij de vader verblijft, mits hij over de juiste huisvesting beschikt. Het hof benadrukt hierbij dat het voor [kind 1] duidelijk en voorspelbaar moet zijn op welke momenten zij de vader ziet en acht het van belang dat de vader niet buiten de vastgestelde zorgregeling om onaangekondigd op school of op sportwedstrijden van [kind 1] verschijnt. Dit mede gelet op het negatieve effect dat het onverwacht tegen het lijf lopen van de vader op [kind 3] heeft, zoals de moeder ter zitting in
hoger beroep heeft aangegeven, welk effect ook doorwerkt op [kind 1] .
5.12
De man verzoekt in hoger beroep de door de rechtbank bepaalde vakantie- en feestdagenregeling deels te vernietigen en te wijzigen in die zin dat vanaf het moment dat hij over andere woonruimte beschikt de ouders de vakanties en feestdagen jaarlijks in oktober met elkaar verdelen, met als uitgangspunt bij helfte, met dien verstande dat de kerstvakantie als volgt wordt verdeeld: [kind 1] verblijft conform de weekendregeling bij de vader plus een kerstdag van 9.00 uur tot 20.00 uur. Tijdens de even jaren Eerste Kerstdag en tijdens de oneven jaren Tweede Kerstdag.
Het hof zal dit verzoek afwijzen. Uitgangspunt van de man bij zijn verzoek is dat partijen in onderling overleg de vakanties bij helfte delen. Gelet op de vooralsnog gebrekkige communicatie tussen partijen kan een dergelijke regeling leiden tot onduidelijkheid en geschillen. Dit acht het hof niet in het belang van [kind 1] . Daarbij komt dat voor een verdeling van de vakanties bij helfte partijen in staat moeten zijn afspraken te maken over en goed moeten kunnen overleggen over wat [kind 1] nodig heeft, zonder wantrouwen over en weer. Het hof acht partijen nog niet zo ver. Het hof zal derhalve de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen. Voor de duidelijkheid zal het hof de door de rechtbank bepaalde vakantie- en feestdagenregeling ook opnemen in het dictum.
5.13
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de beslissing omtrent de reguliere zorgregeling en, in zoverre opnieuw rechtdoende;
bepaalt dat de volgende zorgregeling zal gelden voor de periode dat de vader nog niet beschikt over andere woonruimte:
- [kind 1] verblijft in de oneven weken op zaterdag van 9.00 uur tot 20.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [kind 1] brengt naar de vader en de vader [kind 1] terugbrengt naar de moeder. In het geval van een sportwedstrijd van [kind 1] op de zaterdag met een aanvangstijd vóór 12.00 uur, geldt dat de vader [kind 1] na de sportwedstrijd ophaalt en om 20.00 uur weer terugbrengt naar de moeder. In het geval van een sportwedstrijd van [kind 1] op de zaterdag met een aanvangstijd na 12.00 uur geldt dat [kind 1] in plaats van op de zaterdag, op de zondag bij de vader verblijft van 9.00 uur tot 20.00 uur;
- [kind 1] verblijft eenmaal in de vier weken van zaterdag 9.00 uur dan wel na de sportwedstrijd tot zondag 18.00 uur bij de vader. In het geval van een sportwedstrijd van [kind 1] op de zaterdag, geldt dat de vader [kind 1] na de sportwedstrijd ophaalt en op zondag weer terugbrengt. Mocht er geen sportwedstrijd van [kind 1] zijn op de zaterdag, dan brengt de moeder [kind 1] om 9.00 uur naar de vader en brengt de vader [kind 1] op zondag om 18.00 uur weer naar de moeder;
- op een doordeweekse dag in de even weken heeft de vader in de avond een Skypecontact met [kind 1] . Elke augustus/september van het jaar wordt het moment vastgesteld, naar aanleiding van de sportroosters van de kinderen van de moeder;
bepaalt dat de volgende zorgregeling zal gelden vanaf het moment waarop de vader over vervangende woonruimte beschikt:
- [kind 1] verblijft in de oneven weken van zaterdag 9.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [kind 1] naar de vader brengt en de vader [kind 1] weer terugbrengt. In het geval van een sportwedstrijd van [kind 1] op de zaterdag, geldt dat de vader [kind 1] na de sportwedstrijd ophaalt en op zondag weer terugbrengt. Mocht er geen sportwedstrijd van [kind 1] zijn op de zaterdag, dan brengt de moeder [kind 1] om 9.00 uur naar de vader en brengt de vader [kind 1] op zondag om 18.00 uur weer naar de moeder;
- op een doordeweekse dag in de even weken heeft de vader in de avond een Skypecontact met [kind 1] . Elke augustus/september van het jaar wordt het moment vastgesteld, naar aanleiding van de sportroosters van de kinderen van de moeder;
bepaalt dat de volgende vakantie- en feestdagenregeling geldt:
de ouders verdelen de vakanties en feestdagen jaarlijks in oktober met elkaar, met dien verstande dat de volgende vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
- zomervakantie: [kind 1] verblijft twee aaneengesloten weken bij de vader en vier weken bij de moeder;
- kerstvakantie: [kind 1] verblijft conform de weekendregeling bij de vader plus een kerstdag van 9.00 uur tot 20.00 uur. Tijdens de even jaren Eerste Kerstdag en tijdens de oneven jaren Tweede Kerstdag;
- overige vakanties: [kind 1] verblijft conform de weekendregeling bij de vader plus een extra dag (per week), in onderling overleg te bepalen, en waarbij de vader de mogelijkheid heeft om in de mei- of herfstvakantie een week met [kind 1] op vakantie te gaan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.W. Brands-Bottema, J. Jonkers en J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 7 november 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.