In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 december 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1968, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal van verschillende motorspullen, waaronder een motorhelm, motorlaarzen, motorhandschoenen, een motortas, oordopjes en sportkleding. De tenlastelegging betrof het wegnemen van deze goederen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen op of omstreeks 1 december 2021 te Amsterdam.
Tijdens de zitting op 26 september 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. In plaats van een gevangenisstraf van twee weken, heeft het hof besloten om een taakstraf van 60 uren op te leggen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die tijdens de feiten in een manische periode verkeerde.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich in het strafproces had gevoegd, een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 1.530,00. Het hof heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, waarbij het hof heeft overwogen dat niet alle schadeposten voldoende waren onderbouwd. De verdachte is veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de vordering tot schadevergoeding voor een bedrag van € 250,00 is afgewezen. Het hof heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, met een aanvangsdatum voor de wettelijke rente vastgesteld op 1 december 2021.