ECLI:NL:GHAMS:2023:2631

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
23-003315-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met vernietiging van vonnis ten aanzien van de opgelegde straf

Op 10 oktober 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 14 december 2022. De zaak betreft een verdachte die is beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die is vernietigd. Het hof heeft een aanvullende bewijsoverweging opgenomen en is van oordeel dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wegrijden met een auto terwijl het slachtoffer, een verbalisant, zich nog in de auto bevond, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.

De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen en heeft besloten de straf te handhaven zoals opgelegd door de politierechter, met uitzondering van de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen, die is omgezet in een voorwaardelijke ontzegging. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen, met de mogelijkheid van gijzeling bij gebreke van betaling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003315-22
datum uitspraak: 10 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 14 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-232900-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof een aanvullende bewijsoverweging zal opnemen.

Aanvullende bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de poging tot zware mishandeling moet worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet overtuigend bewezen kan worden dat het de verdachte is geweest die de aangever heeft gepoogd zwaar te mishandelen, nu de verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer is geworden van identiteitsfraude en iemand anders zich uitgeeft voor hem.
Het hof overweegt als volgt.
Allereerst overweegt het hof dat in dit geval sprake is van een poging tot zware mishandeling. Door het handelen van de verdachte, te weten vol gas geven en met hoge snelheid wegrijden terwijl de aangever zich met zijn bovenlichaam nog in de auto van de verdachte bevindt, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, heeft het hof wel de overtuiging dat het de verdachte is geweest die het tenlastegelegde heeft begaan. Uit het politiedossier blijkt dat er op 14 september 2022 redelijk lang contact is geweest tussen de verbalisanten en de bestuurder van de auto, waarbij beide verbalisanten hem goed hebben kunnen zien. De bestuurder van de auto is desgevraagd uitgestapt en de verbalisanten hebben met hem buiten de auto gesproken. De verbalisanten hebben de bestuurder gevraagd naar zijn gegevens, waarna hij persoonlijke informatie heeft opgegeven, die overeenkomt met alle persoonlijke informatie van de verdachte. Aan de hand van deze gegevens hebben de verbalisanten via de politiesystemen zijn RDW-gegevens opgevraagd. Zij hebben de man op de RDW-foto meteen herkend als zijnde de verdachte en hebben bovendien een omschrijving gegeven van de bestuurder waaraan de verdachte voldoet. Voorts is van belang dat de verdachte bij de politie vrijwel geen vragen heeft willen beantwoorden en dat hij eerst bij de rechter in eerste aanleg heeft verklaard dat sprake is geweest van identiteitsfraude. Op grond van al deze omstandigheden, is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig én overtuigend is bewezen.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden enkele bijzondere voorwaarden, en een ontzegging bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor een periode van 12 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg is opgelegd. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden verzoekt hij dit net iets anders te doen, te weten enkel het opleggen van reclasseringstoezicht en begeleiding.
De raadsvrouw heeft verzocht een taakstraf op te leggen en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Hij heeft zich geprobeerd te onttrekken aan zijn aanhouding door weg te rijden in een auto terwijl het slachtoffer, een verbalisant die bezig was met het uitoefenen van zijn taak, zich met zijn bovenlichaam nog in het voertuig van de verdachte bevond. Dit is een ernstig feit en de verdachte heeft zich op gevaarlijke wijze geprobeerd te onttrekken aan zijn aanhouding met alle mogelijke gevolgen van dien.
Het hof ziet geen redenen om de taakstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf zoals in eerste aanleg aan de verdachte is opgelegd te wijzigen. Het hof ziet echter wel redenen om de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor een periode van 12 maanden om te zetten in een voorwaardelijke ontzegging.
Nu de verdachte ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat hij al door verschillende instanties begeleid wordt, ziet het hof enkel aanleiding tot het opleggen van reclasseringstoezicht en begeleiding als bijzondere voorwaarden.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden de navolgende bijzondere voorwaarden verbonden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich volgens afspraak meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: [adres 2], zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
- de verdachte meewerkt aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van
een proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigthet vonnis – met de daarin opgenomen de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij F.M. de Waard tot een bedrag van € 1.000,00 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor hetzelfde bedrag, bij gebreke van betaling te vervangen door 20 dagen gijzeling – waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. A.R.O. Mooy en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 oktober 2023.
mrs. A.R.O. Mooy, N.E. Kwak en I. Peetoom zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.