ECLI:NL:GHAMS:2023:2603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
200.326.371/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en verzoek om gezag over minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de gezagskwesties van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], geboren uit de relatie van de vader en de moeder. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2023, waarin het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] werd beëindigd en de moeder werd belast met het eenhoofdig gezag. De vader verzocht om het gezamenlijk gezag in stand te houden en om ook gezag over [minderjarige 2] te verkrijgen. De moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.

De procedure in hoger beroep begon op 23 april 2023, met een mondelinge behandeling op 1 september 2023. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in deze zaak. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders al jarenlang een verstoorde relatie hebben, met incidenten van bedreiging en mishandeling door de vader. Dit leidde tot contactverboden en een complexe interactie tussen de ouders, wat het gezamenlijk gezag bemoeilijkt.

Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat de communicatie tussen de ouders onvoldoende is voor een gezamenlijke gezagsuitoefening. De verzoeken van de vader werden afgewezen en de bestreden beschikking werd bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.326.371/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/725651/FA RK 22-7277 MR-JP
Beschikking van de meervoudige kamer van 31 oktober 2023 inzake
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Guman te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T. van Uden te Amsterdam.
Het hof heeft als (overige) belanghebbenden in deze zaak aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1] ), geboren [in] 2016 te [plaats A] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2] ), geboren [in] 2018 te [plaats A] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 25 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 23 april 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 januari 2023.
2.2
De moeder heeft op 30 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 september 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.
De vader en de moeder zijn apart van elkaar gehoord.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader (verder gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (verder gezamenlijk te noemen: de kinderen) geboren.
De moeder oefent sinds de geboorte het eenhoofdig gezag uit over [minderjarige 2] . Sinds de bestreden beschikking oefent de moeder ook het eenhoofdig gezag uit over [minderjarige 1] . De kinderen wonen bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige 1] beëindigd en is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] . Verder is het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met de moeder te belasten met het gezag over [minderjarige 2] afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het gezamenlijk gezag van hem en de moeder over [minderjarige 1] in stand te laten en zijn in eerste aanleg gedane verzoek om hem mede te belasten met het gezag over [minderjarige 2] alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel zijn hoger beroep ongegrond te verklaren, met veroordeling van de vader in de proceskosten in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijke kader
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253n in verbinding met artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van één van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond van waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Dit kan indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat (slechts) één van de ouders met het gezag wordt belast.
5.2
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.3
De vader is het niet eens met de beslissingen van de rechtbank om zijn gezag ten aanzien van [minderjarige 1] te beëindigen en om hem niet mede te belasten met het gezag over [minderjarige 2] . Er is volgens hem geen enkel aanknopingspunt aangetroffen waaruit zou moeten blijken dat de kinderen schade oplopen indien het gezag bij de vader ligt. De vader heeft de kinderen een maand lang verzorgd toen de moeder voor een operatie naar Turkije was en dat ging goed. Het lukt de ouders om te communiceren over zaken betreffende de kinderen. Het contactverbod tussen de ouders is van tijdelijke aard en is dus ook geen reden om de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag. De vader krijgt nu geen informatie van de school van de kinderen omdat hij geen gezag heeft.
5.4
De moeder is het eens met de beslissingen van de rechtbank. De communicatie tussen de ouders is zeer slecht en er is een risico dat de kinderen bij gezamenlijk gezag klem zullen raken tussen de ouders. Alle communicatie over belangrijke zaken aangaande de kinderen loopt via de hulpverlening. De moeder vertrouwt de vader niet en de vader komt zijn afspraken niet na.
Het advies van de raad
5.5
De raad onthoudt zich van het geven van een advies over welke gezagsvoorziening het meest in het belang is van de kinderen. Wel brengt de raad naar voren dat voorspelbaarheid en continuïteit belangrijk zijn voor de kinderen. De raad meent dat het risico voor de kinderen om klem en verloren te raken is gelegen in de complexe interactie tussen de ouders.
De beoordeling door het hof
5.6
Gebleken is dat de verhouding tussen de ouders al jarenlang ernstig is verstoord. Gedurende en na afloop van de relatie van de ouders is sprake geweest van bedreiging en mishandeling van de moeder door de vader, als gevolg waarvan de moeder tot twee keer toe in een Blijfgroep heeft verbleven en aangifte heeft gedaan tegen de vader. De vader is in het kader van de strafrechtelijke procedures tweemaal een periode in voorlopige hechtenis genomen, voor het laatst na een incident waarbij de moeder in het bijzijn van de kinderen bij een tankstation is benaderd door de vader en hij de zijruit van de auto van de moeder heeft ingeslagen. De vader is op 4 oktober 2022 uit voorlopige hechtenis geschorst onder voorwaarden, waarbij een locatie- en contactverbod is bepaald. Uit de stukken en hetgeen ter
zitting in hoger beroep naar voren is gebracht, volgt dat dit contactverbod onlangs is overtreden doordat de ouders afgelopen zomer samen vanuit Turkije per auto naar Nederland zijn gereisd. De vader was daar met de kinderen op vakantie en de afspraak was dat de moeder de kinderen in Turkije zou ophalen (waarbij de broer van de vader zou helpen met de overdracht) en met hen naar Nederland zou vliegen. De vader en de moeder hebben ieder een andere verklaring gegeven waarom van deze afspraak is afgeweken. Naar aanleiding van de overtreding van het contactverbod met de moeder heeft de vader eveneens een locatie- en contactverbod ten aanzien van de kinderen gekregen, voor de duur van drie weken. Er geldt sinds de bestreden beschikking een mondeling afgesproken omgangsregeling tussen de vader en de kinderen van elke zondag 11.00 uur tot maandagochtend naar school.
5.7
Het hof overweegt dat volgens vaste jurisprudentie het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer meebrengt dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen.
5.8
Het hof stelt in dit verband vast dat de ouders al jarenlang niet erin slagen om in het belang van de kinderen tot (een constructieve vorm van) communicatie en samenwerking te komen. Er is sprake van een complexe interactie tussen de ouders alsmede agressief gedrag van de vader richting de moeder in het (ook recente) verleden, waardoor zij op dit moment niet in staat zijn om hun onderlinge relatie als ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de juiste vorm te geven. De vader heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat hij momenteel onder behandeling is bij De Waag. Hij heeft hiervan echter geen stukken overgelegd, waardoor het voor het hof niet duidelijk is in welk stadium van behandeling de vader zich bevindt. De omstandigheid dat er nu een locatie- en contactverbod geldt, maakt een gezamenlijke gezagsuitoefening op dit moment feitelijk onmogelijk. Maar ook als dit locatie- en contactverbod zou komen te vervallen, is het hof van oordeel dat, gelet op voornoemde interactie tussen de ouders, voor de kinderen een onaanvaardbaar risico bestaat dat zij klem en verloren raken. De gebeurtenissen rondom het ophalen van de kinderen door de moeder in Turkije waarbij het contactverbod is overtreden, als gevolg waarvan de vader nu eveneens een contactverbod met de kinderen heeft gekregen, illustreren dit risico. Daarin speelt mee dat de ouders zeer verschillende lezingen hebben over de gang van zaken rond de gezamenlijke terugreis vanuit Turkije, waarbij de vader de impact van zijn handelen op de moeder lijkt te bagatelliseren. Het hof zal de verzoeken van de vader dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.9
Ten aanzien van het standpunt van de vader dat hij zonder gezag geen belangrijke informatie kan krijgen over de schoolgang van de kinderen, overweegt het hof dat uit artikel 1:377b lid 1 BW volgt dat de ouder die met het gezag is belast, gehouden is de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. In dat verband wijst het hof erop dat de moeder ter zitting in hoger beroep heeft meegedeeld zowel de school als de huisarts expliciet toestemming te hebben gegeven om informatie over de kinderen met de vader te delen.
5.1
Gelet op de aard van de zaak ziet het hof geen aanleiding om de vader te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. De kosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.11
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, J.F Miedema en J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 31 oktober 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.