ECLI:NL:GHAMS:2023:2572

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
200.326.540/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag over minderjarigen in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

De procedure begon met een beschikking van de rechtbank Amsterdam op 26 januari 2023, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders werd gehandhaafd. De moeder heeft in haar verzoek aangevoerd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat wijziging van het gezag noodzakelijk is in het belang van de kinderen. De vader betwistte deze claims en stelde dat hij geen problemen met de kinderen heeft en dat de moeder hen een negatief beeld over hem voorhoudt.

Het hof heeft de situatie van de kinderen beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de kinderen ernstige emotionele en psychologische problemen vertonen, waaronder angst en trauma, die voortkomen uit de onveilige thuissituatie en de omgang met de vader. De kinderen hebben aangegeven dat zij zich onveilig voelen met de vader als gezaghebbende ouder. Gezien de verslechterde situatie en de noodzaak voor de kinderen om in een veilige omgeving te kunnen opgroeien, heeft het hof besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag aan de moeder alleen toe te kennen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen, die voorop staan in deze zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.326.540/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/723351 / FA RK 22/6062
Beschikking van de meervoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
verblijvende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Braspenning te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.G. Wiebes te Lelystad .
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, locatie [plaats B] (hierna: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats B] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 26 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 25 april 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 5 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken binnengekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 19 mei 2023, met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de moeder van 18 september 2023, met als bijlage producties C en A5.
2.4
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen) hebben hun mening per brief kenbaar gemaakt. De voorzitter heeft de inhoud van deze brieven ter zitting zakelijk weergegeven.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 20 september 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk, M. Kada;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, J. El Mourabit;
- een medewerker van de GI;
- de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) zijn [in] 1997 met elkaar gehuwd in Marokko. De echtscheiding tussen partijen is bij beschikking van 9 maart 2022 uitgesproken, welke beschikking op 7 juli 2022 is ingeschreven in de daarvoor bestemde registers van de burgerlijke stand.
De ouders hebben beiden de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
3.2
Uit het huwelijk van partijen zijn vier kinderen geboren van wie thans nog minderjarig:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2006 te [plaats C] , en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2007 te [plaats C] .
3.3
In augustus 2020 heeft de moeder met de kinderen de echtelijke woning verlaten, waarna zij met de kinderen in een opvang verbleef. Zij verblijft inmiddels met de kinderen in een woning op een voor de vader geheim adres.
3.4
Bij beschikking van 1 maart 2022 van de rechtbank zijn de kinderen, op verzoek van de raad, onder toezicht gesteld van de GI voor de periode van 1 maart 2022 tot 28 februari 2023. Deze ondertoezichtstelling is bij beschikking van 14 februari 2023, op verzoek van de GI, verlengd tot 28 februari 2024.
3.5
Bij (echtscheidings)beschikking van 9 maart 2022 is, voor zover hier van belang, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald. Het verzoek van de vader om een zorgregeling te bepalen is afgewezen. De rechtbank heeft de regie over een eventuele contactregeling tussen de kinderen en de vader overgelaten aan de GI.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is – voor zover hier van belang - het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag over hen te belasten, afgewezen. De verzoeken van de vader om een zorgregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen en, indien het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag wordt toegewezen, een informatieregeling vast te stellen, zijn ook afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar inleidende verzoek om het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen te beëindigen en haar voortaan met het eenhoofdig gezag over hen te belasten, alsnog toe te wijzen.
4.3
De vader verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen.
Ingevolge artikel 1:251a BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten van partijen
5.2
De moeder vermoedt dat bij de vader sprake is van een verstandelijke beperking die leidt tot problemen in de emotie- en agressieregulatie. Deze problemen hebben, naast het alcoholgebruik van de vader, tot veel onveiligheid in het gezin geleid toen partijen nog gehuwd waren. Na een escalatie heeft de vader een huisverbod gekregen en is de moeder naar een opvanglocatie gevlucht met de kinderen. Een zorgregeling kwam niet van de grond omdat de vader zich niet aan de veiligheidsafspraken hield. De kinderen bleken ernstig beschadigd te zijn door wat zij met de vader in de thuissituatie hebben meegemaakt. Zij zullen nog jaren traumatherapie en cognitieve gedragstherapie moeten volgen. Sinds het verblijf in de opvanglocatie is er sprake van fors schoolverzuim bij de kinderen en zij hebben last van sociale angst.
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank heeft overwogen dat het prematuur is om het gezag van de vader te beëindigen. Zo heeft zij sinds haar vertrek uit de echtelijke woning geen contact meer met de vader gehad. Zij is bang voor hem en volgt ook zelf traumatherapie om te leren omgaan met de gevolgen van de jarenlange fysieke en geestelijke mishandeling waar zij en de kinderen slachtoffer van zijn geweest. Voorts stelt zij dat er binnen het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt wordt aan de doelen die zijn gesteld voor de kinderen, bijvoorbeeld dat zij in rust en vrijheid de benodigde therapie kunnen voortzetten en afronden en dat zij zich veilig kunnen voelen. Zolang de vader gezag heeft kunnen deze doelen niet worden bereikt. Ook heeft de vader diverse gezagsbeslissingen vertraagd. Hij wilde bijvoorbeeld niet meewerken aan de aanvraag van identiteitsbewijzen voor de kinderen en wilde geen toestemming geven voor het inzetten van traumatherapie voor hen. Verder zijn de kinderen bang voor de vader en zij hebben er last van dat de vader het gezag over hen heeft. Door de angst dat de vader persoonlijke gegevens van de kinderen achterhaalt, kunnen zij niet volledig profiteren van de (trauma)therapie die zij volgen. De moeder beroept zich op het verdrag van [plaats D] , waaruit volgt dat er maatregelen getroffen dienen te worden voor slachtoffers van huiselijk geweld om hen veilig te houden. Veiligheid is nog steeds een belangrijke factor voor de moeder en de kinderen.
5.3
De vader betwist dat hij licht verstandelijk beperkt is. Hij heeft inmiddels geruime tijd geen contact meer met de kinderen. De kinderen worden ten onrechte uitsluitend met een negatief beeld over hem geconfronteerd nu de moeder onwaarheden vertelt aan hen, aan familieleden en in de procedure. De vader is van oordeel dat de moeder de kinderen constant angst voor hem bijbrengt. De oorzaak van de klachten van de kinderen wordt ten onrechte (volledig) aan hem toegerekend. Daarnaast miskent de moeder dat de kinderen een vader hebben. Indien er geen sprake meer is van gezamenlijk gezag, vreest de vader dat zijn laatste connectie met de kinderen geheel verloren gaat. De vader heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar hij wordt niet betrokken of geïnformeerd door de GI. Er is onvoldoende ondernomen om de kinderen positief te stimuleren in hun contact met hem en niet is gebleken dat hij heeft tegengewerkt. Hij heeft geen problemen met de kinderen en hij kan nergens uit opmaken dat de onveiligheid die de kinderen ervaren te herleiden is naar hem. Hij wil graag contact met de kinderen, maar wacht instructies van de GI af. Die instructies komen echter niet omdat de kinderen eerst behandeld moeten worden. De vader heeft er verdriet van dat hij de kinderen moet missen. De moeder ontwijkt contact met de vader en er is geen communicatie tussen hen mogelijk. Voorts betwist de vader dat hij diverse gezagsbeslissingen heeft vertraagd. De hulpverlening en de GI hebben in de contacten met de vader (doorgaans op afstand) nooit rekening gehouden met zijn gehoorbeperking en de omstandigheid dat hij extra uitleg nodig heeft. Op het moment dat alles naar behoren met hem werd gecommuniceerd, heeft hij direct zijn medewerking verleend. Zo heeft de vader recent toestemming gegeven aan de moeder (via de GI) om met de kinderen op vakantie te gaan.
5.4
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep – samengevat – het volgende aangevoerd.
Er is de afgelopen periode veel tijd gestoken in het betrekken van de vader bij de situatie waar de kinderen inzitten. De vader is slechthorend en slechtziend. Via de zus van de vader (of haar dochter) kan de GI de vader beter bereiken, nu de zus van de vader met hem kan communiceren. Via de e-mail lukt het de GI niet om de vader te bereiken. De vader begrijpt niet alles, wil vooral over de echtscheiding praten en dat hij het daar niet mee eens is. De kinderen zijn beschadigd en zijn niet toe aan contactherstel, waar de vader op aanstuurt. De vader heeft veel eigen problematiek en geen zelfreflectie. De GI ziet bij de vader niet of onvoldoende dat hij begrijpt wat zijn kinderen meemaken.
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gesteld dat het voor de raad onduidelijk is hoe de huidige situatie waarin de kinderen zich bevinden tot stand is gekomen. De raad is van mening dat de huidige beleving van de kinderen leidend is. De toenemende weerstand van de kinderen tegen het contact met de vader is zorgelijk. Zij ervaren een onveilig gevoel, omdat de vader mede het gezag heeft. De vader heeft al drie jaar geen contact met de kinderen en er is sprake van een verstoorde relatie tussen hem en de kinderen. De vader blijft reageren vanuit zijn eigen behoefte en weet niet wat de kinderen nodig hebben. De raad adviseert om nu niet aan contactherstel te werken. Er kan pas aan de verstoorde relatie gewerkt worden, wanneer de behandelaren van de kinderen vinden dat zij daaraan toe zijn. Ten aanzien van het gezag hebben de kinderen aangegeven dat zij er last van hebben dat hun vader het gezag heeft. De gezinsvoogd zou de vader (zoals toegezegd ter zitting) kunnen informeren over hoe het met de kinderen gaat als hij geen gezag meer heeft.
De beoordeling
5.6
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de situatie waarin de kinderen zich thans bevinden sinds de bestreden beschikking (van 26 januari 2023) enkel is verslechterd. De kinderen zitten nog middenin hun trauma en krijgen
beiden al twee jaar therapie. Zij hebben echter nog weinig vooruitgang geboekt in hun (trauma)therapie. Bij de GI hebben de kinderen aangegeven dat zij zich jarenlang niet gehoord en gezien hebben gevoeld door de vader en dat zij getuige zijn geweest van fysiek en geestelijk geweld. Zij willen geen contact met de vader, willen niet dat hij informatie over hen krijgt en ook niet dat hij met het ouderlijk gezag over hen belast blijft. Het is voor de kinderen belangrijk om de veiligheid te kunnen ervaren waarin zij niet geconfronteerd worden met (de zeggenschap van) hun vader. Hun gevoel van onveiligheid wordt gevoed doordat de vader het gezag heeft en hij informatie kan ontvangen over hen, die eventueel te herleiden is naar hun verblijfplaats. De therapie van de kinderen stokt daarom. Zoals de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld, is er bij [minderjarige 1] sprake van depressieve klachten en zijn er signalen die duiden op een identiteitscrisis. Daarnaast gaat hij sinds begin januari 2023 niet meer naar school. Met betrekking tot [minderjarige 2] heeft de GI gesteld dat zij kampt met een identiteitsstoornis. Zij heeft een fysieke afwijking, heeft lang geïsoleerd geleefd en is zoekende naar wie zij is en wie zij wil zijn. Zij loopt al maanden met rugklachten maar zegt afspraken met de arts af, omdat zij bang is dat de arts contact opneemt met de vader. Tevens is gebleken dat het de GI op dit moment niet lukt de vader te betrekken bij de kinderen vanwege zijn eigen trauma’s en beperkte communicatiemogelijkheden. Voor het hof is gelet op het vorenstaande voldoende vast komen te staan dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
5.7
Het hof zal de beschikking waarvan beroep daarom vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de moeder ter zake het gezag alsnog toewijzen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2023 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders en bepaalt dat het gezag over:
  • [minderjarige 1] , geboren [in] 2006 te [plaats C] , en
  • [minderjarige 2] , geboren [in] 2007 te [plaats C] ,
aan de moeder alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.W. Brands-Bottema, J.M.C. Louwinger-Rijk en M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh, als griffier en is op 31 oktober 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.