ECLI:NL:GHAMS:2023:2550

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
23-000504-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 2200 gram hennep in Nederland op 20 december 2021. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 14 februari 2023, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 oktober 2023 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om de hennep in te voeren. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de verdachte inconsistent en ongeloofwaardig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van het pakket dat naar hem was gestuurd en dat hij opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren, met 120 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast is de hennep, die in beslag was genomen, onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft de straffen gerechtvaardigd door de ernst van het feit en de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en de internationale rechtsorde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000504-23
datum uitspraak: 26 oktober 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-117292-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1979,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2021 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 2200 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof (op onderdelen) een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk, ook niet in voorwaardelijke zin, 2,2 kilogram (kg) hennep heeft ingevoerd.
Het hof overweegt als volgt.
Op 21 december 2021 omstreeks 11.30 uur is op het adres [adres 2], het woonadres van [naam 1], een pakket met 2,2 kg hennep inbeslaggenomen. Blijkens de pakbon was het pakket weliswaar geadresseerd aan voornoemd woonadres van [naam 1] op [adres 2], maar stond als beoogde ontvanger een andere naam op de pakbon, namelijk die van ‘[verdachte]’, zijnde de naam van de verdachte, die destijds op [adres 3] van – diezelfde – [straat] woonachtig was. Het pakket was afkomstig van een adres uit Italië van de afzender
[afzender]. De bewoner van [adres 2] heeft op de dag van de inbeslagname omstreeks 20.45 uur aan de politie een post-it papiertje overhandigd, welke hij in zijn brievenbus had aangetroffen. Op dit papiertje stond de volgende handgeschreven boodschap: ‘er is een pakket bij u bezorgd voor [naam 2], [adres 3], van dhr [verdachte]. U kunt mij appen op [telefoonnummer] of bellen dan kom ik het ophalen. Het is een fout van DHL. Alvast bedankt.’ Bij de politie heeft de verdachte verklaard gebruik te maken van het emailadres ‘[email]’ en van het telefoonnummer [telefoonnummer].
Over het betreffende – aan hem geadresseerde – pakket heeft de verdachte in eerste instantie, tijdens een telefonisch verhoor op 22 december 2021, verklaard dat hij een bedrijf aan het oprichten was, dat hij niet wist dat het niet mocht en dat hij het pakket met bloemen had besteld. Later, tijdens zijn verhoor bij de politie op 24 januari 2022, verklaarde de verdachte dat het pakket naar hem is opgestuurd via een bedrijf genaamd
‘[bedrijf]’.Dit betrof volgens de verdachte een bedrijf waar de verdachte voor werkte samen met iemand uit Spanje, genaamd [naam 3]. Voorts heeft de verdachte bij die gelegenheid verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het pakket een monster van vijf gram CBD betrof, welk monster hij op zijn beurt zou doorsturen naar een klant in België. Tijdens zijn verhoor is tevens aan de verdachte gevraagd of de naam (van de afzender)
[afzender]hem iets zei, waarop de verdachte heeft geantwoord dat hij het niet heeft gezien en dat hij het niet weet. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard het adres van het bedrijf (de afzender) niet te kennen en ook niet weet wie de eigenaar van dat bedrijf is.
De door de verdachte gegeven verklaringen omtrent het pakket zijn op onderdelen wisselend en zelfs onderling tegenstijdig te noemen. Bovendien heeft hij zijn lezing(en) omtrent het pakket, de inhoud daarvan, de context waarin hij met betrekking tot die inhoud blijkens zijn verklaring met anderen samenwerkt, de aard van het bedrijf dat hij beoogde te starten en de betekenis van de bestelling van CBD bij een bedrijf in het buitenland op geen enkele wijze van een nadere toelichting, laat staan van concrete onderbouwing, voorzien. Ook overigens biedt de inhoud van het dossier voor die lezing(en) geen enkel aanknopingspunt. Gelet hierop acht het hof de door de verdachte gegeven verklaring voor de inhoud van het pakket hennep ongeloofwaardig. Uit de doelgerichte handelwijze van de verdachte, gericht op het verkrijgen van het pakket, beoordeeld tegen de achtergrond van deze ongeloofwaardige verklaring, leidt het hof af dat moet worden uitgesloten dat de verdachte geen wetenschap had van de inhoud van het pakket. Naar het oordeel van het hof is het de bedoeling van de verdachte geweest het pakket met hennep op zijn adres vanuit Italië te laten bezorgen. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de invoer van de tenlastegelegde hoeveelheid hennep. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 20 december 2021 te Kudelstaart opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 2200 gram hennep.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van hennep, een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Het hof heeft daarbij oog gehad voor de omstandigheid dat het bewezen verklaarde handelen van de verdachte bijdraagt aan de internationale handel in softdrugs, welke handel de internationale rechtsorde verstoort en bovendien allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten veroorzaakt. Tevens is bekend dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden.
Het hof is van oordeel dat de straffen zoals die door de politierechter zijn opgelegd en geacht worden thans in hoger beroep door de advocaat-generaal te zijn gevorderd, zonder meer gerechtvaardigd zijn. In hetgeen naar voren is gebracht tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep ziet het hof geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen.
Het hof acht dan ook een voorwaardelijke gevangenisstaf en een taakstraf als opgelegd door de politierechter passend en geboden.

Beslag

Het hof zal de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven hennep bevelen. Het bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hennep. Dit zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Verdovende Middelen (hennep).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. R.M. Steinhaus en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 oktober 2023.
mr. M.K. Durdu-Agema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.