ECLI:NL:GHAMS:2023:2536
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot schadevergoeding na auto wrappen; onvoldoende onderbouwing van schade bij uitvoering opdracht
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. De vordering betrof een schadevergoeding van € 8.542,67 die [appellant] eiste van [geïntimeerde] wegens schade aan zijn auto tijdens het wrappen. [appellant] had op 5 oktober 2020 opdracht gegeven aan [geïntimeerde] om zijn auto te wrappen voor een totaalbedrag van € 1.690. Na het ophalen van de auto op 30 oktober 2020, heeft [appellant] klachten geuit over de staat van de auto en heeft hij schriftelijk om schadevergoeding gevraagd. De kantonrechter oordeelde dat de vordering onvoldoende onderbouwd was en heeft deze afgewezen.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven gepresenteerd, maar het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de schade niet voldoende was onderbouwd. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de auto al beschadigd was voordat deze werd overgedragen voor het wrappen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de schade tijdens de uitvoering van de opdracht is ontstaan. De bewijsstukken die [appellant] heeft ingediend, waaronder een schaderapport, waren niet overtuigend genoeg om de vordering te onderbouwen.
Het hof heeft uiteindelijk de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De grieven van [appellant] zijn verder onbesproken gelaten, aangezien deze niet konden leiden tot een andere uitkomst. Het hof heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.