ECLI:NL:GHAMS:2023:2471

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
23-002331-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling valsheid in geschrifte en fraude door het opstellen en indienen van valse urenstaten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van valsheid in geschrifte en oplichting door het opstellen en indienen van valse urenstaten. De tenlastelegging omvatte het vervalsen van een urenverantwoordingsstaat en het frauduleus verkrijgen van betalingen van benadeelde partijen. De verdachte heeft in de periode van 10 januari 2020 tot en met 4 december 2020, 47 valse urenstaten ingediend bij [benadeelde partij01] B.V., wat resulteerde in een onterecht ontvangen bedrag van € 73.200.

Tijdens de zitting heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd en zijn verantwoordelijkheid voor zijn daden erkend. Hij heeft aangegeven dat hij in de pleegperiode kampte met een cocaïneverslaving, maar inmiddels anderhalf jaar clean is en een baan heeft. Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Gezien zijn positieve ontwikkeling heeft het hof besloten om een taakstraf van 200 uren op te leggen in plaats van een gevangenisstraf.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet duidelijk was welke partij welke schade had geleden. Het hof heeft geoordeeld dat de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter indienen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002331-22
datum uitspraak: 7 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-072959-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1980,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 augustus 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode 10 januari 2020 tot en met 4 december 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, te weten 47 malen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een urenverantwoordingsstaat valselijk: - heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door deze te voorzien van gegevens van de opdrachtgever ([opdrachtgever]), uitvoerder ([uitvoerder]) en (valselijk) van een handtekening van voornoemde opdrachtgever/uitvoerder, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, en/of; - heeft gebruikt, als waren deze echt en onvervalst, door voornoemde urenverantwoordingsstaat (telkens) digitaal (per mail) toe te sturen aan/in te dienen bij [benadeelde partij01] B.V.;
2.
hij in of omstreeks de periode 10 januari 2020 tot en met 4 december 2020, te Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, te weten 47 malen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij01] B.V. en/of [benadeelde partij02] Vof en/of [slachtoffer01] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de (uit)betaling van facturen (met een totaalbedrag van 73.200 Euro), door:
- te doen voorkomen te hebben gewerkt door een urenverantwoordingsstaat op te maken en (valselijk) te voorzien van een accordering middels handtekening, en/of;
- ( vervolgens) deze verantwoordingsstaat digitaal in te dienen bij [benadeelde partij01] B.V. en/of (daarbij) een opgestelde factuur in te dienen bij [benadeelde partij01] B.V., en/of;
- ( daarmee) de schijn op te houden nog altijd als ZZP'er werkzaam te zijn in opdracht van [benadeelde partij02] Vof, althans werkzaamheden te verrichten, en/of;
- ( als gevolg waarvan) [benadeelde partij02] Vof en/of [slachtoffer01] door [benadeelde partij01] B.V. werden gefactureerd voor voornoemde ingediende factu(u)r(en) en deze aan [benadeelde partij01] B.V. heeft betaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 10 januari 2020 tot en met 4 december 2020 te Amsterdam, 47 malen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een urenverantwoordingsstaat heeft vervalst, door deze te voorzien van gegevens van de opdrachtgever ([opdrachtgever]), uitvoerder ([uitvoerder]) en (valselijk) van een handtekening van voornoemde uitvoerder, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en heeft gebruikt, als waren deze echt en onvervalst, door voornoemde urenverantwoordingsstaat (telkens) digitaal (per mail) in te dienen bij [benadeelde partij01] B.V.;
2.
hij in de periode 10 januari 2020 tot en met 4 december 2020, te Amsterdam, 47 malen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [benadeelde partij01] B.V. en [benadeelde partij02] Vof heeft bewogen tot de (uit)betaling van facturen (met een totaalbedrag van 73.200 Euro), door:
- te doen voorkomen te hebben gewerkt door een urenverantwoordingsstaat op te maken en (valselijk) te voorzien van een accordering middels handtekening, en;
- ( vervolgens) deze verantwoordingsstaat digitaal in te dienen bij [benadeelde partij01] B.V. en (daarbij) een opgestelde factuur in te dienen bij [benadeelde partij01] B.V., en;
- ( daarmee) de schijn op te houden nog altijd als ZZP'er werkzaam te zijn in opdracht van [benadeelde partij02] Vof.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht om oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte in de pleegperiode kampte met een cocaïneverslaving, hetgeen hem heeft aangezet tot het plegen van de tenlastegelegde feiten. De verdachte is inmiddels anderhalf jaar clean en wil nu verantwoordelijkheid nemen voor zijn daden. Daarbij heeft de verdachte op dit moment een baan en is hij bezig met het aflossen van zijn schulden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze positieve ontwikkelingen doorkruizen en meer problemen opleveren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting door het opmaken en indienen van 47 valse urenstaten bij [benadeelde partij01] B.V. (hierna ook: [benadeelde partij01] ). Op basis van deze valse urenstaten heeft [benadeelde partij01] als zijnde bemiddelaar (en indirect [benadeelde partij02] VOF als zijnde opdrachtgever) de verdachte ten onrechte circa € 73.200 uitbetaald. Door aldus te handelen heeft de verdachte zijn eigen financiële gewin vooropgesteld en is hij voorbijgegaan aan het (financiële) nadeel dat hij zijn opdrachtgever en bemiddelaar heeft berokkend.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd en in dat opzicht verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij door een moeilijke periode verslaafd is geraakt aan cocaïne waardoor hij, onder invloed van zijn verslaving, de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft ter zitting ook aangegeven dat hij het ten onrechte door hem ontvangen bedrag wil terugbetalen. Volgens het hof is aannemelijk geworden dat de verdachte na deze moeilijke periode een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, met behulp van familie en kennissen, nu anderhalf jaar clean is en sinds enige tijd weer werkt als timmerman. Daarnaast is hij bezig met het aflossen van zijn schulden.
Tevens heeft het hof acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 augustus 2023 waaruit volgt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld terzake misdrijven, hetgeen in zijn voordeel weegt.
Het hof overweegt dat de ernst van de feiten in beginsel een gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd zou rechtvaardigen. Met de raadsvrouw ziet het hof echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, aanleiding af te zien van een gevangenisstraf. Het hof acht het in het belang van de verdachte én de samenleving dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte niet worden doorkruist door een straf die meebrengt dat de verdachte naar de gevangenis moet, waarbij het gevaar bestaat dat de verdachte zijn woonruimte en huidige baan (waarmee hij in staat is zijn schulden af te lossen) zou verliezen.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade. Deze bedraagt € 82.360,00, te vermeerderen met wettelijke rente, en bestaat uit € 73.200 ter compensatie van de ten onrechte uitbetaalde (valse) urenstaten en € 9.160 ter compensatie van advocaatkosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 77.200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 73.200, ter compensatie van de uitbetaalde urenstaten. Ten aanzien van de gevorderde advocaatkosten heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De raadsvrouw heeft het hof primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de vordering te matigen, omdat de verdachte minder geld uitbetaald zou hebben gekregen dan door [benadeelde partij01] is gevorderd.
Gelet op de uit de bewezenverklaring blijkende feiten en omstandigheden en gelet op het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding, omdat niet duidelijk is geworden welke partij nu welke schade heeft geleden.
Kort gezegd bemiddelde [benadeelde partij01] tussen de verdachte en [benadeelde partij02] VOF (hierna ook: [benadeelde partij02] ). [benadeelde partij01] heeft in dat verband in opdracht van de verdachte de facturatie aan [benadeelde partij02] verzorgd. De verdachte heeft op zijn beurt aan [benadeelde partij01] gefactureerd via een factoringbedrijf.
Uit het dossier blijkt dat [benadeelde partij01] indirect, namelijk via het factoringbedrijf, bedragen aan de verdachte heeft betaald. [benadeelde partij01] factureerde op haar beurt aan [benadeelde partij02] en laatstgenoemde zou die facturen “grotendeels” hebben voldaan. De exacte omvang van de door [benadeelde partij01] (en/of [benadeelde partij02] ) geleden schade veroorzaakt door de feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld is echter niet inzichtelijk gemaakt. [benadeelde partij01] is (net als [benadeelde partij02] ) een professionele partij en zij is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter zitting in hoger beroep.
Naar de schade van de benadeelde zou nader onderzoek moeten worden gedaan, maar dat gaat het bestek van de onderhavige strafprocedure te buiten. Bij die stand van zaken kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij die slechts bij de burgerlijke rechter (laten) aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade. Deze bedraagt € 73.200,00 ter compensatie van de ten onrechte uitbetaalde (valse) urenstaten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
De raadsvrouw heeft het hof primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de vordering te matigen, omdat de verdachte minder geld uitbetaald zou hebben gekregen dan door [benadeelde partij02] is gevorderd.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu onvoldoende informatie voorhanden is om vast te stellen wie van de benadeelde partijen ( [benadeelde partij01] dan wel [benadeelde partij02] ) uiteindelijk de (valse) urenstaten heeft betaald. Hoewel uit de stukken is gebleken dat [benadeelde partij01] een bedrag heeft uitbetaald aan de verdachte, blijkt uit de stukken eveneens dat [benadeelde partij02] een deel van die kosten zou hebben betaald aan [benadeelde partij01] . De exacte omvang van de door [benadeelde partij02] (en/of [benadeelde partij01] ) geleden schade veroorzaakt door de feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld is echter niet inzichtelijk gemaakt. [benadeelde partij02] is (net als [benadeelde partij01] ) een professionele partij en zij is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter zitting in hoger beroep.
Naar de schade van de benadeelde zou nader onderzoek moeten worden gedaan, maar dat gaat het bestek van de onderhavige strafprocedure te buiten. Bij die stand van zaken kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij die slechts bij de burgerlijke rechter (laten) aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 55, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] VOF
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] VOF niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. E. van Die en mr. M.R. Paardekooper, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2023.
Mr E. van Die is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]