ECLI:NL:GHAMS:2023:2470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
23-002792-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in ontnemingszaak na veroordeling voor hennepteelt met vervanging bewijsoverweging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, geboren in 1981, was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 18.141,86 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had deze vordering toegewezen, waarop de betrokkene hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 augustus 2023 heeft de verdediging betoogd dat de ontnemingsvordering op nihil gesteld moest worden, omdat de betrokkene geen voordeel zou hebben genoten van een eerdere oogst. Subsidiair werd verzocht om de ontnemingsvordering te matigen tot € 2.000,00, gebaseerd op lagere opbrengsten en hogere kosten dan door het openbaar ministerie berekend. Het hof heeft echter geoordeeld dat de betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen voordeel heeft genoten en dat de eerdere oogst van mindere kwaliteit was.

Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor een eerdere succesvolle oogst van 200 hennepplanten en dat de kosten zoals berekend in het ontnemingsrapport terecht zijn gehanteerd. De verklaring van de betrokkene over zijn kosten was onvoldoende onderbouwd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de vervangingen in de bewijsoverweging. De betrokkene blijft dus verplicht om het bedrag van € 18.141,86 aan de Staat te betalen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002792-22
datum uitspraak: 7 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2022 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
13-150158-21 tegen de betrokkene
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1981,
adres: [adres01] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 18.141,86.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2022 veroordeeld ter zake van - kort gezegd - het telen van hennep op 11 november 2020 en diefstal van elektriciteit in de periode van 7 juli 2020 tot en met 11 november 2020 te Amsterdam.
Daarnaast heeft de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 11 oktober 2022 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 18.141,86 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en diens raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging van de rechtbank zal vervangen door de navolgende overweging.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering op nihil gesteld dient te worden, omdat de betrokkene geen voordeel heeft genoten bij gebrek aan een eerdere winstgevende oogst. Subsidiair stelt de verdediging dat het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden gematigd tot € 2.000. Hiertoe is aangevoerd dat de eerdere oogst van mindere kwaliteit was, waardoor bij de berekening van de opbrengst moet worden uitgegaan van een opbrengst van € 4,00 per gram, in plaats van het in de BOOM-standaard gehanteerde bedrag van € 5,54 per gram. Daarnaast zou de betrokkene meer kosten hebben gemaakt (€ 8.000,00) dan waar het openbaar ministerie in haar berekening vanuit is gegaan (€ 1.734,00). Uitgaande van een opbrengst van 2.500 gram hennep en € 8.000,00 kosten komt het wederrechtelijk verkregen voordeel uit op € 2.000,00, aldus de verdediging. Indien het hof toch uitgaat van het door het openbaar ministerie berekende bedrag aan kosten van € 1.734,00, verzoekt de verdediging meer subsidiair matiging van de ontnemingsvordering tot een bedrag van € 8.266,00.
Het hof overweegt als volgt.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2022 veroordeeld ter zake van hennepteelt op 11 november 2020. Uit het proces-verbaal ‘aantreffen hennepkwekerij’ blijkt dat op 11 november 2020 op het adres van de betrokkene in totaal 200 hennepplanten zijn aangetroffen. In de hennepkwekerij van de betrokkene zijn onder andere de volgende aanwijzingen aangetroffen die duiden op een eerdere oogst: stof op diverse apparatuur, gebruikte lampen, verdroogde hennepresten, een pot met wortelresten van hennepplanten, vervuilde koolstoffilters en lege jerrycans met groeimiddelen. [1] Bovendien is door de betrokkene ten overstaan van de politie erkend dat een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. [2]
De verklaring van de betrokkene dat de eerdere oogst slechts een ‘try-out’ betrof waar hij geen voordeel van heeft genoten, acht het hof niet aannemelijk geworden. Daarbij neemt het hof onder meer in aanmerking dat de betrokkene wisselend heeft verklaard over de vraag of sprake is geweest van een eerdere oogst en zo ja, welke omvang deze eerdere oogst zou hebben gehad. Ook is volgens het hof niet aannemelijk geworden dat de eerdere oogst van mindere kwaliteit was dan gebruikelijk. Gelet op het voorgaande neemt het hof als uitgangspunt dat sprake is geweest van één eerdere succesvolle oogst van 200 hennepplanten (conform het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ (hierna: het ontnemingsrapport). Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat een kleiner aantal planten is geoogst.
De verklaring van de betrokkene dat hij veel meer kosten heeft gemaakt dan waar bij de berekening in het ontnemingsrapport van wordt uitgegaan, is onvoldoende onderbouwd. De betrokkene stelt de kweekspullen ten dele tweedehands en ten dele nieuw te hebben gekocht. Van deze aankopen heeft de betrokkene echter geen enkel (betalings)bewijs overgelegd. Met de politierechter gaat het hof derhalve uit van de kostenberekening zoals opgenomen in het ontnemingsrapport. [3] Op grond van dit ontnemingsrapport, alsmede het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en het dossier in de strafzaak is aannemelijk geworden dat de betrokkene door middel van of uit de baten van het onder 1 ten laste gelegde feit waarvoor hij in de onderliggende strafzaak is veroordeeld, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ten bedrage van € 18.141,86.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. E. van Die en mr. M.R. Paardekooper, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2023.
Mr E. van Die is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij op 11 november 2020 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] , doorgenummerde dossierpagina’s 001-007.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2020223872-12 van 11 november 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant03] en [verbalisant04] , doorgenummerde dossierpagina 116 (in antwoord op de tweede vraag van onder).
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e 2e lid Sr op 1 april 2021 opgemaakt door rapporteur [naam01] , doorgenummerde dossierpagina’s 031-038.