ECLI:NL:GHAMS:2023:2455

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
200.323.544/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van omgangsregeling en zorgverdeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling en zorgverdeling van de minderjarige [minderjarige] tussen de ouders, de vader en de moeder, na hun echtscheiding. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 1 december 2022 aangevochten, waarin de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem was vastgesteld, maar de zorg- en opvoedingstaken niet naar zijn wens waren verdeeld. De moeder, die lijdt aan Multiple Sclerose, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om wijziging van de zorgregeling, waarbij zij zich beroept op haar beperkte belastbaarheid en de wensen van [minderjarige].

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2023 zijn beide ouders verschenen, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de verzoeken van beide ouders per thema besproken, te beginnen met de reguliere zorgregeling. De moeder heeft een wijziging voorgesteld in de weekendregeling, die het hof heeft toegewezen, omdat deze beter aansluit bij de behoeften van [minderjarige] en de situatie van de moeder.

Daarnaast heeft het hof de verzoeken van de vader om de zomervakantie en kerstvakantie te wijzigen beoordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is om in 2024 de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader door te brengen, zodat zij met hem en zijn familie naar Australië kan reizen. Voor de kerstvakantie is besloten dat [minderjarige] in even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijft, en in oneven jaren omgekeerd. De bestreden beschikking is op deze punten vernietigd en de nieuwe regeling is vastgesteld, waarbij de overige beslissingen van de rechtbank zijn bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.323.544/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/323306 / FA RK 21-6107
Beschikking van de meervoudige kamer van 17 oktober 2023 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.L. Verhoeven te Haarlem,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. 't Hart te Haarlem.
Als belanghebbende is door het hof aangemerkt:
de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie: [plaats A]
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie: Haarlem (hierna: de rechtbank) van 1 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 27 februari 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 1 december 2022.
2.2
De moeder heeft op 19 april 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vader heeft op 6 juni 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn daarnaast de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de moeder van 26 april 2023 met bijlage;
- een bericht van de vader van 8 mei 2023 met bijlage;
- een bericht van de vader van 18 augustus 2023 met bijlage;
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 4 september 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw V.A.S. Regout.
De moeder is, met bericht van verhindering, niet verschenen ter zitting. De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
2.6
De voorzitter heeft na de zitting, op 5 september 2023, met de minderjarige [minderjarige] gesproken. Op 8 september 2023 is het verslag van dit gesprek per-email aan partijen gezonden.
2.7
Bij e-mail van 12 september 2023 heeft de moeder gereageerd op het gespreksverslag en op de vraag of zij de opvang van [minderjarige] met haar netwerk geregeld krijgt.
2.8
Bij e-mail van 18 september 2023 heeft de vader op het gespreksverslag en op de reactie van de moeder gereageerd.

3.De feiten

3.1
Uit het -inmiddels door echtscheiding ontbonden- huwelijk van de moeder en de vader is geboren: [minderjarige] [in] 2011.
3.2
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [minderjarige] . De moeder heeft de ziekte Multiple Sclerose (MS) en verblijft in [X] , te [plaats B] , waar zij 24-uurs zorg ontvangt.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 9 juni 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 9 juni 2023. Bij beschikking van de kinderrechter van 17 mei 2023 is het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van 9 maanden afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader bepaald. Daarnaast is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld waarbij [minderjarige] bij de moeder verblijft:
- in de oneven weekenden van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.30 uur en onder voorbehoud van het wedstrijdschema van haar eigen hockeyteam. Indien er hockeywedstrijden zijn op zaterdag, start de zorgregeling direct na de wedstrijd. De vader zal uiterlijk woensdag informeren of, waar en hoe laat er een wedstrijd is;
- wekelijks op woensdag van 14.00 -17.30 uur of op donderdagmiddag van 14.00 -
17.3
als [minderjarige] bijles heeft;
- in 2022 het weekend waarin kerstavond en eerste kerstdag valt tot de tweede
kerstdag 11.00 uur;
- van 27 februari 2023 vanaf 11.00 uur tot en met 5 maart 2023 om 17:30 uur;
- 7 april 2023 (Goede Vrijdag) van 11.00 uur tot 17.30 uur en,
vanaf de meivakantie 2023 tijdens vakanties en feestdagen:
- de eerste week van de meivakantie;
- jaarlijks roulerend de herfst- of voorjaarsvakantie;
- de helft van de zomervakantie, het ene jaar de eerste helft van de vakantie en het
andere jaar de tweede helft,
waarbij de vakantie aanvangt en eindigt op de zaterdag 11.00 uur ongeacht wiens
weekend het is;
- jaarlijks roulerend op eerste of tweede paasdag vanaf 11.00 uur;
- jaarlijks roulerend op Hemelvaartsdag vanaf 11.00 uur;
- jaarlijks roulerend op eerste of tweede pinksterdag vanaf 11.00 uur;
- jaarlijks roulerend eerste kerstdag of tweede kerstdag vanaf 11.00 uur;
- jaarlijks roulerend tijdens oud en nieuw,
(…)
het meer of anders verzochte is door de rechtbank afgewezen.
In principaal hoger beroep
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking te bepalen:
dat de vader in 2023, 2024 en 2025 de eerste drie weken van de zomervakantie met [minderjarige] doorbrengt en de moeder de laatste drie weken en vanaf 2026 de zomervakantie te laten rouleren, waarbij de moeder in 2026 de eerste drie weken van de zomervakantie heeft en de vader de laatste drie weken.
Daarnaast verzoekt de vader, na wijziging van zijn verzoek ter zitting, te bepalen dat [minderjarige] met ingang van 2023 de eerste week van de kerstvakantie bij de moeder verblijft en de tweede week van de kerstvakantie bij de vader en dit vervolgens jaarlijks alternerend.
Ter zitting heeft de vader zijn verzoek over de verdeling van het paasweekend, het pinksterweekend en het hemelvaartweekend ingetrokken.
4.3
De moeder verzoekt het verzoek van de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit verzoek af te wijzen.
In incidenteel hoger beroep
4.4
In incidenteel hoger beroep verzoekt de moeder de bestreden beschikking te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat [minderjarige] :
- het ene weekend dat zij bij haar moeder verblijft (in de oneven weekenden) vanaf 11.00 uur/einde hockey op zaterdag tot 11.30 uur op zondag en tot zondag 17.30 uur als oma op bezoek komt uit [plaats C] of andere familie (ruim van te voren - 6 weken- bekend en gemeld) bij de moeder is;
- in het andere weekend dat zij bij de moeder verblijft (in de oneven weekenden) alleen op zondag van 11.00 uur tot 17.30 uur bij de moeder is.
4.5
De vader refereert zich op dit punt aan het oordeel van het hof.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Het hof ziet aanleiding het principaal en incidenteel hoger beroep per thema te bespreken, eerst de reguliere zorgregeling, daarna de verdeling van de kerstvakantie en de zomervakantie.
Reguliere zorgregeling
Standpunten van de betrokkenen
5.3
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep om een wijziging in de reguliere zorgregeling, zoals hiervoor onder 4.4 vermeld. Haar beperkte belastbaarheid als gevolg van MS, de op komst zijnde veranderingen in het leven van [minderjarige] , de indicatie van [minderjarige] dat ze niet meer ieder weekend bij haar moeder wil slapen, en de toenemende hoeveelheid huiswerk maken dat de huidige zorgregeling niet meer passend bij de situatie is. De moeder heeft in dit kader een brief van haar begeleidende instantie [X] overgelegd, waaruit blijkt dat eens per maand logeren voor nu haalbaar is, maar dat het voor haar teveel is als zij de dag erna een hele dag omgang heeft met [minderjarige] . De moeder is volgens [X] gebaat bij frequente maar niet te lange contactmomenten met [minderjarige] en voorspelbaarheid van de zorgregeling.
5.4
De vader verzet zich niet tegen het verzoek van de moeder in incidenteel hoger beroep om de reguliere zorgregeling te wijzigen en hij zich refereert aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
5.5
Het hof is van oordeel dat de door de moeder voorgestelde weekendregeling, die op dit moment al in praktijk wordt uitgevoerd, het beste aansluit bij de behoefte van [minderjarige] om haar moeder regelmatig te zien en de beperkte belastbaarheid van de moeder zoals ook blijkt uit de door haar overgelegde brief van [X] . Nu door de vader gerefereerd wordt aan het oordeel van het hof zal het verzoek van de moeder in incidenteel hoger beroep worden toegewezen en de bestreden beschikking ten aanzien van de weekendregeling worden vernietigd.
Verdeling van de zomer- en kerstvakantie
Standpunten van de betrokkenen
5.6
De vader is het niet eens met de verdeling van de zomervakantie en de kerstvakantie in de bestreden beschikking. Hij zou graag willen dat [minderjarige] naast de zomervakantie in 2023 en 2025 ook in het jaar 2024 in de eerste drie weken bij hem verblijft zodat hij met [minderjarige] en zijn familie naar Australië zou kunnen gaan. De schoolvakanties van de neefjes van [minderjarige] vallen onder vakantieregio [regio] en hebben een beperkte overlap met de vakantieperiode van [minderjarige] . Om de periode van deze reis op elkaar af te stemmen is het daarom nodig dat [minderjarige] in 2024 ook de eerste drie weken van de vakantie bij de vader verblijft. De jaren daarna, vanaf 2026, kunnen wat hem betreft om en om verdeeld worden.
Daarnaast is de vader het niet eens met de verdeling van de kerstdagen. Hij verzoekt te bepalen dat [minderjarige] bij iedere ouder een week verblijft, in de even jaren de eerste week met kerst bij de vader, de week van oud en nieuw bij de moeder en in de oneven jaren in de eerste week van kerst bij de moeder en de week van oud en nieuw bij de vader.
In zijn aanvullende reactie heeft de vader zich op het standpunt gesteld dat de moeder en haar netwerk in principe verantwoordelijk zijn voor de opvang van [minderjarige] in de weken dat [minderjarige] volgens de planning bij haar verblijft. Als dat niet lukt, heeft de vader verklaard dat hij voor opvang wil zorgen, mits dit ruim van te voren wordt gecommuniceerd en hij daartoe ook de mogelijkheden heeft.
5.7
De moeder wil geen wijziging in het vakantierooster. De steeds maar terugkerende wijzigingen geven haar stress en dit gaat ten koste van haar gezondheid. Zij wil rust en voorspelbaarheid. De moeder vindt het argument van de vader om met zijn familie op vakantie te kunnen minder zwaarwegend dan het belang van haar als moeder om, nu het vanwege haar broze gezondheid nog kan, [minderjarige] regelmatig te kunnen zien. Zij voelt zich buitenspel gezet door de vader.
De moeder is het niet eens met de door de vader verzochte verdeling van de kerstdagen. Zij verzoekt te bepalen dat [minderjarige] altijd de eerste week bij haar verblijft en de tweede week bij de vader. Na de zitting heeft de moeder aan het hof laten weten zij in beginsel met haar netwerk de opvang van [minderjarige] kan verzorgen. Mocht dat niet lukken verzoekt de moeder te bepalen dat zij alleen omgang met [minderjarige] heeft op de door haar aangegeven momenten en dat de door haar aangegeven momenten leidend zijn.
5.8
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de voorzitter verklaard dat zij graag de hiervoor bedoelde reis naar Australië zou willen maken, wat betekent dat zij in de zomervakantie van 2024 de eerste drie weken bij haar vader zou moeten zijn. Ten aanzien van de kerstvakantie zou zij het liefst zien dat deze in twee helften wordt verdeeld, zodat zij de mogelijkheid heeft een week met haar vader en familie op skivakantie te gaan.
Advies van de raad
5.9
De raad adviseert het hof de verzoeken van de vader toe te wijzen, zodat [minderjarige] ook in 2024 een lange reis met haar familie kan maken. De door de vader verzochte verdeling van de kerstvakantie biedt hun de mogelijkheid om met de familie op skivakantie te gaan. De raad geeft de vader als advies oog te houden voor de moeilijke situatie waarin de moeder zich bevindt.
Oordeel van het hof
5.1
Ten aanzien van de zomervakantie overweegt het hof als volgt. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat zij met haar vader, met haar neefjes (van vaderszijde) en grootouders een reis naar Australië kan maken. Daarvoor is nodig dat zij op het zelfde moment als haar neefjes, die onder vakantieregio [regio] vallen, bij haar vader verblijft, te weten in de eerste drie weken van de zomervakantie van 2024. Bij de bestreden beschikking is echter bepaald dat [minderjarige] in 2024 de laatste drie weken bij haar vader verblijft.
Het hof ziet daarom aanleiding dit deel van de zorgregeling conform het verzoek van de vader vast te stellen. Het voorgaande betekent niet dat de moeder minder tijd met [minderjarige] kan doorbrengen. Het hof heeft begrip voor de omstandigheid dat wijziging in vakantieroosters de moeder stress geeft en dat dit voor haar gelet op haar situatie moeilijk is. Echter, de wijziging betreft de zomervakantie in 2024. Dit geeft de moeder nog ruim de gelegenheid de vakantieregeling af te stemmen met haar ondersteunend netwerk.
5.11
Ten aanzien van de kerstvakantie oordeelt het hof als volgt. Het hof constateert met partijen dat in de bestreden beschikking kerst en oud en nieuw zijn verdeeld, maar niet de daaromheen liggende vakantiedagen. Ter zitting is gebleken dat partijen onderling overeenstemming hebben bereikt over de kerstvakantie in 2023, in die zin dat [minderjarige] de eerste week bij haar moeder verblijft en de tweede week bij haar vader. Bij het hof ligt nog voor de vraag hoe de vakanties na 2023 moeten worden verdeeld, ofwel altijd bij dezelfde persoon in dezelfde week ofwel alternerend.
Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat zij afwisselend met beide ouders kerstdagen kan vieren en dat duidelijk is wanneer [minderjarige] met haar neefjes, haar vader en zijn familie op skivakantie kan gaan. Daarom ziet het hof aanleiding het verzoek van de vader toe te wijzen en te bepalen dat [minderjarige] in de kerstvakantie, afwisselend in de ene week bij haar moeder zal verblijven en de andere week bij de vader. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] dan in de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en het (even) jaar erna andersom. De rechtbank beslissing van de rechtbank dat de vakantie aanvangt en eindigt op de zaterdag 11.00 uur ongeacht wiens weekend het volgens de reguliere zorgregeling is, blijft in stand. Dit alles betekent dat de beide kerstdagen en oud en nieuw niet afzonderlijk worden verdeeld.
Uitgangspunt is dat (het netwerk van) de moeder zorgt voor opvang van [minderjarige] in de weken dat zij volgens planning bij haar moeder doorbrengt. Als dat niet lukt, heeft de vader verklaard dat hij voor opvang wil zorgen, mits dit ruim van te voren wordt gecommuniceerd en hij daartoe ook de mogelijkheden heeft. Het hof gaat ervan uit dat de ouders en het netwerk dit in overleg zullen afstemmen.

6.Beslissing

Het hof, in principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de weekenden en bepaalt dat [minderjarige] bij de moeder verblijft in de oneven weekenden waarbij zij:
- het ene oneven weekend vanaf 11.00 uur/einde hockey op zaterdag tot 11.30 uur op zondag en tot zondag 17.30 uur als oma op bezoek komt uit [plaats C] of andere familie (ruim van te voren - 6 weken - bekend en gemeld) en
- het andere oneven weekend op zondag van 11.00 uur tot 17.30 uur;
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de bepaling over de zomervakantie, en bepaalt dat in 2024 en 2025 [minderjarige] de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader zal verblijven en de laatste drie weken bij de moeder. Vanaf 2026 zal [minderjarige] de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder zal verblijven en de laatste drie weken bij de vader en daarna telkens andersom;
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de bepaling over de kerstvakantie en bepaalt dat [minderjarige] in de even jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de vader zal verblijven en de tweede week bij de moeder, en in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de moeder en de tweede week bij de vader;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. J.M. van Baardewijk en mr. G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van Tol als griffier en is op 17 oktober 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.