ECLI:NL:GHAMS:2023:2430

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
23-001303-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens overschrijding termijn en rechtsgeldigheid dagvaarding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg op 27 januari 2023 bij verstek veroordeeld en heeft op 28 april 2023 hoger beroep ingesteld. De verdediging stelde dat de dagvaarding in eerste aanleg niet rechtsgeldig was betekend, omdat de verdachte niet op de hoogte zou zijn geweest van de zitting. Het hof heeft echter vastgesteld dat de dagvaarding op 18 november 2022 in persoon aan de verdachte is betekend, conform de geldende wet- en regelgeving. De akte van uitreiking was niet ondertekend, maar de koerier had bevestigd dat de dagvaarding op het juiste adres was afgeleverd. Het hof concludeert dat de verdachte het hoger beroep te laat heeft ingesteld, aangezien dit binnen veertien dagen na de einduitspraak had moeten gebeuren. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maken. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001303-23
datum uitspraak: 14 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (locatie Amsterdam) van 27 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 96-118853-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot het ontvankelijk verklaren van de verdachte in het ingestelde hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 27 januari 2023 te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is op 27 januari 2023 bij verstek veroordeeld en heeft op 28 april 2023 hoger beroep ingesteld.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de zaak moet worden teruggewezen naar de rechtbank, nu de dagvaarding in eerste aanleg niet rechtsgeldig is betekend. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verdachte stellig ontkent dat hij op de hoogte was van de zitting omdat de dagvaarding niet aan hem is uitgereikt en hij deze niet in zijn brievenbus heeft aangetroffen. Ook een koerier heeft hij daarover niet gesproken. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat gebruik is gemaakt van de Covid-19 werkwijze, terwijl alle Covid maatregelen op dat moment al waren afgeschaft.
Het hof overweegt als volgt.
De akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om op de terechtzitting van de kantonrechter van 27 januari 2023 te verschijnen houdt in dat die dagvaarding op 18 november 2022 in persoon is uitgereikt op het op die akte vermelde adres van de verdachte. Dit betreft het adres waarop de verdachte vanaf 29 maart 2004 tot en met heden is ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: BRP). Deze akte is onder “Ik heb de gerechtelijke brief in ontvangst genomen” niet voorzien van een handtekening maar wel van de naam van de ontvanger. Daarnaast heeft de koerier aangevinkt dat hij deze akte naar waarheid heeft ingevuld en ondertekend.
Een aan de akte gehecht formulier ‘Aanvulling op de akte van uitreiking’ vermeldt dat dit formulier wordt gebruikt als op de akte van uitreiking geen handtekening voor ontvangst is geplaatst. Op deze akte heeft de koerier onder het kopje ‘Nadere informatie over de wijze waarop ik mij heb vergewist van de identiteit van de ontvanger zoals bedoeld in artikel. 36h onder d Sv’, aangevinkt: ‘Gevraagd naar zijn/haar naam gaf de ontvanger de naam van de geadresseerde op’. Onder het kopje ‘Nadere informatie over de wijze waarop de uitreiking heeft plaatsgevonden’ is aangevinkt dat de koerier, nadat hij de ontvanger had gesproken en dit aan hem/haar aan aangekondigd, de gerechtelijke mededeling in de bij zijn/haar woning behorende brievenbus heeft gedaan.
Op het formulier ‘Aanvulling op de akte van uitreiking’ wordt verwezen naar de Regeling modellen van akte gerechtelijke mededelingen [1] . Deze regeling is per 15 februari 2022 vervallen en vervangen door een vrijwel identieke regeling, te weten de Regeling modellen van akte gerechtelijke mededelingen 2021 [2] , die vanaf 15 november 2021 tot en met heden van kracht is. Uit artikel 2 van de laatstgenoemde Regeling blijkt dat wanneer degene aan wie de uitreiking heeft plaatsgevonden geen handtekening voor ontvangst wil plaatsen in verband met de uitbraak van COVID-19 de aanvulling op de akte van uitreiking wordt ingevuld. De akte van uitreiking en de aanvulling op de akte van uitreiking zijn opgenomen als bijlagen bij deze regeling en komen overeen met de akte van uitreiking en de aanvulling op de akte in de onderhavige zaak.
In artikel 408 eerste lid, aanhef en onder a, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is bepaald dat het hoger beroep moet worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak als de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de akte van uitreiking en de aanvulling op deze akte.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de dagvaarding in eerste aanleg overeenkomstig artikel 36e lid 1, aanhef en onder b, Sv, in samenhang met artikel 2 van de Regeling en de in de bijlage bij de Regeling opgenomen aanvulling op de akte van uitreiking aan de verdachte, in persoon is betekend. Voor de rechtsgeldigheid van die betekening is een op de akte gestelde handtekening voor ontvangst geen vereiste. De verdachte had daarom op grond van artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, Sv het hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak van de kantonrechter op 27 januari 2023 moeten instellen. Het hoger beroep is echter pas ingesteld op 28 april 2023. Overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep betekent dat de verdachte niet in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. Slechts als sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn, kan het gevolg van niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven. Daarvan is hier niet gebleken.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov en D.M.M. Linskens, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2023.
De griffier mr. A. Ivanov en mrs. Klappe en Durdu-Agema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 24 april 2020, nr. 2559720, houdende vaststelling van modellen van akte ten behoeve van de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen.
2.Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 1 november 2021, nr. 3565428, houdende vaststelling van modellen van akte ten behoeve van de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen 2021.